‘Nee. Ze komen van alle kanten aanlopen, de hele ochtend al. Er moeten er nu wel honderden zijn.’ Ze glimlachte als de dageraad. ‘En ze zingen.’

Er waren brede nissen in alle gangen van het kasteel. Elk van deze alkoven was voorzien van kleedjes en banken en tafeltjes, blijkbaar om ervoor te zorgen dat een groep wandelaars de maaltijd kon gebruiken wanneer en waar ze maar wilden. In een ‘eethoek’, vlak bij de ‘kelderverdieping’ van het kasteel, was een lang raam, dat een hoek van negentig graden had, zodat het deel uitmaakte van wand en vloer.

Louis hijgde een beetje van het tien trappen omlaag moeten lopen. De eettafel fascineerde hem. De bovenkant leek wel gebeeldhouwd, maar de aangebrachte contouren hadden een vorm en waren over de tafel verspreid op een manier die soepborden, slabakjes, of houders voor de onderkant van een mok suggereerde. Tientallen, misschien wel honderden jaren gebruik hadden duidelijke sporen achtergelaten op het harde witte materiaal.

‘Je zou geen borden gebruiken,’ zei Louis, hardop denkend. ‘Je zou het voedsel opdienen in de uithollingen, en de tafel later afspuiten.’

Het leek niet zo fris, maar …? ‘Ze zullen wel geen vliegen of muggen of wolven hebben meegebracht. Waarom dan wel bacterien?’

‘Onschadelijke bacterien,’ beantwoordde hij zijn eigen vraag. ‘Voor in het darmkanaal. En als een soort muteerde, de gastheer aanviel …’ Er zou dan natuurlijk allang geen immuniteit tegen een ziekte meer bestaan. Was de Ringwereld-beschaving op die manier ten onder gegaan? Elke beschaving heeft een bepaald minimum aan leden nodig, anders zakt ze ineen.

Teela en Spreker besteedden geen aandacht aan hem. Ze zaten in de knik van het raam geknield en keken omlaag. Louis liep hen toe.

‘Ze zijn nog steeds bezig,’ zei Teela. En dat waren ze inderdaad.: Louis schatte dat zo’n duizend mensen naar hen opkeken. Ze zongen niet meer.

‘Ze kunnen echt niet weten dat we hier zijn,’ zei hij.

‘Misschien vereren ze het gebouw wel,’ suggereerde Spreker. ‘Maar dan nog kunnen ze dat niet elke dag doen. We zijn te ver van de rand van de stad vandaan. Ze zouden de velden niet kunnen bereiken.’

‘Misschien zijn we toevallig gearriveerd op een bijzondere dag, de heilige dag.’

‘Misschien is er gisteravond wel iets gebeurd,’ zei Teela. ‘Iets bijzonders. Wij bijvoorbeeld, als iemand ons toch heeft gezien. Of dat spul daar.’ Ze wees.

‘Daar heb ik ook al over nagedacht,’ zei Spreker. ‘Hoe lang valt het al?’

‘Van het ogenblik dat ik wakker ben geworden vanochtend, en :? wie weet hoe lang daarvoor al. Draad van de schaduwvlakken, kilometers draad. Waarom denk je dat het hier terecht is gekomen?’

Louis dacht aan de negen miljoen kilometer tussen twee schaduwvlakken … aan een hele negen miljoen kilometer lange draad,. losgerukt door de kracht van de botsing met de Leugenaar … met de Leugenaar neervallend naar de Ringwereld zelf, op bijna dezelfde koers. Het was nauwelijks verbazingwekkend dat ze nu over een stuk van dat enorme stuk draad waren gestruikeld.

Maar hij was niet in de stemming voor lange verklaringen. ‘Toeval,’ zei hij.

‘Als de architecten van de Ringwereld nu eens vandaag zouden verschijnen,’ zei de Kzin langzaam, ‘omlaag zwevend uit dit zwevende kasteel, dan zou men eerder begrijpend knikken dan verbaasd zijn. Louis, zullen we dat idee van jou over god-met-zijn-acolieten eens in de praktijk brengen?’

Louis keek naar de Kzin, zag de bekende roze-met-lavendel huid, het kussentje haar dat er speciaal scheen te groeien om op te zitten, het domino masker in oranje bont over de ogen, deed zijn ;y mond open om antwoord te geven, en rolde het volgende ogenblik amechtig van het lachen over de vloer.

Toen hij bijgekomen was, een paar minuten later, zei hij, nog nahikkend: ‘Ik bedoelde een soort oorlogsgod. Jij bent nou gewoon niet indrukwekkend genoeg om voor god te spelen. Niet tot je weer haar hebt.’

‘Maar als ik een paar mensen met mijn blote handen aan stukken scheurde, zouden ze me misschien wel respecteren.’

‘Ze zouden je respecteren op een afstand, en vanuit een goede schuilplaats. Daar hebben we niks aan. Nee, we zullen gewoon moeten wachten op jouw haar. En zelfs dan zouden we Nessus’ tasp moeten hebben.’

‘De poppenspeler is niet beschikbaar.’

‘Maar …’

‘Ik zeg dat hij niet beschikbaar is. Hoe nemen we nu contact op met de mensen hier?’

‘Jij zult hier moeten blijven. Zie wat je te weten kunt komen in de kaartenkamer. Teela en ik,’ zei Louis, en dacht er toen opeens aan. ‘Teela, je hebt de kaartenkamer nog niet gezien.’

‘Hoe ziet die er dan wel uit?’

Jij blijft hier, laat Spreker je alles maar uitleggen. Ik ga wel alleen omlaag. Jullie kunnen het gesprek volgen over de communicatieschijf en me komen halen als er moeilijkheden dreigen. Spreker, ik wil je flitslichtlaser.’

De Kzin bromde onwillig, maar hij stond het wapen wel af. Hij had toch de desintegrator nog.

Driehonderd meter boven hun hoofden hoorde hij hun eerbiedige stilte overgaan in een gemompel van verbazing, en hij wist dat ze hem hadden gezien: een heldere stip die uit het raam van het kasteel kwam vliegen. Hij zakte naar beneden.

Het gemompel verstierf niet. Iets of iemand legde de mensen het zwijgen op. Hij kon het verschil horen.

Toen begon het zingen.

‘Het sleept,’ had Teela gezegd en: ‘Ze houden geen maat’, en: ‘Het klinkt allemaal nogal vlak.’ Louis’ verbeelding had het verder aangevuld. Het zingen kwam als een verrassing; het was veel beter dan hij had verwacht.

Hij giste dat ze een twaalftoonsschaal zongen. Het systeem met octaven dat op de meeste menselijke werelden in zwang was, was ook een twaalftoonsschaal, maar er waren wel verschillen. Geen wonder dat Teela het vlak had gevonden.

Ja, het sleepte. Het was kerkelijke muziek, langzaam en plechtig, en het trad steeds weer in herhalingen, zonder harmonie. Maar het had wel grandeur.

Het plein was immens groot. Duizend mensen waren een enorme menigte na weken eenzaamheid, maar op het plein hadden er wel gekund. Luidsprekers hadden ervoor kunnen zorgen dat ze allemaal in de maat zongen, maar die waren er niet. Een man stond op een podium middenin het plein met zijn armen te zwaaien. Maar ze weigerden naar hem te kijken. Ze keken allemaal naar Louis Wu.

Ondanks dat was de muziek toch prachtig.

Teela kon die schoonheid niet horen. De muziek die zij kende was afkomstig van opnamen en 3-D sets, altijd via een microfoon, en altijd versterkt. Dat soort muziek kon worden opgepept, recht worden getrokken, de stemmen konden worden verveelvoudigd of extra benadrukt, de slechte opnames konden worden weggegooid.

Brown had nog nooit live muziek gehoord.

Louis Wu wel. Hij minderde snelheid om zijn zenuwen de tijd te geven zich eraan aan te passen, aan dit vreemde ritme. Hij herinnerde zich de grote openbare zangfestijnen op de rotsen boven de Stad, met menigten die twee keer zo groot waren geweest als deze hier, en die anders hadden geklonken, daarom, en nog een reden: Louis Wu had zelf meegezongen. Nu, terwijl de muziek in zich liet doorklinken, begonnen zijn oren zich aan te passen, hoorden de even te hoge of even te lage tonen, de dooreen dwarreling van de stemmen, het steeds weer herhalen van dezelfde frasen, de trage majestueusheid van de hymne.

Hij hield zich net op tijd tegen toen hij op het punt stond mee te gaan doen. Dat is geen goed idee, zei hij tegen zichzelf, en liet zijn cyclette naar het plein zakken.

Het podium middenin het plein was ooit het voetstuk voor een standbeeld geweest. Louis zag de menselijke voetafdrukken, een meter tachtig lang, die aangaven waar vroeger het standbeeld had gestaan. Nu stond er op het blok een soort driehoekig altaar, en een man stond met zijn rug naar het altaar met zijn armen de maat te slaan.

Een flits roze boven een grijze mantel … Louis vermoedde dat de man iets op zijn hoofd droeg, misschien wel wat van roze zijde.

Hij besloot op het voetstuk zelf te landen. Hij raakte net de steen toen de dirigent zich naar hem omdraaide. Het kostte Louis Wu bijna zijn cyclette.

Вы читаете Ringwereld
Добавить отзыв
ВСЕ ОТЗЫВЫ О КНИГЕ В ИЗБРАННОЕ

0

Вы можете отметить интересные вам фрагменты текста, которые будут доступны по уникальной ссылке в адресной строке браузера.

Отметить Добавить цитату