was nacht. Donkere wolken gleden over donker land, en toen …
‘Stadslichten.’ Louis knikte. Nou zeg. Het was allemaal wat te snel gegaan. ‘Dus niet alles is dood. We kunnen hulp krijgen.’
‘Dat denk ik niet. Misschien is dit wel moeilijk te vinden … aha!’
‘Finagle’s zwarte geest!’
Het kasteel, duidelijk hun eigen kasteel, zweefde statig boven een veld van licht. Ramen, neon, stromen zwevende lichtvlekken (dat moesten wagens zijn) … vreemd gevormde zwevende gebouwen … prachtig was het.
‘Banden. Driggit! We kijken naar oude opnamen. Ik dacht dat het live-uitzendingen zouden zijn.’ an verrukkelijk ogenblik had het erop geleken dat hun zoektocht voorbij was. Verlichte steden vol bedrijvigheid, de precieze lokatie op een kart aangegeven … maar deze beelden moesten eeuwen, beschavingen oud zijn.
‘Dat dacht ik ook gisteravond, vele uren lang. Ik vermoedde pas hoe de zaak in elkaar zat toen ik de duizenden kilometers meteoorkrater niet kon vinden die zijn geslagen bij de landing van de Leugenaar.’
Sprakeloos mepte Louis de Kzin op diens blote roze-met-lavendel schouder. Hoger kon hij niet komen.
De Kzin negeerde de vrijpostige opwelling. ‘Toen ik het kasteel had gelokaliseerd, ging het heel snel. Let op.’ Hij liet het beeld snel naar bakboord glijden. Het donkere land werd vager, alle details verdwenen. Toen waren ze boven een zwarte oceaan.
De camera scheen weg te glijden, omhoog …
‘Zie je? Een baai van een van de grote zoute oceanen ligt op ons pad naar de randmuur. De oceaan zelf is een paar keer zo groot als de grootste op Kzin of de Aarde. De baai is ter grootte van de grootste oceaan op Kzin.’
Nog meer vertraging! Kunnen we er over komen?’
‘Misschien wel. Maar er staat ons nog meer uitstel te wachten. Ik heb gisteravond de dichtstbijzijnde ruimtehaven bestudeerd.’ Ze stonden middenin de miniatuur-Ringwereld en keken door een rechthoekig scherm in het verleden.
Het verleden dat ze zagen werd gekenmerkt door geweldige prestaties. Spreker had het scherm gericht op de ruimtehaven, een brede uitstekende lijst op de naar de ruimte toegekeerde kant van de randmuur. Ze zagen hoe een enorme stompneuzige cilinder, de duizend raampjes helder verlicht, landde met gebruikmaking van elektromagnetische steunvelden. De velden hadden verschillende gloeiende pasteltinten, waarschijnlijk om de mensen achter de bedieningsorganen in staat te stellen ze visueel te bedienen. ‘De tape is eindeloos,’ zei Spreker. ‘Als je het laatste hebt gehad, begint hij gewoon weer opnieuw. Ik heb er gisteravond een tijdje naar zitten kijken. De passagiers schijnen recht de randmuur in te lopen, alsof er een soort osmoseproces plaatsvindt.’
‘Jah.’ Louis zat in zak en as. De lijst van de ruimtehaven was van hen uit gezien ver weg naar draaiwaarts — een afstand die spotte met wat ze nu al hadden afgelegd.
‘Ik heb een schip zien vertrekken. Ze maakten geen gebruik van de lineaire versneller. Die gebruiken ze alleen maar bij landingen, om de snelheid van het schip aan die van de ruimtehaven aan te passen. Voor een start wippen ze het schip gewoon van de Ring af, de ruimte in.
Wat de bladeter had vermoed is dus juist. Weet je nog, de klapdeurconstructie? De Ringwereld draait met een snelheid die meer dan groot genoeg is voor een stuwschep aandrijving. Louis, luister je wel?’
Louis schrok op. ‘Sorry. Het enige waar ik aan kan denken is dat dit onze reis zo’n miljoen kilometer langer maakt.’
‘Misschien is het mogelijk om het hoofdvervoerssysteem te gebruiken, de kleine lineaire versneller bovenop de randmuur.’
‘Geen schijn van kans. Waarschijnlijk ligt het ding in puin. De beschaving vertoont de neiging om zich te verspreiden, als dat via een transportsysteem mogelijk is. En zelfs als we het aan de praat krijgen, dan is het nog zo dat we niet de kant van een lift-schacht opgaan.’
Dat is waar,’ zei de Kzin. ‘Ik heb gekeken of ik er een zag.’
Op het rechthoekige scherm was het schip nu geland. Zwevende wagens sleepten een gelede buis naar de hoofdsluis van het schip. Passagiers stapten de buis in.
‘Zullen we van reisdoel veranderen?’
‘Kunnen we niet. De ruimtehaven is nog steeds onze beste kans.’
‘O ja?’
‘Ja, driggit! Hoe groot de Ringwereld ook is, het is een kolonie-wereld. En op een koloniewereld concentreert de beschaving zich altijd om de ruimtehaven heen.’
‘Omdat er ruimteschepen van de moederwereld komen, met nieuws over technologische uitvindingen. We gaan van de veronderstelling uit dat de Ringwerelders hun thuiswereld hebben verlaten.’
‘Maar er kunnen toch nog steeds schepen binnenkomen?’ zei Louis koppig. ‘Van die verlaten werelden! Van eeuwen geleden! Stuwrobots zijn onderworpen aan de relativiteit, aan de uitrekking van de tijd.’
Waar jij op hoopt zijn oude ruimtevaarders die de oude vaardigheden proberen door te geven aan wilden die ze zijn vergeten,’ zei Spreker. ‘En misschien heb je wel gelijk ook. Maar ik krijg nu wel genoeg van dit oord, en de ruimtehaven is erg ver. Wat kan ik je nog meer laten zien op het kaartscherm?’
‘Hoe ver zijn we gekomen na ons vertrek van de plek waar de Leugenaar uiteindelijk terecht is gekomen?’ vroeg Louis opeens. ‘Ik heb je al verteld dat ik het landingsspoor dat we hebben getrokken niet heb kunnen vinden. Jouw gissing is even nauwkeurig als de mijne. Maar ik weet wel hoever we nog te gaan hebben. Van het kasteel naar de randmuur is het ongeveer driehonderdduizend kilometer.’
‘Een heel eind … Maar je moet de berg toch hebben gezien?’
‘Nee.’
‘De grote. Vuist-van-God. We zijn zo ongeveer op de helling er van terechtgekomen.’
‘Nee.’
‘Dat staat me niet aan. Spreker, kunnen we op de een of andere manier uit de koers zijn geraakt? Je zou Vuist-van-God gewoon moeten hebben kunnen vinden door op de kaart naar stuurboord terug te gaan.’
‘Maar dat heb ik niet gedaan,’ zei Spreker met een resoluutheid die verried dat hiermee de zaak wat hem betrof was afgedaan. ‘Wil je nog iets zien? Er zijn bijvoorbeeld lege stukken. Waarschijnlijk zijn die alleen maar het gevolg van slijtage in de band, maar ik vroeg me af of het geen geheime oorden op de Ringwereld zouden kunnen zijn die zo aan nieuwsgierige blikken worden onttrokken.’
‘Maar we zouden er zelf heen moeten gaan om te zien hoe de zaak in elkaar zit.’
Spreker draaide zich opeens om naar de dubbele deur, zijn oren als waaiers uitgespreid. Zonder iets te zeggen liet hij zich op handen en voeten zakken, en sprong.
Louis knipperde met zijn ogen. Wat kon dat nu weer teweeggebracht hebben. En toen hoorde hij het…
Gezien haar leeftijd was de machinerie van het kasteel heel stil geweest. Nu hoorde hij een zacht gezoem buiten de dubbele deuren. Spreker was uit het gezicht verdwenen. Louis trok zijn flitslicht-laser en liep behoedzaam achter hem aan.
Hij vond de Kzin bovenaan de trap. Hij stak zijn wapen weg en samen keken ze toe hoe Teela naar boven kwam glijden.
‘Ze gaan alleen maar naar boven,’ zei ze. ‘Niet naar beneden. En tussen de eerste verdieping en de zesde doen ze het helemaal niet.’
Louis stelde de voor de hand liggende vraag. ‘Hoe zorg je ervoor dat ze bewegen?’
‘Je pakt gewoon de leuning beet en duwt ’m naar voren. Op die manier doet-ie het niet als je je niet eerst stevig hebt verankerd. Veiliger. Ik kwam er maar toevallig achter.’
‘Ja, dat zal wel. Vanochtend heb ik tien trappen geklommen. Hoeveel heb jij d’r gedaan voor je dit ontdekte?’
‘Geeneen. Ik was net op weg naar boven om m’n ontbijt te gaan halen toen ik over de eerste trede struikelde en naar de leuning graaide.’
‘Precies. Het klopt weer es.’
Teela keek gekwetst. ‘Het is mijn schuld niet als je …’
‘Sorry. Ben je toen je ontbijt nog gaan halen?’
‘Nee. Ik heb gekeken naar de mensen die onder ons heen en weer lopen. Wist je dat er een groot plein net onder het gebouw is?’
Sprekers oren gingen wijd open. ‘Is het werkelijk? En het is niet verlaten?’