Louis probeerde te slapen. Een tijdje doezelde hij half. Een keer werd hij half wakker, en zag helder daglicht en de scherpe schaduwen van de helling die over hem heenvielen. Hij bewoog even en viel toen weer in slaap.

En werd later met het koude zweet op zijn voorhoofd wakker. Schaduwen! Als hij rechtop was gaan zitten om te kijken, was hij levend gebraden!

Maar de wolken waren weer terug en vormden opnieuw een veilige beschutting tegen de moordlust van de zonnebloemen.

Ten slotte werd het aan een horizon duister. Toen de hemel donker werd, stond Louis op en maakte de anderen wakker.

Ze vlogen onder de wolken. Het was van essentieel belang dat ze de zonnebloemen bleven zien. Als het dag werd terwijl ze nog boven zonnebloemen vlogen, zouden ze zich een hele dag schuil moeten houden.

Af en toe liet Louis zijn cyclette wat langer zakken om beter te kunnen kijken. Een uur lang vlogen ze zo voort … en toen werd het tapijt van zonnebloemen dunner. Er kwam een stuk waar zonnebloemen schaars waren, half-volgroeide exemplaren tussen de zwartgeblakerde resten van een pas verbrand bos. Hier scheen gras te concurreren met de zonnebloemen.

Toen waren er geen zonnebloemen meer.

En Louis kon eindelijk slapen.

Hij sliep als een dode. Toen hij wakker werd, was het nog nacht. Hij keek om zich heen en zag een lichtje schitteren, voor hem uit, aan de draaiwaartse kant.

Versuft als hij was, dacht hij dat het wel een vuurvliegje zou zijn dat in de sonische capsule terechtgekomen was, of net zo iets even raars. Maar het lichtje was er nog steeds toen hij zich in zijn ogen had gewreven.

Hij drukte op de oproepknop voor Spreker.

Het lichtje kwam steeds dichterbij, werd ook steeds helderder. Tegen de duisternis van het nachtelijke landschap van de Ringwereld was het even helder alsof het het zonlicht weerkaatste. Geen zonnebloem. Niet ’s nachts.

Het zou een huis kunnen zijn, dacht Louis. Maar waar zou je je verlichting vandaan moeten halen? En een huis zou trouwens in een flits voorbij zijn geschoten. Met de kruissnelheid van de cyclettes was je in tweeeneenhalf uur aan de andere kant van het Noordamerikaanse continent op Aarde.

Het licht gleed rechts langs hen heen, en nog steeds had Spreker niet gereageerd op Louis’ oproep.

Louis maakte zijn cyclette uit de formatie los. Hij grinnikte in het duister. Achter hem was de vloot, nu bestuurd door Spreker (die net zolang had volgehouden tot hij zijn zin kreeg) nog maar twee cyclettes sterk. Louis dacht even na over welke van de twee van Spreker moest zijn en vloog erheen.

Schokgolven en de sonische capsule, vage contouren in het door de wolken verzwakte licht van de Boog, een netwerk van rechte lijnen die op een punt bij elkaar kwamen: Sprekers cyclette, en daarin Sprekers silhouet, dat wel gevangen leek in een Euclidisch spinneweb.

Louis was gevaarlijk dichtbij toen hij zijn zoeklicht aan en meteen weer uitdeed. In het duister zag hij het silhouet opeens tot leven komen. Hij stuurde zijn cyclette voorzichtig tussen de Kzin en de stip licht.

Weer zette hij zijn zoeklicht aan en uit.

Spreker zette zijn intercom aan. ‘Ja, Louis, ik zie het nu. Een verlicht iets, dat ons voorbij gaat.’

‘Laten we er dan naar gaan kijken.’

‘Goed.’ Spreker zette koers naar het licht.

Ze draaiden er in het donker omheen, als nieuwsgierige visjes om een zinkende bierfles. Het was een tien verdiepingen hoog kasteel dat driehonderd meter boven de grond zweefde, en het was helemaal verlicht, als het instrumentenpaneel van een oud raketschip. Een enkele ruit, enorm groot en zo gebogen dat het tegelijkertijd wand en plafond was, gaf uitzicht op een ruimte ter grootte van een concertzaal. In de ruimte bevond zich een verhoogde ronde tafel, met een labyrint van eettafeltjes eromheen. Boven de tafels was er vijftien meter ruimte, leeg, afgezien van een vrije-vorm sculptuur in spandraad.

Het kwam altijd weer als een verrassing hoeveel ruimte ze hadden gehad op de Ringwereld. Op Aarde zou het een misdaad zijn om een voertuig van wat voor type dan ook te gebruiken zonder autopiloot. Een wagen die neerstortte zou altijd iemand doden, waar hij ook terechtkwam. Hier: duizenden kilometers wildernis, hele gebouwen die boven steden hingen, en ruimte voor gasten van vijftien meter lang.

Er was een stad onder het kasteel. Er was geen lichtje te bekennen. Spreker schoot er overheen als een neerduikende havik, verkende de gebouwen haastig in het blauwe licht van de Boog. Toen berichtte hij de twee anderen dat de stad veel weg had van Zigna-muklikkijk.

‘We kunnen na zonsondergang een nader onderzoek instellen,’ zei hij. ‘Ik geloof dat deze stadskern wel eens belangrijker zou kunnen zijn, en na de val van de beschaving niet is beroerd door vreemde handen.’

‘Het moet zijn eigen krachtbron hebben,’ zei Louis. ‘Ik vraag me af waarom. Dat ging niet op voor de gebouwen in Zigna-muklikklik.’

Teela liet haar cyclette recht onder het kasteel door schieten. Op de intercom werden haar ogen groot van verbazing, en ze riep: ‘Louis! Spreker! Jullie moeten hier eens naar komen kijken!’ Zonder er bij na te denken gleden ze achter haar aan. Louis schoot net naast haar langs toen hij zich opeens bewust werd van de verpletterende massa boven zijn hoofd.

De onderkant was voorzien van hele series ramen, en de onderkant was hoek, hoek, hoek. Het kasteel was op geen enkele manier aan de grond te zetten. Wie had het gebouwd, en hoe, zonder bodem? Beton en metaal, een asymmetrisch ontwerp, en wat de drigg hield het in de lucht? Louis’ maag protesteerde, en hij klemde zijn kaken op elkaar en bleef naast Teela hangen, onder een zwevende massa ter grootte van een behoorlijk interstellair passagiersschip.

Teela had een wonder gevonden: een verzonken zwembad, in de vorm van een badkuip en felverlicht. De glazen onderkant en de glazen zijkanten vormden de buitenzijde van het gebouw; afgezien van een wand die grensde aan een bar, of een woonvertrek, of … het was moeilijk te zeggen, door twee dikke lagen transparant materiaal heen.

Het zwembad stond droog. Op de bodem lag een groot skelet, dat wel leek op dat van een bandersnatch.

‘Ze hadden grote huisdieren,’ speculeerde Louis.

‘Is dat geen bandersnatch van Jinx? Mijn oom was jager,’ zei Teela. ‘Hij liet zijn trofeeenkamer inrichten binnen het skelet van een bandersnatch.’

‘Er zijn bandersnatchi op vele werelden,’ zei Louis. ‘Het waren voedseldieren van de Slavendrijvers. Ik zou niet erg verrast zijn als ik ze door het hele melkwegstelsel aantrof. De vraag is: wat maakte, of wat was de reden, dat de Ringwerelders ze hierheen brachten?’

‘Versiering,’ suggereerde Teela.

‘Ben je nou dol?’ Een bandersnatch zag eruit als een kruising tussen Moby Dick en een rupstractor.

Maar waarom ook niet? dacht Louis. Waarom zouden de bouwers van de Ringwereld geen tien, geen honderd sterrenstelsels kunnen hebben nageplozen op dingen waarmee ze hun kunstmatige wereld konden bevolken? Ze hadden gehypothetiseerd dat ze stuwschep-fusieaandrijvingen hadden gehad. En het kon toch niet anders of elk levend wezen op de Ringwereld was van ergens anders vandaan hierheen gebracht. Zonnebloemen. Bandersnatchi. Wat nog meer?

Vergeet het maar. Ze moesten recht naar de randmuur, en geen poging doen om een onderzoek naar iets in te stellen. Ze hadden al een afstand afgelegd die gelijk stond aan zes keer de omtrek van de Aarde. Finagle’s vuist, wat was er een hoop te zien!

Vreemd leven. (Tot nu toe ongevaarlijk.)

Zonnebloemen. (Spreker vlammend in het felle licht, krijsend in de intercom.)

Zwevende steden. (Die dood en verderf zaaiend neerstortten.) Bandersnatchi. (Intelligent en gevaarlijk. Hier zouden ze niet anders zijn. Bandersnatchi muteerden niet.)

En de dood? De dood was altijd hetzelfde, overal.

Weer draaiden ze om het kasteel heen, en keken of ze een opening konden vinden. Ramen zagen ze wel, in alle mogelijke vormen: rechthoekig, achthoekig en bellen en dikke platen in de vloer, maar ze waren allemaal dicht. Ze vonden een landingsklep voor vliegende voertuigen, met een grote deur die als een ophaalbrug kon worden neergelaten om er voertuigen op te laten landen, maar, net als een ophaalbrug, was de deur opgehaald, en dicht. Ze zagen ook een tientallen meters hoge wenteltrap, waarvan het onderstuk los in de lucht hing. Door

Вы читаете Ringwereld
Добавить отзыв
ВСЕ ОТЗЫВЫ О КНИГЕ В ИЗБРАННОЕ

0

Вы можете отметить интересные вам фрагменты текста, которые будут доступны по уникальной ссылке в адресной строке браузера.

Отметить Добавить цитату