priester. ‘We moesten dit gesprek maar beeindigen. U hebt iets ouds, iets kwaadaardigs wakker gemaakt …’ De priester zweeg om te luisteren, want de vertaler zei weer iets in de taal van de priester. ‘ “… is een overtreding van maatregel twaalf, en hindert onderhoudswerkzaamheden.” Kan uw macht ervoor zorgen dat dit niet …’

Wat de priester verder nog zei, werd niet vertaald.

Want de schijf werd opeens roodheet in Louis’ hand. Het volgende ogenblik had hij het ding zo ver mogelijk van zich af gesmeten. Het was witheet en gloeide fel toen het op de grond viel — zonder iemand te bezeren, voor zover hij kon zien. Toen voelde hij opeens de pijn, en zijn ogen kwamen vol tranen te staan, zodat hij half werd verblind.

Hij kon nog net zien dat de priester naar hem knikte, zeer formeel, zeer koninklijk.

Hij knikte terug, zijn gezicht al even uitdrukkingsloos. Hij was niet van zijn cyclette gestapt voor zijn gesprek, en nu raakte hij de desbetreffende knop aan en steeg op naar de Hemel.

Toen zijn gezicht niet meer kon worden gezien liet hij het vertrekken van pijn, en hij gebruikte een woord dat hij ooit een keer op Wunderland had gehoord, van een man die een stuk Steubenkristal van duizend jaar oud had laten vallen.

Het oog van de storm

De cyclettes gleden naar bakboord weg uit de Hemel, onder hete. staalgrijze deksel dat deze streken tot hemel diende. Het had hun het leven gered boven het veld zonnebloemen. Nu was het alleen nog maar deprimerend.

Louis raakte drie punten op het dashboard aan om de hoogte die hij op dat ogenblik had vast te houden. Hij moest goed nadenken en kijken wat hij deed, omdat er heel weinig gevoel was in zijn rechterhand, onder invloed van de medicijnen en de spray-huid, en de grote witte blaar op iedere vinger. Hij keek ernaar, en bedacht hoe veel erger het geweest had kunnen zijn …

Spreker verscheen boven het dashboard. ‘Louis, is het niet beter om boven de wolken te gaan vliegen?’

‘Misschien ontgaat ons dan wel wat. Als we het hogerop kunnen we de grond niet meer zien.’

‘We hebben onze kaarten toch.’

‘Zouden die ons waarschuwen als er een tweede veld zonnebloemen in aantocht was?’

‘Je hebt gelijk,’ zei Spreker meteen, en verbrak de verbinding. Spreker en Teela hadden de tijd dat Louis zijn gesprek met de priester voerde goed besteed. Ze hadden contourkaarten van hun route naar de randmuur geschetst, en hadden daarop ook de steden aangegeven die als lichtgele vlekken op het scherm te zien waren geweest.

Toen had iets bezwaar gemaakt tegen hun gebruik van een gereserveerde golflengte. Gereserveerd door wie, voor welk doel, hoe lang geleden? Waarom was er nu pas bezwaar gemaakt? Louis vermoedde dat het een automatische machine was geweest, die nu was verlaten, net als het meteoorkanon dat de Leugenaar had neergeschoten. Misschien werkte dit apparaat alleen maar bij vlagen.

En Sprekers schijf was roodheet geworden en was aan zijn handpalm vast blijven kleven. Het zou dagen duren voor hij hem weer zou kunnen gebruiken, zelfs met de wonderbaarlijke militaire medicijnen uit zijn meditas. De spieren zouden weer moeten aangroeien.

De kaarten zouden een heel verschil maken. Een nieuw-opkomende beschaving zou zich bijna zeker eerst in een van de grote steden manifesteren. De vloot kon er overheen vliegen, en kijken of ze lichten of rook zagen.

Nessus’ oproeplampje brandde op het dashboard. Misschien had het al uren gebrand. Louis haalde de schakelaar over.

Hij zag de wilde bruine manen van de poppenspeler en zijn leer-zachte rug omhoog en omlaag gaan met zijn ademhaling. Een ogenblik lang vroeg hij zich af of de poppenspeler weer katatonisch was geworden. Toen ging er een driehoekig hoofd omhoog en de poppenspeler zong: ‘Welkom, Louis. Wat is er voor nieuws?’

‘We hebben een zwevend gebouw gevonden,’ zei Louis. ‘Met een kaartenkamer.’ Hij vertelde de poppenbaas over het kasteel dat Hemel heette, de kaartenkamer, het scherm, de kaarten en bollen, de priester en wat die had verteld, en zijn model van het universum. Hij beantwoordde al een poosje vragen toen hij er opeens zelf een bedacht.

‘Hee! Doet jouw communicatieschijf het?’

‘Nee, Louis. Korte tijd geleden werd het instrument voor mijn ogen witheet. Het voorval bezorgde me veel angst, en als ik had gedurfd, was ik weer katatonisch geworden, maar ik wist te weinig.’

‘Nou, de andere drie zijn kapot. Die van Teela brandde een gat in de huls, en op haar cyclette zit een brandplek. Spreker en ik hebben allebei onze hand verbrand. Weet je wat? We zullen de taal van de Ringwereld moeten leren.’

‘Ja.’

‘Ik wou dat die oude kale priester iets had geweten van de val van de oude Ringwereld-beschaving. Ik had een idee …’ En hij vertelde zijn theorie over een mogelijk gemuteerde bacterienstam. ‘Dat is mogelijk,’ zei Nessus. ‘Toen ze eenmaal het geheim van de transmutatie kwijt waren, konden ze er nooit meer bovenop komen.’

‘O? Waarom niet?’

‘Kijk om je heen, Louis. Wat zie je?’

Louis keek om zich heen. Hij zag een onweersbui groeien, voor hem, hij zag heuvels, dalen, in de verte een stad, een dubbele bergtop, met als kegel de vuile halfdoorzichtigheid van Ringvloermateriaal.

‘Land eens ergens op de Ringwereld,’ zei de poppenspeler. ‘Wat vind je daar?’

‘Aarde,’ zei Louis. ‘Nou en?’

‘En dan?’

‘Meer aarde. Rots. Ringvloer-materiaal.’ En terwijl hij dat zei, scheen het landschap te veranderen. Stormwolken, bergen, de stad draaiwaarts en de stad die achter hen kleiner werd, dat schitterende randje, ver weg aan de oneindigheids-horizon, dat een zee kon zijn of een invasie van zonnebloemen … nu liet het landschap zich zien zoals het eigenlijk was: een holle dop. Het verschil tussen een eerlijke planeet en dit was het verschil tussen het gezicht van een mens en een leeg rubbermasker.

‘Overal, op welke wereld je ook graaft,’ zei de poppenbaas, ‘vind je ten slotte wel een soort metaalerts. Hier vind je eerst vijftien meter grond, en dan de Ringvloer. Met dat materiaal is niets te beginnen. Als het kon worden doorboord zou de mijnwerker op vacuum stuiten — een hardvochtige beloning voor zijn harde werken.

Geef de Ring een beschaving die in staat is de Ring te bouwen, dan moeten ze goedkope transmutatie hebben gehad. Laat ze de technologie die daarmee samenhangt verliezen — op wat voor manier dan ook — en wat blijft er over? Ze zullen toch zeker geen essentiele grondstoffen ergens hebben opgeslagen. Nergens is metaalerts. Het metaal van de Ringwereld zit allemaal in machines en in gereedschap en in roest. Zelfs interplanetair vervoer is geen uitkomst, want in de buurt van deze ster valt niets te halen. De beschaving zou vallen, en nooit meer opstaan.’

Zacht vroeg Louis: Wanneer heb je dat allemaal bedacht?’

‘Enige tijd geleden al. Het leek niet veel toe of af te doen aan onze overlevingskansen.’

‘Dus zei je er maar niets over. Dat is me wat!’ zei Louis. Wat een uren had hij met dat probleem geworsteld! En het leek nu allemaal zo voor de hand liggend. Wat een val, wat een afschuwelijke val voor intelligente wezens.,

Louis keek voor zich uit. De storm was nu dichterbij, en hij was goed breed ook. De sonische capsules konden hem ongetwijfeld wel aan, maar toch …

Hij kon er maar beter overheen vliegen. Louis haalde een hendel naar zich toe en de cyclettes stegen naar het grijze deksel van de wereld, naar de wolken die boven hen hadden gehangen vanaf het ogenblik dat ze de zwevende toren hadden bereikt.

Louis liet zijn gedachten de vrije loop …

Een nieuwe taal leren zou tijd gaan kosten. Elke keer dat ze landen een nieuwe taal leren zou onmogelijk zijn. De vraag begon essentieel te worden. Hoe lang waren de bewoners van de Ring al barbaren? Hoe lang was het geleden dat ze allemaal dezelfde taal hadden gesproken? In hoeverre weken nu de plaatselijke talen af van de originele taal?

Вы читаете Ringwereld
Добавить отзыв
ВСЕ ОТЗЫВЫ О КНИГЕ В ИЗБРАННОЕ

0

Вы можете отметить интересные вам фрагменты текста, которые будут доступны по уникальной ссылке в адресной строке браузера.

Отметить Добавить цитату