aangezet? Ik geloof dat ik steeds gelijk heb gehad. Teela Brown heeft psychisch geluk.’ Waarom werd zij dan juist gekozen? Waarom is dan de Leugenaar neergestort? Geef daar maar eens antwoord op!’
‘Hou op,’ zei Louis.
Ze negeerden hem. ‘Haar geluk is niet steeds betrouwbaar, dat is wel duidelijk.’
‘Als haar geluk haar een keer in de steek had gelaten, dan zou ze nu dood zijn.’
‘Als ze dood of gekwetst was geraakt, dan had ik haar niet uitgekozen. We moeten rekening houden met toevallige samenlopen van omstandigheden. Je moet beseffen, Spreker, dat bij kansberekeningen het toeval wel degelijk meetelt.’
‘Maar tovenarij niet. Ik kan niet geloven dat mensen met een extra-geluksfactor kweken mogelijk is.’
‘Je zult wel moeten,’ zei Louis.
Dit keer hoorden ze hem wel. ‘Ik had het al veel eerder moeten beseffen,’ ging hij verder. ‘Niet omdat ze steeds weer ontsnapte aan een ramp. Het waren de kleine dingen, dingen in haar persoonlijkheid. Ze heeft geluk, Spreker. Geloof het nou maar.’
‘Louis, hoe kun jij geloof hechten aan deze nonsens?’
‘Ze heeft nooit pijn meegemaakt. Bij haarzelf. Nooit.’
‘Hoe kun je dat nou weten?’
‘Ik weet ’t. Ze heeft steeds weer blijk gegeven alles te weten van genoegen, en niets van pijn. Net na de noodlanding bijvoorbeeld. Ze probeerde op blote voeten een lavahelling op te lopen die net niet meer vloeibaar was van de hitte.’
‘Ze is niet erg intelligent, Louis.’
‘Ze is wel intelligent, driggit!’ snauwde Louis. ‘Ze heeft gewoon nog nooit pijn meegemaakt, pijn ondervonden. Toen ze haar voeten begon te schroeien, draafde ze regelrecht de helling af en een oppervlak op dat tien keer zo glad is als ijs — zonder te vallen!’ Aarzelend zei Spreker: ‘Zelfs als wat je zegt waar is, Louis, dan vind ik het toch bijna onmogelijk om te geloven in psychisch geluk.’
‘Ik geloof er wel in. Ik moet wel.’
‘Als haar geluk betrouwbaar is,’ zei Nessus, ‘dan zou ze nooit hebben geprobeerd om op pas gesmolten rots te lopen. Maar het geluk van Teela Brown beschermt ons sporadisch. Geruststellend, vinden jullie niet? Jullie drieen zouden dood zijn geweest als jullie niet door wolken waren beschermd toen je over dat veld zonnebloemen gleed.’
‘Jah,’ zei Louis, maar hij herinnerde zich dat de wolken lang genoeg open waren gegaan om Spreker-tot- Dieren van top tot teen te verschroeien. Hij herinnerde zich de trappen in de Hemel, die Teela Brown negen verdiepingen hoger hadden getransporteerd, terwijl Louis Wu had moeten lopen. Hij voelde het verband om zijn hand, en herinnerde zich Sprekers hand, tot op het bot weggebrand, terwijl Teela’s schijf een gat had gemaakt in de huls waarmee hij aan het zadel van haar cyclette zat. ‘Haar geluk schijnt haar wat beter te beschermen dan ons.’
‘En waarom ook niet, Louis. Maar je lijkt een beetje uit je gewone doen.’
‘Misschien ben ik dat ook wel …’ Haar vrienden zouden al lang zijn opgehouden haar te vertellen over hun problemen. Teela Brown begreep niets van problemen. Proberen Teela Brown duidelijk te maken wat pijn was, zou gelijk staan aan het beschrijven van het kleurengamma aan een blinde.
Maar sporadisch of niet … Teela’s vreemde eigenschap maakte haar … iets anders dan menselijk, misschien. Wel een vrouw, dat zeker, maar met verschillende sterke punten, andere talenten, andere blinde vlekken ook … En dit was de vrouw van wie Louis Wu had gehouden. Heel eigenaardig allemaal.
‘Zij hield ook van mij,’ zei hij in gedachten. ‘Vreemd. Ik ben haar type niet. En als ze niet van mij had gehouden, dan …’
‘Wat? Louis, heb je het tegen mij?’
‘Nee, Nessus, tegen mezelf …’ Was dat haar ware reden om zich bij Louis Wu en zijn Zootje Ongeregeld aan te sluiten? Dat maakte het mysterie nog eens zo ingewikkeld. Geluk zorgde ervoor dat Teela verliefd werd op een man die niet geschikt voor haar was, bracht haar ertoe zich aan te sluiten bij een expeditie die van meet af aan niet al te best was verlopen en op rampzalige wijze was geeindigd, zodat ze een paar keer dicht bij een gewelddadige dood was geweest. En dat klopte niet.
Teela’s intercombeeld keek op. Lege ogen in een leeg gezicht … verward … plotseling een blik van naakte angst. Haar ogen, wit en wijd opengesperd, keken naar beneden. Teela’s mooie ovale gezicht was een afschuwelijk masker van waanzin.
‘Rustig maar,’ zei Louis. ‘Ontspan je maar. Kalmpjes aan. Alles is in orde met je.’
‘Maar …’ Teela’s stem klonk schril.
‘We zijn eruit. Dat ding is al ver achter ons. Kijk achterom. Driggit, kijk achterom, zeg ik je!’
Ze draaide zich om, en een ogenblik zag Louis alleen zacht donker haar. Toen ze hem weer aankeek, had ze zich beter in bedwang.
‘Nessus,’ zei Louis. ‘Vertel haar wat ze moet doen.’
‘Je vliegt al meer dan een half uur met een snelheid van Mach vier. Je moet je cyclette terugbrengen naar de gewone kruissnelheid. Daartoe moet je je wijsvinger in de opening steken die is gemerkt met een groene rand …’
Al was Teela nog steeds bang, ze kon wel Nessus’ instructies opvolgen.
‘Nu moet je je weer bij ons voegen. Mijn richtingzoeker geeft aan dat je een niet geheel rechte koers hebt gevlogen. Je bevindt je op het ogenblik aan bakboordzijde en draaiwaarts van ons. Omdat jij geen richtingzoeker hebt, zal ik je een beetje op goed geluk naar ons moeten gidsen. Zet eerst maar eens koers in tegendraaiwaartse richting.’
‘Hoe doe ik dat?’
‘Draai naar links tot de neus van je cyclette is gericht op een onderstuk van de Boog.’
‘Ik kan de Boog niet zien. Ik moet stijgen tot ik boven de wolken zit.’ Ze leek nu bijna kalm.
Drigg, maar wat was ze bang geweest! Louis kon zich niet herinneren ooit iemand zo bang te hebben gezien. En zeker niet Teela. Had hij Teela eigenlijk ooit wel bang gezien?
Louis draaide zich om en keek over zijn schouder. Het land lag er donker bij onder de wolken, maar de Oogstorm, ver achter hen, gloeide blauw in het licht van de Boog. Het Oog keek ze na, volmaakt geconcentreerd, en zonder een spoortje spijt.
Louis was diep in gedachten verzonken toen iemand zijn naam zei. ‘Jah?’
Teela Brown. Hij schoot overeind.
‘Kun jij niet zeggen waar ik nu ben?’
‘Nessus heeft de enige richtingzoeker,’ zei Louis. ‘Wij hebben er geen. Wij wisten ook niet hoe we de noodaandrijving moesten aanzetten. Zit waarschijnlijk hetzelfde achter.’
‘Daar heb ik over nagedacht,’ zei Teela, ‘maar ik begreep het niet.’
‘Hij wilde er zeker van zijn dat hij kon ontsnappen aan een woedende Kzin. Laat maar.’
‘Ik vlieg over een stad heen,’ zei Teela opeens. ‘Ik kan een paar lichten zien. Niet veel. Ze moeten er een grote krachtbron hebben gehad die het een hele tijd heeft uitgehouden. Spreker kan waarschijnlijk wel op zijn kaart zien waar ik ben.’
‘Is het de moeite van het bekijken waard?’
‘Ik zei je toch net dat ik lichten zag? Misschien …’ Het geluid viel uit, zonder klik, zonder waarschuwing.
Louis staarde naar de lege plek boven zijn dashboard. Toen riep hij: ‘Nessus!’
Geen reactie.
Louis zette de sirene aan.
Nessus schoot omhoog als een verzameling slangen waar een fakkel onder gehouden wordt. Onder andere omstandigheden zou het grappig zijn geweest, de twee nekken die zich koortsachtig ontwarden en toen als twee vraagtekens boven het dashboard wiebelden. ‘Louis! Wat is er?’
‘Er is iets gebeurd met Teela!’
‘Goed,’ zei Nessus. En de hoofden verdwenen.
Grimmig zette Louis de sirene af, wachtte even, en zette haar toen weer aan. Nessus reageerde op dezelfde manier als tevoren. Dit keer zei Louis als eerste iets.
‘Als we niet gaan proberen erachter te komen wat er met Teela is gebeurd, vermoord ik je.’
‘Ik heb de tasp,’ zei Nessus. ‘We hebben hem zo gemaakt dat hij even effectief is bij mensen als bij Kzinti.