door de dikke schil heen moest bijten en hem er daarna af moest scheuren met zijn tanden. Toen kwam hij bij het eigenlijke vruchtvlees en hapte er gulzig in. Het was het beste dat hij in tweehonderd jaar had geproefd.
Toen hij de vrucht helemaal op had zei hij: ‘Komt ze terug?’
‘Ik geloof dat we daarop wel kunnen vertrouwen. Ik heb weinig energie gebruikt bij de tasp, zodat ze niet bewust, maar onderbewust wordt beinvloed. De aantrekkingskracht wordt elke keer dat ze me ziet sterker. Louis, moeten we niet proberen ervoor te zorgen dat ze verliefd wordt op jou?’
‘Vergeet het maar. Ze denkt dat ik een inheemse ben, een wilde. En zo kom je bij de hamvraag: wat is zij?’
‘Dat zou ik niet kunnen zeggen. Ze deed geen moeite om het te verbergen, maar het werd ook niet duidelijk. Ik ken de taal niet goed genoeg. Nog niet.’
Vlees
Nessus was geland om het halfduister onderaan de kegel te verkennen. Louis kon geen gebruik maken van de intercom, en probeerde in plaats daarvan te kijken naar wat de poppenbaas aan het doen was. Ten slotte gaf hij dat op.
Veel later hoorde hij voetstappen. Dit keer geen belletjes. Hij zette zijn handen aan zijn mond en schreeuwde: ‘Nessus!’
Het geluid kaatste van de muren af en de echo’s kwamen op een angstaanjagende manier op de punt van de kegel bij elkaar. De poppenspeler sprong overeind, dook naar zijn cyclette en steeg op. Gooide de touwen los, dat was waarschijnlijker. Hij liet ongetwijfeld de motor lopen om de cyclette op de grond te houden, tegen het stijgveld in. Nu zette hij gewoon de motor af.
Hij hing weer tussen de rest van de voertuigen toen de voetstappen ophielden, ergens boven hen.
‘Wat de drigg is ze aan het doen?’ fluisterde Louis.
‘Geduld. Je kunt niet verwachten dat ze is geconditioneerd na een keer te zijn blootgesteld aan de tasp, en dan nog een tasp op laag vermogen.’
‘Probeer het nou es tot je dikke, hersenloze kop te laten doordringen. Ik kan niet eeuwig mijn evenwicht bewaren!’
‘Je moet. Hoe kan ik je helpen?’
‘Water,’ zei Louis, met een tong die aanvoelde als twee meter opgerold flanel.
‘Heb je dorst? Maar hoe kan ik je water brengen? Als je je hoofd omdraait, verlies je misschien wel je evenwicht.’
‘Ik weet ’t. Laat maar.’ Louis rilde. Vreemd dat Louis Wu de ruimtevaarder zoveel last had van hoogtevrees. ‘Hoe gaat het met Spreker?’
Ik maak me zorgen om hem, Louis. Hij is al geruime tijd buiten bewustzijn.’
‘Drigg, drigg.’
Voetstappen.
Ze moest een manie hebben om elke keer weer wat anders aan te trekken, dacht Louis Wu. Wat ze nu aan had bestond uit niets dan over en door elkaar heen hangende repen stof, oranje en groen. Net zomin als uit het kledingstuk wat ze daarvoor had aangehad, was uit dit iets over haar figuur af te leiden.
Ze knielde aan de rand van het observatieplatform en keek hen. koeltjes aan. Louis klemde zich vast aan zijn metalen vlot en wachtte op wat er zou gebeuren.
Hij zag haar gelaatsuitdrukking zachter worden. Haar ogen kregen een dromerige uitdrukking; de hoeken van haar kleine mond gingen naar boven.
Nessus zei iets.
Ze scheen na te denken. Toen zei ze iets dat misschien een antwoord was.
Toen ging ze weer weg.
‘En?’
‘We zullen zien.’
‘Ik word zo ziek van al dat wachten.’
Plotseling zweefde de cyclette van de poppenspeler naar boven., Naar boven en naar voren. Hij kwam tegen de rand van het observatieplatform aan als een roeiboot die met zijn neus de wal) raakt.
Nessus stapte voorzichtig aan land.
Het meisje kwam hem begroeten. Wat ze in haar linkerhand had, moest een wapen zijn. Maar met haar andere hand raakte ze een hoofd van de poppenbaas aan, aarzelde en streek toen met haar vingernagels langs zijn secondaire ruggegraat.
Nessus maakte een verrukt geluidje.
Ze draaide zich om en liep naar boven. Ze keek niet een keer om. Blijkbaar ging ze er vanuit dat Nessus haar als een hond achterna zou lopen; en dat deed hij ook.
Goed zo, dacht Louis. Onderdanig zijn. Zorg dat ze je gaat vertrouwen.
Maar toen het vreemde duet van hun voetstappen zwakker werd! en ten slotte verdween, werd de gevangenis een enorme grafkelder. Spreker was tien meter van Louis vandaan in deze Sargasso Zee van metaal. Vier zwarte vingers met zachte kussentjes en een. stuk oranje haar van het gezicht waren tussen de groene ballons, te zien. Louis kon niet dichterbij komen dan hij nu was. Misschien was de Kzin al dood.
Tussen de witte botten op de bodem van de kegel bevonden zich op zijn minst twaalf schedels. Beenderen, en ouderdom, en verroest metaal, en stilte. Louis Wu klemde zich vast aan zijn cyclette en wachtte tot zijn krachten het zouden begeven.
Hij sliep half, niet lang daarna, toen er iets veranderde. Zijn evenwicht werd iets anders …
Louis’ leven hing ervan af of hij zijn evenwicht wist te bewaren. Een ogenblik van disorientatie, en hij verstarde van paniek. Wild keek hij om zich heen, zonder zijn hoofd te bewegen.
De metalen voertuigen hingen nog steeds roerloos om hem heen. Maar iets bewoog wel …
In de verte botste een wagen tegen iets aan, krijste als scheurend metaal en schoof omhoog.
Huh?
Nee. De wagen was op de bovenste rij cellen terechtgekomen. De hele Sargasso zakte tegelijk omlaag.
Louis’ cyclette kwam met een knarsende klap tegen beton terecht, draaide een halve slag door een wilde warreling van elkaar tegenwerkende elektromagnetische krachten, en sloeg toen om. Louis liet los en rolde van zijn cyclette vandaan.
Het volgende ogenblik probeerde hij op te staan. Maar hij verloor steeds zijn evenwicht, zijn benen weigerden onder hem te blijven. Zijn handen waren klauwen, verwrongen van pijn, onbruikbaar. Hijgend bleef hij op zijn zij liggen, en dacht: het is nu al te laat. Sprekers cyclette moet bovenop Spreker zijn geland. Sprekers cyclette, gemakkelijk te herkennen, lag op zijn kant, twee celrijen hoger dan het niveau waarop Louis zich bevond. Het gewicht van de cyclette had zijn nek niet gebroken, misschien wel omdat hij eigenlijk geen nek had. Louis klauwde de flitslichtlaser van achter zijn riem, en bevrijdde met de groene lichtstraal Spreker van zijn ballonnen.
Wat nu?
Louis bedacht dat hij stierf van de dorst.
Zijn hoofd scheen niet langer rond te tollen. Zwaaiend op zijn benen kwam hij overeind en ging op zoek naar het enige water dat hij wist te vinden.
Hij zag Nessus’ cyclette het eerst, iets lager dan waar hij was. Hij liep erheen. Zijn voeten stootten bij elke stap pijnlijk tegen het beton. Zijn spieren waren te vermoeid om de schokken nog te kunnen absorberen.
Toen hij het dashboard zag, schudde hij het hoofd. Niemand zou ooit Nessus’ cyclette stelen! De instrumenten zagen er ongelooflijk kryptisch uit. Maar het waterkraantje wist hij toch te vinden.
Het water was warm, smaakte naar gedestilleerd water, maar hij had nog nooit zo iets lekkers geproefd.
Toen Louis zijn dorst had gelest, probeerde hij hoe een blok uit Nessus’ keukenschuif smaakte. Het voedsel smaakte heel eigenaardig. Louis besloot het nog niet te eten. Misschien zaten er wel elementen in die dodelijk waren voor het menselijke stofwisseling. Nessus zou dat wel weten.