‘Je bent gek geworden.’
‘Laat me uitspreken, Louis. Het doel van dit alles is het kapotmaken van de destructwapens. Er zijn er waarschijnlijk twee. Een boven de deur waardoor jullie hier zijn binnengekomen, of er onder. De tweede kan overal zijn. Je enige aanwijzing is misschien wel dat het er hetzelfde uitziet als het eerste.’
‘Jawel, en misschien ook wel niet. Laat maar. Hoe verwacht je dat ik de stof van een uit mekaar barstende ballon snel genoeg vast kan grijpen om … Nee. Ik kan het niet.’
‘Louis. Hoe kan ik jullie nu bereiken als er een wapen wacht om mijn cyclette onbruikbaar te maken?’
‘Dat weet ik niet.’
‘Verwacht je soms dat Spreker het karwei voor z’n rekening neemt?’
‘Kunnen katten soms niet klimmen?’
‘Mijn voorouders waren katten, Louis, maar ze leefden op de savanne. Mijn verbrande hand geneest maar langzaam. Ik kan niet klimmen. In ieder geval is het voorstel van de bladeter krankzinnig. Je ziet toch zeker wel dat hij alleen maar een excuus zoekt om ons in de steek te laten.’
Louis zag het. Misschien gaf hij wel blijk van zijn angst.
‘Ik laat jullie nog niet in de steek,’ zei Nessus. ‘Ik blijf wachten. Misschien komt een van jullie op een beter plan. Misschien laat het wezen dat ons afluistert zich wel zien. Ik blijf wachten.’
Louis Wu, ondersteboven, klem tussen twee voorgevormde ballonnen, vond het begrijpelijkerwijs moeilijk om na te gaan hoe snel de tijd verstreek. Niets veranderde. Niets bewoog. Hij kon in de verte Nessus horen fluiten, maar verder scheen er niets te gebeuren.
Ten slotte begon hij maar zijn hartslag te tellen. Tweeenzeventig per minuut, dacht hij zo.
Precies tien minuten daarna: ‘Tweeenzeventig. Een. Wat ben ik in vredesnaam aan het doen?’
‘Had je ’t tegen mij, Louis?’
‘Driggit! Spreker, ik kan er niet meer tegen. Ik ga liever nu meteen dood dan dat ik gek word en dan dood ga.’ Hij begon zijn armen naar beneden te wringen.
‘Onder dit soort omstandigheden voer ik het bevel, Louis. Ik gelast je kalm te blijven en te wachten.’
‘Sorry.’ Louis wrong zijn armen omlaag, ontspannen, met een ruk omlaag, ontspannen. Daar was zijn gordel. Zijn hand was te ver naar voren. Hij drukte zijn elleboog naar achteren, ontspannen, naar achteren …
‘Wat de poppenspeler heeft gesuggereerd is zelfmoord, Louis.’
‘Misschien.’ Hij had ’m: de flitslichtlaser. Nog twee rukken en hij had hem los uit zijn riem, de vuuropening naar voren gericht; hij zou het dashboard beschadigen, maar zelf ongedeerd blijven. Hij vuurde.
De ballon zakte langzaam in elkaar, terwijl de intacte die zich achter hem bevond, hem voorover tegen het dashboard duwde. Onder de lichtere druk was het gemakkelijk om de flitslichtlaser tussen zijn riem te stoppen en met beide handen de ineenrimpelende, wegzakkende stof vast te pakken.
Hij gleed ook uit zijn stoel. Sneller, nog sneller … hij greep de stof met wanhopige kracht vast en toen hij een kwartslag draaide en uit zijn stoel viel, gleden zijn handen niet uit. Hij hing aan de ballonstof onder zijn cyclette, dertig meter leegte onder hem en…
‘Spreker!’
‘Hier, Louis. Ik heb mijn eigen wapen gepakt. Zal ik de tweede ballon wegschieten?’
‘Ja!’ De tweede ballon zat vlak voor hem, en hij kon niets doen zolang dat zo bleef.
De ballon zakte niet in elkaar. Een kant spuwde twee tellen lang stof de ruimte in en verdween toen in een grote zucht. Spreker had de ballon geraakt met een straal van de desintegrator. ‘Finagle weet hoe je dat ding kunt richten,’ hijgde Louis. Hij begon te klimmen.
Het ging gemakkelijk zolang hij houvast had aan de stof. Lees: ondanks de uren die hij ondersteboven had doorgebracht, met al het bloed dat naar zijn hoofd was gestroomd, wist Louis de stof van de ballon vast te blijven houden. Maar de stof hield op in de buurt van de voetschakelaar, en de cyclette was door zijn gewicht half gedraaid, zodat hij nog steeds onderaan hing.
Hij trok zich tot vlak onder de cyclette op, en klemde zijn knieen om de stof heen om meer houvast te krijgen. Toen begon hij heen en weer te zwaaien.
Spreker-tot-Dieren maakte vreemde geluiden.
De cyclette zwaaide heen en weer, heen en weer, steeds verder. Louis ging er vanuit, dat moest hij wel, dat het meeste metaal aan de onderkant moest zitten. Anders zou de cyclette gewoon omdraaien en Louis zou, waar hij zich ook bevond, weer aan de onderkant hangen. Als de onderkant van de cyclette niet het zwaarst was geweest, zou Nessus deze onderneming niet hebben gesuggereerd.
De cyclette zwaaide ver uit. Louis werd misselijk, maar vocht tegen braakneigingen. Als zijn ademhalingswegen nu verstopt gingen zitten, betekende dat het einde.
De cyclette draaide een hele slag rond en hing toen weer ondersteboven. Louis graaide naar de andere kant, greep de andere kant van de ballon vast en hield die stevig beet.
De cyclette bleef draaien. Louis lag plat op zijn buik op de onderkant. Hij wachtte, bleef zich stevig vasthouden.
De inerte machine wachtte, aarzelde, rolde toen weer terug. Zijn maag kwam omhoog, en Louis verloor … wat? De late lunch van gisteren? Het kwam er krampachtig uit, in•grote, pijnlijke halen, dwars over het metaal en zijn mouw heen, maar hij verschoof niet meer dan een paar centimeter.
De cyclette bleef deinen als de zee. Maar Louis hield zich stevig vast. Tenslotte durfde hij op te kijken.
Een vrouw stond naar hem te kijken.
Ze scheen volkomen kaal te zijn. Haar gezicht deed Louis denken aan de spandraad-sculptuur in de banketzaal van de Hemel. Het gezicht, en de uitdrukking erop. Ze was zo kalm als een godin of een dode vrouw. En hij wilde blozen, of zich verstoppen, of verdwijnen.
In plaats daarvan zei hij: ‘Spreker, iemand staat naar ons te kijken. Doorgeven aan Nessus.’
‘Een ogenblik, Louis. Ik ben even uit mijn gewone doen. Ik maakte de fout om naar jouw klimtocht te kijken.’
‘Oke. Ze is … ik dacht eerst dat ze kaal was, maar dat is ze niet. Een rand van haar hoofdhuid is behaard, over haar oren heen, twee randen dus, die aan de andere kant van de schedel bij elkaar komen.’ Hij zei niet dat het haar dik en donker was en langs een schouder viel toen ze zich iets voorover boog om naar Louis Wu te kunnen kijken, en ook niet dat haar schedel fijngevormd was, en ook niet dat haar ogen hem vastpenden als een olijf in de martini. ‘Ik denk dat het een Architect is, ze behoort 6f tot hetzelfde ras 6f kent dezelfde gebruiken. Heb je dat?’
‘Ja. Hoe kun je toch zo klimmen? Het leek wel of je spotte met de zwaartekracht. Wat ben jij, Louis?’
Louis klemde zich aan zijn dode cyclette vast en lachte. Het leek hem wel al zijn kracht te kosten. ‘Je bent een Kdaptist. Geef het maar toe.’
‘Ik ben wel als een Kdaptist opgevoed, maar ik ben er geen gebleven.’
‘Ja, dat zal wel. Heb je Nessus?’
‘Ja, ik gebruikte de sirene.’
‘Geef dan dit door. Ze staat ongeveer zeven meter van me vandaan. Ze staart me als een slang aan. Ik bedoel niet dat ze intens in me geinteresseerd is, ik bedoel dat ze geen belangstelling heeft voor iets anders. Ze knippert met haar ogen, maar ze wendt haar blik niet af.
Ze zit in een soort cabine. Vroeger moet er aan drie kanten glas of zo iets in hebben gezeten, maar dat is weg, en wat er nog over is, is niet veel meer dan een paar treden en een platformpje. Ze zit met haar benen over de rand. Vroeger moeten ze zo naar de gevangenen hebben gekeken.
Ze is gekleed in … nou, ik kan niet zeggen dat ik erg dol ben op de stijl. Een overall, tot de knie en tot de elleboog, nogal bol hier en daar …’ Maar daarvoor zouden Nessus en Spreker wel geen belangstelling hebben. Het materiaal waarvan haar kleding is gemaakt is duidelijk synthetisch, en het is of nieuw of zelfreinigend en heel duurzaam. Ze …’ Louis onderbrak zichzelf omdat het meisje iets had gezegd — een korte zin.
Toen stond ze gracieus op en liep de trap op, uit het gezicht.
‘Ze is weg,’ zei Louis. Waarschijnlijk geen belangstelling meer.’
‘Misschien is ze teruggegaan naar de afluisterapparatuur.’
‘Daar heb je waarschijnlijk gelijk in.’ Als er een afluisteraar in het gebouw was, dan was het niet meer dan logisch dat zij het was. ‘Nessus vraagt of je, als de vrouw zich weer laat zien, je flitslicht-laser op zwak en breed wilt zetten, en haar duidelijk wilt laten zien dat je het gebruikt om iets mee te verlichten. Ik mag de des-integrator niet laten zien. De vrouw kan ons beiden waarschijnlijk doden door een schakelaar over te halen. Ze moet ons niet