Zonder energie konden ze niet veel experimenteren om andere hooggeleiders te vinden. Opgeslagen energie werd meestal geconfisceerd en verbruikt door lieden met politieke macht, of om beschaafde enclaves in stand te houden, in de hoop dat iemand anders iets aan de noodtoestand deed. De fusiemotoren van de stuwschepschepen waren onbereikbaar: de cziltang brones werkten met hooggeleiders. Mensen die iets hadden kunnen uitrichten, konden niet bij elkaar komen: de computer die het elektromagnetische kanon bediende werkte niet meer, en het kanon zelf had geen energie.’
‘Omdat een paard een hoefijzer verloor, viel een koninkrijk,’ zei Louis.
‘Ik ken het verhaal. Helemaal identiek is deze situatie niet,’ zei Nessus. ‘Ze hadden er iets aan kunnen zijn doen. Er was energie voor handen om vloeibaar helium te condenseren. Een krachtaalontvanger repareren zou geen zin hebben gehad omdat de krachtstralen zelf niet meer werkten, maar een cziltang brone had aangepast kunnen worden aan een metalen hooggeleider, gekoeld met vloeibaar helium. Een cziltang brone had de ruimtehavens weer toegankelijk gemaakt, en daarna had men naar de schaduwvlakken kunnen vliegen, en daar de krachtstralen weer in werking kunnen stellen, zodat andere met vloeibaar helium gekoelde hooggeleiders aangepast konden worden aan de krachtstraalontvangers.’
‘Maar,’ ging Nessus verder, ‘dit alles had opgeslagen energie vereist, en die werd gebruikt om de straatverlichting brandende te houden, of de overgebleven zwevende gebouwen niet te laten neerstorten of om eten te koken en in te vriezen. En zo viel de Ringwereld dus definitief.’
‘En wij erbij,’ zei Louis Wu.
‘Ja. We hadden geluk dat we Halrloprillalar tegen zijn gekomen. Ze heeft ons een nodeloze reis bespaard. We hoeven niet langer verder te gaan naar de randmuur.’
Louis’ hoofd stak een keer, heel gemeen. Hij zou last van hoofdpijn krijgen.
‘Geluk,’ zei Spreker-tot-Dieren. ‘Zo. Als dit nu geluk is, waarom ben ik dan niet blij? We zijn ons doel kwijt, onze laatste magere hoop om nog te ontsnappen. Onze cyclettes zijn schroot. Een lid van het gezelschap is vermist in deze doolhof van een stad.’
‘Dood,’ zei Louis Wu. Toen ze hem niet-begrijpend aankeken, wees hij naar het halfduister. Teela’s cyclette sprong bijna meteen in het oog: hij hing in de lichtstraal van de koplampen van een van de andere drie.
‘We zullen voortaan ons eigen geluk moeten maken,’ zei hij.
‘Ja. Je zult nu wel beseffen, Louis, dat Teela’s geluk sporadisch is. Dat kan niet anders. Anders zou ze niet aan boord van de Leugenaar zijn geweest. Anders zouden we niet op de Ringwereld zijn neergestort.’ De poppenbaas wachtte even, en voegde er toen aan toe: ‘Het spijt me voor je, Louis.’
‘Ze zal worden gemist,’ gromde de Kzin.
Louis knikte. Zou hij niet meer moeten voelen? Maar het incident in de Oogstorm had op de een of andere manier verandering gebracht in zijn gevoelens voor Teela. Ze had toen nog minder menselijk geleken dan Spreker of Nessus. Ze was een mythe. Spreker en Nessus waren concreet.
‘We moeten een nieuw doel hebben,’ zei Spreker. ‘We hebben iets nodig waarmee we de Leugenaar weer de ruimte in kunnen krijgen. Ik moet bekennen dat het mij geheel aan ideeen ontbreekt.’
‘Mij niet,’ zei Louis.
De Kzin leek verrast. ‘Nu al?’
‘Ik wil er nog wat langer over nadenken. Ik weet niet zeker of het wel een zinnig idee is, en of het uitvoerbaar is, daar durf ik al helemaal niets over te zeggen. We zullen in ieder geval een voertuig nodig hebben. Laten we daar eens over nadenken.’
‘Een slede misschien. We kunnen de overgebleven cyclette gebruiken om ’m te trekken. Een grote slede, misschien de muur van een gebouw.’
‘Ik heb een beter idee. Ongetwijfeld kan ik Halrloprillalar zover krijgen dat ze me de machines laat bekijken die dit gebouw in de lucht houden. Misschien kunnen we van het gebouw zelf wel een transportmiddel maken.’
‘Probeer dat maar, ja,’ zei Louis.
‘En jij?’
‘Gun me wat tijd.’
De kern van het gebouw was een grote massa machines. Een deel ervan zorgde ervoor dat het gebouw in de lucht bleef, andere apparaten zorgden voor airconditioning en watercondenseerders en waterkranen, en een geisoleerd stuk maakte deel uit van de generators voor de elektromagnetische val. Nessus werkte. Louis en Prill stonden te kijken, stijfjes elkaar negerend.
Spreker was nog steeds in de gevangenis. Prill had geweigerd hem naar boven te laten komen.
‘Ze is bang voor je,’ had Nessus gezegd. ‘We zouden haar natuurlijk onder druk kunnen zetten. We zouden jou op een van de cyclettes kunnen zetten. Als ik weigerde mee te gaan tot jij op het podium stond, dan zou ze je cyclette moeten laten opstijgen.’
‘Misschien laat ze me tot halverwege het plafond stijgen om me dan te laten vallen. Nee.’
Maar ze had Louis Wu geaccepteerd.
Hij bestudeerde haar terwijl hij deed of hij haar negeerde. Haar mond was smal, vrijwel liploos. Haar neus was klein en recht en smal. Ze had geen wenkbrauwen.
Geen wonder dat ze een uitdrukkingsloos gezicht leek te hebben. Haar gelaatstrekken leken niet veel meer dan de flauwe lijnen op de dummy van een pruikenmaker.
Na twee uur werken kwamen Nessus’ hoofden uit een reparatiepaneel. ‘Ik kan niet zorgen voor vermogen om ons hier vandaan te brengen. De krachtvelden die ons in de lucht houden, kunnen niet meer dan dat. Maar ik heb een corrigeermechanisme losgekoppeld dat ervoor moest zorgen dat we boven deze plek bleven hangen. Het gebouw is nu aan de wind overgeleverd.’
Louis grinnikte. ‘Of aan een sleepboot. Maak een kabel aan je cyclette vast en trek het gebouw achter je aan.’
‘Dat hoeft niet. De cyclette is voorzien van een reactieloze stuwstraalmotor. Hij kan gewoon binnen het gebouw blijven.’
kwam daar het eerst op, he? Maar die motor heeft een ontzettend groot vermogen. Als de cyclette hier losslaat …’
‘Ja …’ De poppenspeler wendde zich tot Prill en begon langzaam tegen haar te spreken in de taal van de goden van de Ringwereld. Hij sprak een hele tijd, en ten slotte zei hij tegen Louis: ‘Er is een hoeveelheid elektro- montageplastic. We kunnen de cyclette in plastic vatten, en alleen de bedieningsorganen vrijlaten.’
‘Is dat niet wat drastisch?’
‘Louis, als de cyclette losslaat, kan ik gewond raken.’
‘Hm … misschien. Kun je het gebouw laten landen als dat moet?’
‘Ja, ik kan de vlieghoogte wijzigen.’
‘Dan hebben we geen verkenningsvoertuig nodig. Oke, dan doen we dat.’
Louis rustte, maar hij sliep niet. Hij lag op zijn rug op het grote ovale bed. Zijn ogen waren open en hij staarde door het plexiraam in het plafond.
Over de rand van het schaduwvlak was de gloed van de zonne-corona te zien. De nieuwe dag was niet ver meer, maar de Boog was nog blauw en felverlicht in de zwarte hemel.
‘Ik moet krankzinnig zijn,’ zei Louis Wu.
En: ‘Wat kunnen we dan doen?’
De slaapkamer had waarschijnlijk deel uitgemaakt van de suite van de directeur van de gevangenis. Hij en Nessus hadden de cyclette gemonteerd in een diepe kast, en er plastic over en langs gegoten, en daarna, met Prills hulp, een stroomleiding door het plastic geleid. De kast was er net groot genoeg voor geweest. En de suite was nu een stuurcabine.
Het bed rook oud. Het kreukelde toen hij zich even verroerde. ‘Vuist-van-God,’ zei Louis Wu tegen het duister. ‘Ik zag ’m. Zestienhonderd kilometer hoog. Maar dat klopt niet. Ze zouden nooit een zo hoge berg bouwen, niet als …’ De rest van de zin liet hij onuitgesproken.
En opeens zat hij rechtop in zijn bed en schreeuwde: ‘Schaduw-vlakdraad!’
Een schaduw kwam de slaapkamer binnen.
Louis verstarde. Bij de deur brandde geen licht. Toch was aan de vloeiende bewegingen en de schakering van subtiele tinten licht en donker te zien dat een naakte vrouw op hem toe kwam lopen. Hallucinatie? De geest van Teela Brown? Ze was bij hem voor hij het wist. Volkomen zeker van zichzelf ging ze naast hem op het bed