zitten. Haar hand gleed naar hem toe en raakte zijn gezicht aan, en haar vingertoppen streken langs zijn wang.
Ze was bijna kaal. Hoewel haar haar donker, lang en dik was zodat het onder het lopen op en neer golfde, groeide het maar in een tweeeneenhalve centimeter brede strook die van de onderkant van haar schedel naar haar oren liep. In het duister waren haar gelaatstrekken vrijwel onzichtbaar. Maar haar lichaam was heel mooi. Hij zag nu voor het eerst hoe ze was gebouwd. Ze was slank, lenig en gespierd als een beroepsdanser, maar toch rank. Haar borsten waren zwaar en hoog ingeplant.
Als haar gezicht net zo was geweest als haar lichaam …
‘Ga weg,’ zei Louis, er wel voor zorgend het niet onvriendelijk te laten klinken. Hij pakte haar pols vast en maakte zo een eind aan wat haar vingertoppen met zijn gezicht deden. Het had aangevoeld als een gelaatsmassage, oneindig ontspannend. Hij stond op, trok haar zacht overeind, pakte haar bij haar schouders. Als hij haar nu gewoon omdraaide en een tikje op de bil gaf …?
Ze liet haar vingertoppen langs zijn hals glijden. Nu gebruikte ze beide handen. Ze raakte hem op zijn borst aan, en hier, en daar, en opeens was Louis Wu blind van lust. Zijn handen klemden zich als bankschroeven om haar schouders.
Ze liet haar handen zakken. Ze wachtte, deed gein poging om te helpen toen hij zich uit zijn kleren werkte. Maar terwijl hij zich uitkleedde, aaide ze hem hier, en daar, niet altijd op zenuwknooppunten. En elke keer was het of het genots centrum van zijn hersenen werd geraakt.
Hij stond in lichterlaaie. Als ze hem nu wegduwde, zou hij geweld gebruiken. Hij moest en zou haar bezitten …
… Maar ergens wist een koel stuk binnenin hem dat ze hem even snel seksueel kon verkillen als ze hem kon opwinden. Hij voelde zich een jonge sater, maar hij besefte ook vagelijk dat hij als een marionet aan touwtjes danste.
Maar dat kon hem op dit ogenblik heel, heel weinig schelen. En op Prills gezicht lag nog steeds geen uitdrukking.
Ze voerde hem mee tot op de rand van het orgasme, en toen hield ze hem daar, hield hem daar … zodat toen het kwam, het wel leek of hij door de bliksem werd getroffen. Maar de bliksem vlamde door, steeds maar door, een witgloeiende ontlading van de extase.
Toen het voorbij was, besefte hij nog maar nauwelijks dat ze wegliep. Ze moest weten dat ze hem tot op de bodem had opgebruikt. Hij sliep voor ze bij de deur was.
En werd wakker met de gedachte: Waarom deed ze dat nou?
Je bent te drigg analytisch, zei hij tegen zichzelf. Ze is eenzaam. Ze moet hier al een hele tijd zijn. Ze heeft een bepaalde vaardigheid aangeleerd, en ze heeft de laatste tijd niet de gelegenheid gehad om die vaardigheid ook toe te passen …
Vaardigheid. Ze moest meer van anatomie afweten dan de meeste professoren. Een doktoraal examen in Prostitutie gehaald? Achter het oudste beroep zat meer dan je op het eerste gezicht zou vermoeden. Louis Wu kon bedrevenheid op elk gebied onderkennen. Deze vrouw had het op het hare.
Raak deze zenuwen in die volgorde aan, en de persoon die je onder handen hebt, reageert zus-en-zo. De juiste soort kennis kan van een man een marionet maken…
• … marionet met Teela’s geluk aan de touwtjes …
Hij had het antwoord toen bijna. In ieder geval kwam hij er zo dichtbij dat hij niet van verbazing achterover viel toen het hem inviel.
Nessus en Halrloprillalar kwamen achterstevoren uit de vrieskamer lopen, het schoongemaakte karkas van een vogel zonder vleugels achter hen aanslepend. Nessus had een lap gepakt om het beest, dat groter was dan een mens, niet aan te hoeven raken… Toen hij Louis zag, liet zijn mond de enkel los, en Louis nam het trekken over, samen met Prill. Hij ontdekte dat hij beiden handen nodig had, net als zij. Hij beantwoordde de knik waarmee ze hem begroette en vroeg: ‘Hoe oud is ze?’
Nessus liet niet blijken dat de vraag hem verraste. ‘Ik weet het, niet.’
‘Ze is vannacht bij me gekomen.’ Maar dat maakte niets duidelijk: een poppenspeler zou geen flauw idee hebben van wat hij bedoelde. ‘Je weet toch dat dezelfde handeling die bij ons voor de voortplanting zorgt, ons ook tot vermaak dient?’
‘Dat wist ik, ja.’
‘Nou, daarmee hebben we ons beziggehouden. Ze is er goed in. Ze is er zo goed in dat ze er zo’n duizend jaar ervaring in moe hebben.’
‘Dat is niet onmogelijk. Prills beschaving kende een chemisch middel dat het leven nog beter in stand wist te houden dan jouw methusalixer. Vandaag de dag is dat middel waard wat degen die het bezit ervoor wil hebben. Een dosis staat gelijk aan vijftig jaar jeugd.’
‘Weet je toevallig hoeveel doses ze heeft gehad?’
‘Nee, Louis. Maar ik weet wel dat ze hierheen gelopen is.’
Ze waren nu bij de trap die omlaag voerde naar het kegelvormig. cellenblok. De vogel sleepte achter hen aan, bonkte de treden af. ‘Hierheen gelopen is? Waar vandaan?’
‘Van de randmuur.’
Driehonderdduizend kilometer?’
‘Bijna.’
‘Vertel me het hele verhaal eens. Wat is er met ze gebeurd nadat ze aan de goede kant van de randmuur terechtgekomen waren?’
‘Dat zal ik Halrloprillalar moeten vragen. Ik weet niet alles.’ En de poppenbaas begon Prill te ondervragen. Bij stukjes en beetje kwam het verhaal eruit:
Ze werden door de eerste de beste groep wilden die ze tegenkwamen voor goden gehouden, en dat was daarna steeds opnieuw gebeurd.
Het loste een probleem netjes op. De bemanningsleden met hersenbeschadigingen ten gevolge van de terugslag van de half gerepareerde cziltang brone werden aan de goede zorgen toevertrouwd van de dorpen waar ze doorheen trokken. Als lokale godheid zouden ze goed worden behandeld, en omdat het idioten waren, zouden ze als goden relatief weinig schade kunnen aanrichten. De rest van de bemanning van de Pionier ging uit elkaar. Negen, onder wie ook Prill, trokken in tegendraaiwaartse richting. Prills woonplaats lag die kant op. Beide groepen waren van plan langs de randmuur te trekken en op zoek te gaan naar beschavingscentra, als die er nog waren. Beide groepen beloofden plechtig elkaar hulp te sturen als ze daartoe de mogelijkheid hadden.
Ze werden voor goden gehouden door iedereen die ze tegenkwamen, alleen door de andere goden niet. De Val van de Steden had niet iedereen gedood. Een aantal overlevenden werd krankzinnig. Zonder uitzondering maakten ze gebruik van het leven-verlengende middel als ze dat konden krijgen. Allemaal waren ze op zoek naar enclaves waar de beschaving had standgehouden of weer was opgebouwd. Niemand had eraan gedacht om zelf zo’n enclave te stichten.
Naarmate de bemanningsleden van de Pionier verder trokken, voegden zich meer overlevenden bij hen. De groep werd een eerbiedwaardig pantheon.
In elke stad troffen ze de verbrijzelde torens aan. Deze torens waren na het bewoonbaar maken van de Ringwereld gebouwd, maar duizenden jaren voor de vervolmaking van het elixer. Het elixer had latere generaties voorzichtig gemaakt. Wie zich dat kon permitteren bleef gewoon een eind uit de buurt van de zwevende gebouwen, tenzij je een overheidsfunctionaris was. Dan installeerde je beveiligingsapparatuur of energiegeneratoren.
Een paar van de zwevende gebouwen zweefden nog. Maar de meeste waren neergestort in het hart van de steden, allemaal tegelijk, toen de laatste krachtstraalontvanger het begaf.
Een keer trof het pantheon een voor een deel gereciviliseerde stad aan. Alleen in de buitenwijken woonden mensen. Voor god spelen zou hier niet werken. Ze ruilden een fortuin aan elixer in tegen een bus met eigen energievoorziening die het nog deed. Pas veel later vonden ze weer iets dat op beschaving leek. Toen waren ze al te ver. Ze waren alle hoop kwijt, en de bus was kapot. In een halfvernielde stad, te midden van andere overlevenden van de Val van de Steden, kwam het grootste deel van het pantheon gewoon tot staan.
Maar Prill had een kaart. De stad waar ze was geboren, lag rechtstreeks aan stuurboord. Ze haalde een man over om met haar mee te gaan, en ze gingen op weg.
Ze speelden voor god. Na verloop van tijd kregen ze genoeg van elkaar, en Prill ging alleen verder. Als haar