Spreker-tot-Dieren in de gaten, en met het andere het grote raam. Maar de anderen gingen om Teela zitten om te luisteren naar wat ze te vertellen had.
De politie-destructor had het grootste gedeelte van de apparatuur van Teela’s cyclette vernield. De zender aan de hand waarvan Nessus haar positie kon bepalen, de intercom, de sonische capsule en de keuken gaven tegelijk de geest.
Teela leefde nog omdat de sonische capsule een ingebouwde blokgolf-waarschuwer had. Ze had opeens wind gevoeld, en meteen de motor op retro gezet, voor de Mach 2 wind haar hoofd van het lichaam kon rukken. Binnen enkele seconden was haar snelheid gezakt tot onder de maximaal toegestane binnen het bebouwde gebied. Het destructieveld had op het punt gestaan om ook haar motor te vernielen, maar dat gebeurde nu niet. De wind was draaglijk toen hij door de stabilisering van de sonische capsule brak.
Maar Teela was allesbehalve stabiel. Ze was te dicht bij de dood geweest in de Oogstorm. Deze tweede aanval was daar te vlug op gevolgd. Ze stuurde de cyclette naar beneden, op zoek naar een plek waar ze kon landen.
Ze zag een brede betegelde straat met winkels. Er waren lichten: ovale deuren, die hel-oranje oplichtten. De cyclette landde hard. maar ze was zo ver heen dat dat haar niets meer kon schelen. Ze was geland, dat was het belangrijkste.
Ze was net uit haar contourstoel aan het klauteren toen de cyclette weer opsteeg. De onverwachte beweging deed haar halsoverkop over de grond rollen. Toen ze op handen en voeten overeind kwam en omhoog keek, was de cyclette een snel kleiner wordende halter.
Teela begon te huilen.
‘Je moet een parkeerverbod hebben overtreden,’ zei Louis. ‘Het kon me niet schelen waarom het gebeurde. Ik voelde …’ Ze had er geen woorden voor, maar toch probeerde ze het. ‘Ik wilde iemand vertellen dat ik verdwaald was, maar er was niemand, dus ik ging op een van de stenen banken daar zitten en huilde.
Ik heb uren gehuild. Ik durfde niet weg te lopen, omdat ik wist dat jullie me zouden komen zoeken. En toen kwam … hij.’ Teela knikte naar haar metgezel. ‘Hij was verbaasd me daar aan te treffen. Hij vroeg me iets — ik kon hem niet verstaan. Maar hij probeerde me wel te troosten. Ik was blij dat hij er was, ook al kon hij niets doen.’
Louis knikte. Teela zou iedereen vertrouwen, dat lag in haar aard. Ze zou altijd bij de eerste de beste vreemde die ze tegen kwam, hulp of troost proberen te vinden. En dat zou nog volkomen risicoloos zijn ook, voor wat haar betrof.
Haar metgezel was niet de eerste de beste.
Het was een held. Dat kon je zo zien. Je hoefde hem niet tegen draken te zien vechten. Je hoefde alleen maar de spieren te zien, zijn rijzige gestalte, het zwarte metalen zwaard, de krachtige gelaatstrekken, die bijna griezelig veel leken op het spandraad-gezicht in het kasteel dat Hemel heette. En de beleefde manier waarop hij met Prill praatte, blijkbaar zonder te beseffen dat ze een vrouw was. Omdat ze de gezellin was van een ander?
Hij was gladgeschoren. Nee, dat was onwaarschijnlijk, hij was vast een half-Architect. Zijn haar was lang en asblond en niet al te schoon, en het golfde om een fraai hoog voorhoofd heen. Om zijn middel hing een soort brede gordel, de huid van een dier. ‘Hij heeft me te eten gegeven,’ zei Teela. ‘Hij heeft voor me gezorgd. Vier mannen probeerden ons gisteren te overweldigen, en hij verjoeg ze, alleen maar met zijn zwaard! En hij heeft een heleboel Interwerelds geleerd, in een paar dagen.’
‘O ja?’
‘Hij heeft een heleboel ervaring met talen.’
‘Dat was de onvriendelijkste opmerking die je had kunnen maken.’
‘Wat?’
‘Laat maar. Ga verder.’
‘Hij is oud, Louis. Hij heeft een massieve dosis binnen gekregen van iets dat veel weg heeft van methusalixer, een hele tijd geleden. Hij zei dat hij het heeft afgepakt van een boze tovenaar. Hij is zo oud dat zijn grootouders zich de Val van de Steden nog herinnerden.
Weet je wat hij aan het doen is?’ Haar glimlach werd ondeugend. ‘Hij is bezig aan een soort pelgrimstocht. Lang geleden heeft hij een gelofte afgelegd dat hij naar het punt zou lopen waar de Boog op de aarde steunde. Daar is hij nu mee bezig. Al honderden jaren lang.’
‘Het punt waar de Boog op de aarde steunt?’
Teela knikte. Haar glimlach was stralend, en ze genoot duidelijk van de grap, maar in haar ogen lag nog iets.
Louis had in Teela’s ogen liefde gezien, maar nog nooit tederheid. ‘Je bent er trots op dat-ie dat doet! Kleine idioot die je bent, weet je dan niet dat er geen Boog is?’
‘Dat weet ik best, Louis.’
‘Waarom vertel je het hem dan niet?’
‘Als je dat doet, kijk ik je nooit meer aan. Hij heeft er een te groot gedeelte van zijn leven aan besteed. En hij doet goede dingen. Hij is redelijk goed thuis in een aantal ambachten, en die kennis draagt hij op zijn reis naar de tegendraaiwaarts uit.’
‘Hoeveel kennis kan hij met zich meedragen? Hij kan niet al te intelligent zijn.’
‘Nee, dat is hij ook niet.’ In haar woorden klonk door dat dat haar ook niet zoveel kon schelen. ‘Maar als ik samen met hem over de Ringwereld trek, kan ik een heleboel mensen een heleboel dingen leren.’
‘Ik wist dat dat zou komen,’ zei Louis. Maar toch deed het pijn. Wist ze dat het pijn deed? Ze wilde hem niet aankijken. ‘We waren een dag of wat tussen die winkels voor ik besefte dat jullie mijn cyclette zouden volgen, niet mij. Hij had me verteld over Hal — Hal — over de godin en de zwevende toren die wagens naar zich toetrok, en dus gingen we daarheen.
We bleven in de buurt van het altaar, en wachtten tot we jullie cyclettes zouden zien. Toen begon het gebouw in stukken en brokken uit elkaar te vallen. Daarna begon Zoeker …’
‘Zoeker?’
‘Zo noemt hij zich. Als iemand vraagt waarom, dan kan hij uitleggen dat hij op weg is naar het steunpunt van de Boog en hem vertellen over de avonturen die hij heeft beleefd … begrijp je?’
‘Jah.’
‘Hij begon de motoren van alle oude wagens te proberen. Hij zei. dat de bestuurders altijd hun motor afzetten als ze werden opgebracht door het krachtveld van de verkeerspolitie, zodat hun motor niet uitbrandde als ze hier binnenvlogen.’
Louis en Spreker en Nessus keken elkaar aan. De helft van de zwevende wagens deed het misschien nog!
‘We vonden een wagen waarmee we konden vliegen,’ zei Teela. ‘We zaten achter jullie aan, maar in het donker moeten we jullie voorbij zijn gevlogen, maar gelukkig werden we door het krachtveld gegrepen omdat we te snel hadden gevlogen.’
‘Gelukkig, ja,’ zei Louis. ‘Ik geloof dat ik vannacht de sonische‘ klap hoorde, maar ik ben er niet zeker van.’
Zoeker was opgehouden met praten. Hij leunde op zijn gemak tegen de muur van de slaapkamer, en keek Spreker aan, op zijn gezicht een flauwe glimlach. Spreker keek terug. Louis kreeg de indruk dat ze allebei dachten over hoe het zou zijn om tegen de ander te vechten.
Maar Prill keek uit het raam, en op haar gezicht lag een angstige uitdrukking. Toen het gejammer van de wind toenam tot een wild huiverde ze.
Misschien had ze wel eerder wolkenformaties van dit type geziene Kleine asteroidegaten, snel gerepareerd, altijd ergens anders,’ maar altijd gefotografeerd voor de nieuwstapes of wat ze op de Ringwereld in plaats daarvan hadden. Altijd iets waar je bang voor was, de Oogstorm. Lucht die brullend werd weggezogen, de interstellaire ruimte in. Een wervelstorm op zijn kant, met onderaan een gat dat je even definitief kon wegzuigen als een zeepbel in de afvoerpijp van een badkuip.
Even laaide het geraas van de wind heftiger op. Teela fronste bezorgd haar voorhoofd. ‘Ik hoop dat het gebouw massief genoeg is,’ zei ze.
Louis was verbaasd. Wat is ze veranderd! Maar de Oogstorm had haar rechtstreeks bedreigd, die laatste keer.