degenen die de veranderingen in de historie hadden aangebracht soms fanatici uit de zuidelijke staten van de Verenigde Staten waren geweest. Maar genoeg daarover! Voorlopig had hij al zijn aandacht nodig om zijn eigen nek en die van Van Sarawak, te redden. ‘Wij komen van Sirius,’ zei hij hooghartig. ‘Uw opvattingen over de sterren zijn ernaast. We kwamen als vreedzame ontdekkingsreizigers hierheen en als ons iets mocht overkomen, zullen onze rasgenoten ons wreken.’

Deirdre keek zo ongelukkig, dat hij zijn geweten voelde spreken. ‘Ze zullen de kinderen toch wel ontzien?’ smeekte ze. ‘De kinderen konden er niets aan doen.’ Everard kon zich voorstellen hoe zij in gedachten zag hoe kleine, huilende gevangenen naar de slavenmarkten in de wereld der tovenaars werden geleid.

‘Als wij worden vrijgelaten en onze bezittingen terugkrijgen, hoeft er helemaal niets ernstigs te gebeuren,’ zei hij. ‘Ik zal er met mijn oom over spreken,’ beloofde zij, ‘maar zelfs indien ik hem kan overhalen, moet u nog bedenken dat hij in de raad maar over een stem beschikt. Toen het tot de mannen doordrong wat zij met uw wapens konden doen, verloren zij al hun bezinning.’

Ze stond op. Everard omvatte haar handen, die warm en zacht in de zijne rustten, en glimlachte moeizaam. ‘Sterkte, meid,’ zei hij in het Engels. Ze huiverde, rukte zich los en maakte weer een bezweringsteken.

‘En?’ vroeg Van Sarawak toen ze weer alleen waren, ‘wat ben je aan de weet gekomen?’ Nadat hij alles gehoord had, streek hij zich over de kin en mompelde: ‘Wat een prachtige verzameling gekken. Ik kan me slechtere werelden voorstellen, dan deze.’

‘En betere,’ zei Everard ruw. ‘Ze hebben wel geen atoombommen maar ik durf te wedden dat ze evenmin penicilline hebben. En het is niet de bedoeling dat wij de godheid gaan uithangen.’

‘Nee, nee, dat denk ik ook niet.’ De Venusiaan zuchtte.

4

Ze waren die dag verder erg rusteloos. Het was al nacht toen er in de gang lantaarnlichtjes opglansden en een soldaat de deur ontsloot. De gevangenen werden zwijgend naar een achteruitgang geleid waar twee auto’s op hen stonden te wachten. Men duwde hen in een ervan waarna de hele troep wegreed.

Er was geen straatverlichting in Catuvellaunan en er was maar weinig verkeer. Op de een of andere manier maakte de uitgestrekte stad daardoor in het duister een onwerkelijke indruk. Everard wijdde zijn aandacht aan de constructie van zijn voertuig. Zoals hij al gedacht had, werd het door stoomkracht aangedreven met poederkool als brandstof. Het had rubber banden om de wielen, vloeiende lijnen, een scherpe neus en een slangekop als versiering voorop. De besturing was gemakkelijk en het geheel was solide gebouwd maar het ontwerp was niet al te best. Kennelijk had men in deze wereld langzamerhand een techniek ontwikkeld die voornamelijk met wat ruwe vuistregels werkte. Er was echter geen systematische wetenschap die de moeite waard was. Ze kwamen over een plompe, ijzeren brug die naar Long Is-land voerde waar ook in deze wereld de wijk der welgestelden lag. Ze reden snel ondanks het matige schijnsel van de olielampen voorop. Tweemaal ontsnapten ze maar nauwelijks aan een ongeluk. Nergens waren verkeerstekens te zien en kennelijk was er geen enkele chauffeur die voorzichtigheid niet als iets verachtelijks beschouwde. Gezag en verkeer… hm. Op de een of andere manier deed het aan Frankrijk denken, met uitzondering van die zeldzame perioden waarin Frankrijk een Hendrik van Navarre of een Charles de Gaulle bezat. En zelfs in Everards eigen tijd, de twintigste eeuw, was de Franse bevolking overwegend Keltisch. Hij was geen aanhanger van opgeblazen theorieen over aangeboren raskenmerken maar vond dat er wel iets van waarheid zat in de gedachte dat zulke oude tradities ten slotte onderbewuste en onuitroeibare eigenschappen werden. Dit was een westerse wereld waarin de Kelten de overhand hadden gekregen en de Germaanse volken naar een paar kleine grensgebieden waren verdreven… Ja, kijk maar eens naar Ierland of bedenk eens hoe de politieke belangen van de verschillende stammen de opstand van Vercingetorix deden mislukken… Maar hoe zat dat dan met Littorn? Wacht even! In zijn eigen middeleeuwen was Litouwen een machtige staat geweest. Het had zich lange tijd de Germanen, Polen en Russen van het lijf gehouden en was zelfs pas in de vijftiende eeuw tot het Christendom overgegaan. Zonder de bedreiging door de Germanen had Litouwen zich gemakkelijk naar het oosten kunnen uitbreiden… Ondanks de aarzelende politiek van de Kelten waren er in deze wereld grotere staten en minder afzonderlijke landjes dan in Everards eigen wereld. Dat wees in de richting van een oudere samenleving. Als je rekende dat zijn eigen Westerse beschaving zo omstreeks 600 n.C. uit het afbrokkelende Romeinse Rijk was voortgekomen, moest daaruit opgemaakt worden dat in deze wereld de Kelten al voor die tijd de macht hadden gegrepen.

Everard begon zich langzamerhand een beeld te vormen van wat er gebeurd was maar hij hield zijn gedachten voorlopig voor zich.

De auto’s hielden stil voor een rijk versierde poort in een stenen muur. De chauffeurs praatten met twee gewapende wachtposten die, zoals dat op de grote landgoederen de gewoonte was, het livrei van het landgoed droegen; om hun hals was een smalle stalen band bevestigd, die erop wees dat zij slaven waren. De poort werd geopend en de auto’s vervolgden hun tocht over een met grint bedekte weg die door grasvelden en bomen omzoomd was. Aan het andere eind, bijna op het strand stond een huis. Men gebaarde Everard en Van Sarawak uit te stappen, waarna men hen naar het huis geleidde.

Het was een onregelmatig, houten bouwwerk. Bij het licht van de gaslampen op de veranda kon men zien dat het in bonte kleuren geschilderd was. De hoeken van de gevel en de uiteinden van de draagbalken waren met drakekoppen versierd. Vlakbij hoorde hij de zee en bij het licht van de, dicht boven de horizon staande, wassende maan kon Everard een schip met een lange schoorsteen en een boegbeeld waarschijnlijk een vrachtvaarder, onderscheiden. De ramen wierpen een geel schijnsel naar buiten. Een butler opende de deur voor het gezelschap. De wanden werden gevormd door panelen van donker hout en op de vloer lagen dikke tapijten. Aan het eind van de hal was de woonkamer die was ingericht met tamelijk overdreven gestoffeerd meubilair. Verschillende schilderijen van een weinig oorspronkelijke, conventionele stijl, en een enorme, stenen, open haard waarin een vrolijk vuur opvlamde.

In een van de stoelen zat Saorann ap Ceorn en in een andere Deirdre. Toen zij binnenkwamen, legde zij haar boek weg en stond glimlachend op. De officier trok aan een sigaar en staarde hen dreigend aan. Na enkele woorden gewisseld te hebben, verdwenen de soldaten. De butler bracht op een dienblad wijn binnen en Deirdre nodigde de agenten van de Patrouille uit om plaats te nemen.

Everard nipte aan zijn glas — het was een bijzonder fijne bourgogne — en vroeg botweg: ‘Waarom zijn we hier?’ Deirdre zond een verblindende glimlach op hem af. ‘Waarschijnlijk vindt u het hier plezieriger dan in de gevangenis?’

‘Natuurlijk. Bovendien is alles mooier uitgevoerd. Maar toch zou ik graag willen weten of we vrij zijn.’

‘U bent…’ Ze zocht naar een diplomatiek antwoord maar scheen daar te openhartig voor te zijn. ‘U bent hier welkom maar u mag het landgoed niet verlaten. Wij hopen dat we u kunnen overhalen ons te helpen. U kunt op een rijke beloning rekenen.’

‘Helpen? Hoe dan?’

‘Door onze handwerkslieden en onze druiden te leren hoe ze net zulke wapens en magische voertuigen kunnen maken als u bezit.’

Everard zuchtte. Het had geen zin te trachten hun het onmogelijke ervan duidelijk te maken. Zij bezaten niet eens de gereedschappen om de gereedschappen te maken waarmee ze het verlangde zouden moeten bouwen. Maar hoe zou hij dat duidelijk moeten maken aan mensen die nog in tovenarij geloofden?

‘Is dit huis van uw oom?’ vroeg hij.

‘Nee, van mijzelf,’ zei Deirdre. ‘Ik ben het enige kind van mijn ouders die rijke edelheden waren. Ze zijn vorig jaar gestorven.’

Ap Ceorn sprak een paar korte afgebeten woorden. Deirdre vertaalde ze met een zorgelijke uitdrukking op haar gezicht: ‘Op het moment heeft iedereen in Catuvellaunan het verhaal van uw komst al gehoord en dat betekent dat vijandelijke spionnen ook op de hoogte zijn. Wij hopen dat wij u hier verborgen kunnen houden.’

Everard die zich herinnerde welke daden er door de agenten van de geallieerden en de asmogendheden in kleine, neutrale landen als Portugal gepleegd waren, huiverde. Waarschijnlijk zouden degenen die door de dreiging van een naderende oorlog tot wanhoopsdaden verleid werden minder hoffelijk optreden dan de Afalloniers. ‘Waar gaat die strijd eigenlijk om?’ informeerde hij. ‘Om de beheersing van de Iceniaanse Oceaan natuurlijk. In het bijzonder om het bezit van enkele rijke eilanden die wij Ynys yr Lyonnach noemen.’ Deirdre stond

Вы читаете Delenda est
Добавить отзыв
ВСЕ ОТЗЫВЫ О КНИГЕ В ИЗБРАННОЕ

0

Вы можете отметить интересные вам фрагменты текста, которые будут доступны по уникальной ссылке в адресной строке браузера.

Отметить Добавить цитату