met een vloeiende beweging op en wees op een globe Hawai aan. ‘Ziet u,’ vervolgde zij ernstig, ‘zoals ik u al verteld heb, hebben Littorn en de Westerse alliantie — wijzelf inbegrepen — door de oorlog eikaars krachten uitgeput. De zich steeds verder uitbreidende en oorlogvoerende grootmachten van het moment zijn Huy Braseal en Hinduraj. De kleinere landen raken ook bij dat conflict betrokken want het is niet alleen een strijd om de macht maar tevens een strijd tussen systemen: het koninkrijk Hinduraj strijdt tegen de theocratische zonaanbidders van Huy Braseal.’
‘Wat gelooft uzelf, als ik vragen mag?’ Deirdre keek verbaasd. Zij scheen het een zinloze vraag te vinden. Ten slotte antwoordde zij langzaam: ‘De intellectuelen geloven dat er een Baal bestaat die alle mindere goden geschapen heeft. Maar wij houden de oude cultus natuurlijk in ere en betuigen ook de machtige buitenlandse goden zoals Perkunas en Czernebog van Littorn, Wotan Am-mon van Kimberland, Brahma en de Zon, onze eerbied… Het is maar beter om niet hun toorn op te wekken.’
‘Ik begrijp het.’
Ap Ceorn bood hun sigaren en vuur aan. Van Sarawak inhaleerde en zei klagerig: ‘Verdraaid, dat dit nu juist een wereld moet zijn waar niemand een voor mij verstaanbare taal spreekt.’ Zijn gezicht klaarde op. ‘Maar ik leer tamelijk snel, zelfs zonder hypnose. Ik zal me door Deirdre les laten geven.’
‘Jij en ik samen,’ zei Everard haastig. ‘Maar luister even Van.’ Hij vertelde wat hij ontdekt had. ‘Hm,’ de jongere man wreef zich over de kin. ‘Niet zo best, he? Maar als ze ons de kans geven op onze machine te klimmen, kunnen we er natuurlijk gemakkelijk vandoor gaan. Waarom spelen we het spelletje niet mee?’
‘Zulke sufferds zijn het niet,’ antwoordde Everard. ‘Ze mogen dan in toverij geloven, maar dat wil niet zeggen dat ze ook in zuiver altruisme geloven.’
‘Grappig, dat ze op intellectueel gebied zo achterlijk zijn en toch verbrandingsmotoren hebben.’
‘Nee, dat ligt tamelijk voor de hand. Daarom vroeg ik naar hun geloof. Het is altijd een onvervalst heidendom geweest. Zelfs het Joodse geloof schijnt verdwenen te zijn en het boeddhisme heeft niet veel invloed uitgeoefend. Whitehead heeft er al op gewezen dat het middeleeuws geloof in een almachtige God een belangrijke stimulans voor de groei der wetenschappen vormde omdat dit geloof samenging met de gedachte aan wetmatigheden in de natuur. En Mumford heeft daaraan toegevoegd dat de vroegere kloosters waarschijnlijk de mechanische klok ontwikkeld hebben — wat een zeer belangrijke uitvinding is geweest — omdat men op vaste uren wilde bidden. In deze wereld schijnt de uitvinding van de klok veel later plaats gevonden te hebben.’ Everard glimlachte ironisch om een gevoel van droefheid te verbergen. ‘Vreemd om daarover te praten. Whitehead en Mumford hebben hier nooit geleefd.’
‘Niettemin…’
‘Een ogenblik.’ Everard wendde zich tot Deirdre. ‘Wanneer werd Afallon ontdekt?’
‘Door blanken? In het jaar 4827.’
‘Hm… Met welke gebeurtenis vangt uw tijdrekening aan?’ Deirdre scheen zich over niets meer te kunnen verbazen. ‘Met de schepping van de wereld. Sommige geleerden hebben tenminste die datum zo vastgesteld. Dat is 5964 jaar geleden.’
Dat klopte met het bekende getal van 4004 v.C. van bisschop Ussher. Puur toeval misschien, maar toch… Deze beschaving bezat duidelijk enkele Semitische kenmerken. Ook het scheppingsverhaal uit Genesis was van Babylonische origine. ‘En wanneer maakte men voor de eerste maal van stoomkracht (pneuma) gebruik om machines aan te drijven?’ vroeg hij.
‘Ongeveer duizend jaar geleden. De grote druide Boroihme O’Fiona…’
‘Laat maar.’ Everard rookte zijn sigaar en verdiepte zich enige tijd in zijn eigen gedachten voor hij zich weer tot Van Sarawak wendde.
‘Zo langzamerhand begint het me duidelijk te worden,’ zei hij. ‘De Galliers waren allesbehalve het soort barbaren waarvoor men ze algemeen houdt. Ze hebben heel veel van de Fenisische handelaars en de Griekse kolonisten geleerd evenals van de Etrusken in het Gallie aan de overzijde van de Alpen. Aan de andere kant waren de Romeinen nogal stompzinnig en bezaten weinig intellectuele interessen. In onze eigen wereld was er tot aan de middeleeuwen, toen het keizerrijk van de kaart was geveegd, maar weinig technische vooruitgang. In deze geschiedenis verdwenen de Romeinen eerder. Evenals, daar ben ik tamelijk zeker van, de Joden. Ik veronderstel nu dat de Syriers de Maccabeeen uitroeiden en dat dit mogelijk was door het ontbreken van het machtsevenwicht dat de Romeinen geschapen hadden. Ook in onze geschiedenis is dat bijna gebeurd. Het Joodse volk verdween en dus ontstond het Christendom ook nooit. Maar hoe dan ook, toen Rome eenmaal verdwenen was, grepen de Galliers de macht. Zij begonnen ontdekkingsreizen te maken, bouwden betere schepen en ontdekten in de negende eeuw Amerika. Maar ze waren niet zo superieur aan de indianen dat dezen niet met hen konden wedijveren… Zij werden zelfs gestimuleerd om ook keizerrijken te bouwen zoals het hedendaagse Huy Braseal. In de elfde eeuw begonnen de Kelten met stoommachines te experimenteren. Het schijnt dat ze zelfs buskruit hadden, misschien uit China en ze deden nog verschillende andere uitvindingen. Maar over het algemeen hebben ze die allemaal door proberen moeten vinden. Er ligt geen echte wetenschap aan ten grondslag.’
Van Sarawak knikte. ‘Waarschijnlijk heb je gelijk. Maar wat is er met Rome gebeurd?’
‘Ik weet het niet. Nog niet. Maar daar ergens ligt het kritieke moment.’
Everard richtte zijn aandacht weer op Deirdre. ‘Wat ik nu ga zeggen zal u wel verbazen,’ zei hij kalm. ‘Ongeveer 2500 jaar geleden hebben onze mensen een bezoek gebracht aan deze wereld. Daarom spreek ik Grieks maar weet ik niet wat er sinds die tijd gebeurd is. Ik zou dat graag van u horen. Ik neem aan dat u bijna een geleerde bent.’ Ze bloosde en liet haar ogen schuil gaan achter een paar lange donkere wimpers zoals weinig roodharigen die maar bezitten. ‘Ik zal u met plezier, zoveel als in mijn vermogen ligt, van dienst zijn. Maar,’ smeekte ze plotseling, ‘helpt u dan op uw beurt ons?’
‘Ik weet het niet,’ zei Everard moeizaam. ‘Ik zou het graag doen, maar ik weet niet of het wel kan.’
‘Want,’ dacht hij, ‘ten slotte is het mijn taak, jouw en je hele wereld ter dood te veroordelen.’
5
Nadat Everard naar zijn kamer gebracht was, ontdekte hij dat de plaatselijke opvattingen van gastvrijheid meer dan voortreffelijk waren. Hij was te vermoeid en terneergeslagen om ervan te profiteren maar het slavenmeisje van Van Sarawak zou tenminste niet in haar verwachtingen teleurgesteld worden, dacht hij, al half in slaap. Men stond hier vroeg op. Vanuit zijn raam op de eerste verdieping zag Everard wachtposten langs het strand lopen. Hij vond het een koude morgen. Samen met Van Sarawak ging hij naar beneden om te ontbijten. De ham met eieren en de toast met koffie vervolmaakten het geheel. Ap Ceorn was weer naar de stad om een vergadering bij te wonen, zei Deirdre. Zijzelf had zich over haar droevige stemming heengezet en babbelde vrolijk over allerlei onbelangrijke zaken. Everard ontdekte dat ze lid was van een amateur toneelgroep die soms Griekse klassieke toneelstukken in de oorspronkelijke taal opvoerde. Vandaar haar vloeiende beheersing van de taal. Ze hield van paardrijden, jagen, zeilen, zwemmen… ‘Zullen we?’ vroeg ze. ‘Wat?’
‘Zwemmen natuurlijk.’ Deirdre sprong op van haar stoel op het grasveld, waar ze onder het vlammend getinte gebladerte gezeten hadden en begon zich zonder enige terughouding van haar kleding te ontdoen. Everard dacht dat hij een doffe tik op de grond hoorde toen Van Sarawaks ogen uit hun kassen rolden.
‘Kom op,’ lachte zij. ‘De laatste man is een ezel.’ Ze spartelde al in de witte branding toen Everard en Van Sarawak nog huiverend over het strand liepen.
‘Ik kom van een warme planeet,’ kreunde de Venusiaan. ‘Mijn voorouders komen uit Indonesie. In de tropen.’
‘Ze waren toch ook Nederlander, is het niet?’ grinnikte Everard.
‘Ze waren zo verstandig om naar Indonesie te verhuizen.’
‘Goed, blijf dan maar aan de kant.’
‘Bliksems! Als zij het uithoudt, kan ik er ook wel tegen!’ Van Sarawak stak een teen in het water en kreunde weer. Everard riep alle wilskracht waarover hij ooit beschikt had te hulp en rende de zee in. Deirdre gooide hem water naar het hoofd. Hij dook, kreeg een slank been te pakken en trok haar onder. Ze maakten nog een paar minuten gekheid waarna ze naar het huis terugrenden om een hete douche te nemen. Van Sarawak volgde hen als een blauwe dampwolk. ‘Van een tantaluskwelling gesproken,’ mompelde hij. ‘Het mooiste meisje van het heelal en ik kan niet eens met haar praten en bovendien is ze een soort ijsbeer.’ Nadat hij door de slaven afgedroogd en