‘We moeten helemaal omlopen als we de gang willen bereiken die naar de deur leidt.’

Een Rakasha steeg op uit de bron en vloog naar hen toe.

‘Zij trekken terug!’ schreeuwde hij. ‘De godin is gevallen.

De Man in Rood helpt haar vluchten!’

‘Zij trekken niet terug,’ zei Taraka. ‘Ze proberen ons de weg af te snijden. Blokkeer het pad! Vernietig het! Snel!’

De Rakasha dook als een meteoor terug in de bron.

‘Dwinger, ik word moe. Ik weet niet of ik ons buiten van de richel helemaal naar de grond kan dragen.

‘Kan je het gedeeltelijk?’

‘Ja.’

‘Die eerste honderd meter, waar het pad zo smal is?’

‘Ik denk van wel.’

‘Goed!’ Zij renden.

Terwijl zij langs de rand van de Hellebron vluchtten, steeg er nog een Rakasha op en bleef naast hen zweven. ‘Ik breng nieuws,’ riep hij. ‘We hebben het pad tweemaal verwoest. Iedere keer brandt de Heer van het Vuur een nieuw pad!’

‘Dan baat niets meer! Blijf maar bij ons! We hebben je hulp voor wat anders nodig.’

Hij zweefde voor hen uit, een rode gloed verlichtte hun pad. Zij liepen om de bron heen en renden de tunnel door. Aan het einde ervan gekomen, duwden zij de deur wijd open en stapten naar buiten op de richel. De Rakasha die hen voor was gegaan, smeet de deur achter hen dicht en zei: ‘Ze komen!’

Sam stapte over de richel en viel. De deur boven hem begon te gloeien en smolt toen weg.

Met hulp van de tweede Rakasha daalden zij helemaal tot de voet van Channa, trokken langs een pad en verdwenen om een hoek. De voet van een berg beschermde hen nu tegen de goden. Maar een ogenblik later werd die rots gegeseld door vuur.

De tweede Rakasha schoot hoog de lucht in, draaide om zijn as en verdween.

Zij renden langs het pad in de richting van het dal waar de strijdwagen stond. Toen zij die bereikten, was de Rakasha weer teruggekeerd.

‘Kali en Yama en Agni komen nu naar beneden,’ zei hij. ‘Sjiva vormt de achterhoede en houdt de gang onder controle. Agni leidt de achtervolging. De Man in het Rood helpt de godin, die hinkt.’

Voor hen, in het dal, stond de donderwagen op een grote grasvlakte. Gestroomlijnd en zonder enige versiering, bronskleurig, hoewel hij niet van brons was. Hij zag er uit als een omgevallen gebedstoren of een geweldige huissleutel of een essentieel onderdeel van een hemels muziekinstrument dat uit een sterrenbeeld losgeraakt en op de grond gevallen was.

Hij maakte de indruk niet compleet te zijn, hoe wel er geen fout aan te ontdekken viel. Hij had die bepaalde schoonheid, die behoort bij de fraaiste wapens, die gebruikt moeten worden willen ze compleet zijn. Sam liep ernaar toe, vond de ingang en stapte in. ‘Kan je met die wagen overweg, Dwinger?’ vroeg Taraka. ‘Kan je hem door de hemelen jagen en vernieling over het land zaaien?’

‘Yama heeft de besturing ongetwijfeld zo eenvoudig mogelijk gehouden. Hij houdt van simpel. Ik heb vroeger met de hemelse straaljagers gevlogen en ik neem aan dat dit net zoiets is.’

Hij dook de cabine in, ging in de bestuurdersstoel zitten en staarde naar het bedieningspaneel voor hem. ‘Verdomme,’ zei hij, strekte zijn hand uit en trok hem terug.

De andere Rakasha verscheen plotseling weer, kwam door de metalen wand van het schip heen en bleef boven het bedieningspaneel hangen.

‘De goden naderen snel,’ kondigde hij aan. ‘Vooral Agni.’ Sam draaide een aantal schakelaars om en drukte toen op een knop. Op het bedieningspaneel gingen lichtjes branden en er klonk een gezoem. ‘Hoe ver is hij?’ vroeg Taraka.

‘Bijna halverwege. Met zijn vlammen verbreedt hij het pad. Hij rent eroverheen alsof het een grote weg is. Hij verbrandt alle obstakels en heeft zo ruim baan.’ Sam haalde een hendel over en draaide aan een knop en bekeek de meters voor hem. Er ging een trilling door het schip.

‘Ben je klaar?’ vroeg Taraka.

‘De motor moet warmlopen. Koud trekt hij niet. En dit instrumentarium is ingewikkelder dan ik dacht.‘ “Ze zitten ons vlak op de hielen.’

‘Ja.’

Boven het oplopende gebrom van de wagen uit klonk in de verte het lawaai van verscheidene explosies. Sam drukte de hendel nog een streep verder en draaide weer aan de knop. ‘Ik ga ze tegenhouden,’ zei de Rakasha en verdween weer zoals hij gekomen was.

Sam duwde de hendel nog twee strepen verder, ergens begon er iets te sputteren en toen was het stil. Het schip stond onbeweeglijk.

Hij drukte de hefboom weer in de eerste stand, draaide aan de knop en drukte op de starter.

Weer ging er een rilling door de wagen en ergens begon er iets te zoemen. Sam drukte de hendel een streep door, stelde de knop.

Na een ogenblik herhaalde hij het, en het gezoem werd een gebrom.

‘Afgelopen,’ zei Taraka. ‘Dood.’ ,Wie? Wat?’

‘Degene die de Heer van het Vuur ging tegenhouden. Hij heeft gefaald.’

Er klonken nog meer explosies.

‘De Hellebron wordt vernield,’ zei Taraka.

Sam wachtte met zijn hand op de hendel. Het zweet stond hem op zijn voorhoofd.

‘Daar komt hij — Agni!’

Sam keek door de lange, schuine pantserplaat. De Heer van het Vuur kwam het dal in.

‘Adieu, Siddhartha.’

‘Nog niet,’ zei Sam.

Agni keek naar de wagen, hief zijn staf. Er gebeurde niets.

Hij bleef staan en wees met zijn staf; toen liet hij hem zak ken, schudde hem heen en weer.

Hij hief hem weer op. En ook ditmaal schoot er geen vlam uit. Hij bracht zijn linkerhand achter zijn nek, verstelde iets in het pakje. En toen hij dat deed, straalde er licht uit zijn staf, en brandde een groot gat in de grond naast hem. Weer hief hij zijn staf op. Niets.

Toen rende hij naar het schip. ‘Elektridirectie?’ vroeg Taraka. ‘Ja.’

Sam haalde de hendel verder over, verdraaide de knop weer. Een geweldig gebrom klonk om hem heen. Hij drukte op een andere knop en toen kwam er een knetterend geluid achter uit het vaartuig. Hij draaide aan een andere knop toen Agni de ingang bereikte. Er was een vuurflits en een gekletter van metaal op metaal. Hij stond op uit zijn stoel, liep de cabine uit en de gang in.

Agni was binnengekomen en hief zijn staf.

‘Beweeg je niet — Sam! Demon!’ riep hij boven het gebrul van de motoren uit; en terwijl hij sprak, werden zijn lenzen rood en glimlachte hij. ‘Demon,’ zei hij, ‘beweeg je niet of je verbrandt samen met je gastheer!’

Sam sprong boven op hem.

Agni sloeg meteen tegen de grond, want hij had er niet op gerekend dat de ander hem zou aanvallen. ‘Kortsluiting, he?’ zei Sam en mepte hem tegen zijn keel. ‘Of zonnevlekken?’ en hij sloeg hem tegen de slaap. Agni viel op zijn zij en Sam gaf hem nog een laatste slag met de zijkant van zijn hand, vlak boven het sleutelbeen. Hij schopte de staf de hele gang door en toen hij naar de deur liep om die te sluiten, wist hij dat het te laat was. ‘Ga nu, Taraka,’ zei hij, ‘vanaf dit moment is het mijn gevecht. Je kunt nu niets meer voor me doen.’

‘Ik heb beloofd je te helpen.’

‘Je kunt me nu niet helpen. Maak dat je wegkomt zolang het nog kan.’

‘Als je dat wilt… Maar ik moet je nog iets zeggen …’

‘Laat maar! Zodra ik weer in de buurt bent…’

‘Dwinger, ik heb dit van jou geleerd — het spijt me. Ik…’ Toen de doodsblik van Yama op hem viel en hem dieper trof dan zijn eigen wezen, ging er een verschrikkelijke stuiptrekking door hem heen.

Ook Kali keek hem in de ogen en hief intussen haar gillende scepter.

Het was of er een schaduw werd opgeheven en een andere neerviel.

‘Vaarwel, Dwinger,’ klonk het in zijn geest. Toen begon de doodskop te krijsen. Hij voelde zichzelf vallen.

Вы читаете Heer van het licht
Добавить отзыв
ВСЕ ОТЗЫВЫ О КНИГЕ В ИЗБРАННОЕ

0

Вы можете отметить интересные вам фрагменты текста, которые будут доступны по уникальной ссылке в адресной строке браузера.

Отметить Добавить цитату