storm waarvan iedere druppel een veer, een vogel of een juweel wordt; en (en misschien het meest overtuigend) een Tempel vol verschrikkelijke, zwaar versierde beelden, die plotseling tot leven gebracht worden en zingend uitzwermen over de wereld, met felgekleurde banieren wapperend in de wind, die paleizen doen wankelen en vesten ineenstorten, die bijeenkomen in het middelpunt van alles, een geweldig vuur aansteken en er omheen dansen, met de altijd aanwezige mogelijkheid, of de controle te verliezen over het vuur, of over de dans. Zij kwamen.
Toen het geheime alarmapparaat in de Archieven begon te rinkelen, greep Tak zijn Schitterende Speer uit de kast. Naar gelang van de tijd van de dag bereikte het alarmsignaal andere wachters. Tak had een voorgevoel van de oorzaak en was blij dat het signaal op dat moment klonk. Hij begaf zich naar boven naar de uitgang en spoedde zich naar het Museum op de heuvel. Maar het was al te laat.
De vitrine was open en de bewaker bewusteloos. Verder was er niemand in het Museum, omdat iedereen in de stad feestvierde.
Het gebouw stond zo dicht bij de Archieven, dat Tak de twee snapte toen ze langs de andere helling van de heuvel wegvluchtten.
Hij zwaaide met de Schitterende Speer, doch deinsde ervoor terug hem te gebruiken.
‘Stop!’ riep hij.
Zij draaiden zich om.
‘Je hebt dus toch een alarmcontact geraakt,’ riep een van hen beschuldigend. Hij bevestigde haastig de gordel om zijn middel.
‘Vooruit, verdwijn!’ zei hij. ‘Ik reken wel met hem af!’
‘Ik heb niets aangeraakt,’ riep zijn metgezel. ‘Maak dat je wegkomt!’
Hij wachtte en keek Tak aan. Zijn metgezel vluchtte verder de heuvel af. Tak zag dat het een vrouw was. ‘Breng terug,’ zei Tak hijgend. ‘Wat je ook gestolen hebt, breng het terug misschien kan ik je dan beschermen . . .’
‘Nee,’ zei Sam. ‘Het is al te laat. Ik ben nu de gelijke van iedereen hier en dit is mijn enige kans te verdwijnen. Ik ken je, Tak van de Archieven en ik wil je niet vernietigen. Daarom, verdwijn snel!’
‘Yama kan ieder moment hier zijn. En …’
‘Ik ben niet bang voor Yama. Val me aan of laat me met rust — nu!’
‘Ik kan je niet aanvallen.’
‘Vaarwel dan,’ zei Sam en steeg als een ballon de lucht in. Maar toen hij nog dicht boven de grond zweefde, verscheen Heer Yama met een wapen in zijn handen. Het was een slanke glanzende buis, met een kleine kolf en een groot afvuurmechanisme.
Hij hief het op en mikte. ‘Je laatste kans!’ riep hij, maar Sam steeg verder omhoog. Toen hij vuurde, scheurde de koepel hoog boven hen.
‘Hij heeft zijn Aspect aangenomen en een Attribuut gebruikt,’ zei Tak. ‘Hij bindt de energie van je wapen.’
‘Waarom heb je hem niet tegengehouden?’ vroeg Yama. ‘Dat kon ik niet, Heer. Ik werd overrompeld door zijn Attribuut.’
‘Het doet er niet toe,’ zei Yama. ‘De derde wachter pakt hem wel.’
Hij steeg omhoog en onderwierp de zwaartekracht aan zijn zijn wil.
Maar tijdens zijn vlucht werd hij zich ervan bewust dat een schaduw hem achtervolgde. Het verschool zich net buiten zijn gezichtsvelden waar hij ook keek, steeds ontsnapte het weer aan zijn blik. Maar het was er en werd voortdurend groter.
In de verte was een uitgang naar buiten. De talisman kon die poort openen, hem tegen de koude beschermen, hem overal in de wereld heen brengen … Daar klonk het geluid van vleugelslagen. ‘Vlucht!’ donderde de stem in zijn hoofd. ‘Sneller, Dwinger! Vlucht sneller! Vlucht sneller!’
Het was een van de vreemdste gewaarwordingen die hij ooit had gehad.
Hij voelde duidelijk dat hij in beweging was. Maar er veranderde niets. De poort kwam niet nader. Hij bewoog zich niet, hoewel hij naar zijn gevoel een geweldige snelheid had. ‘Sneller, Dwinger! Sneller!’ riep de wilde stem dreunend. ‘Probeer met de wind en de bliksem te wedijveren!’ Hij spande zich met alle kracht in om de angst die hem bekroop tot staan te brengen. Toen beukten de winden op hem los, de machtige winden die door de Hemel zwenken. Hij wist hen eronder te krijgen, maar de stem klonk nu vlak bij hem, hoewel hij niets anders zag dan een schaduw. ‘ “De zinnen zijn als paarden die de voor hen liggende weg niet willen betreden,” zei de stem. ‘ “Als het verstand uit een verwarde geest stamt, verliest het zijn onderscheidingsvermogen,” ’ en Sam herkende de machtige woorden van de Katha Upanishad die achter hem gebruld werden. ‘ “In dit geval,” ’ ging de stem voort, ‘ “slaan de zinnen los als wilde kwaadaardige paarden aan de teugel van een zwakke wagenmenner.” ’
Toen ontplofte de lucht om hem heen in duizend bliksem schichten en duisternis omhulde hem. Hij probeerde de krachten die hem belaagden te binden, maar kon nergens greep op krijgen.
‘Dit kan niet, dit is niet echt,’ riep hij uit.
‘Wat is echt en wat niet?’ antwoordde de stem. ‘Je paarden gaan er nu vandoor.’
Er was een ogenblik van verschrikkelijke duisternis, alsof zijn geest in het luchtledige vertoefde. Toen was er pijn. Toen niets meer. Het is moeilijk de oudste jeugdgod te zijn. Hij ging de Hal van Karma binnen, vroeg een audientie aan bij de vertegenwoordiger van het Rad, werd toegelaten tot de Heer die twee dagen tevoren een onderzoek had moeten uitstellen.
‘En?’ vroeg hij.
‘Ik betreur de vertraging, Heer Moeroegan. Ons personeel is ingeschakeld bij de voorbereidingen van het huwelijk.’
‘Dus ze zijn aan het brassen, terwijl ze eigenlijk mijn nieuwe lichaam gereed moeten maken?’
‘U kunt beter niet zo spreken, Heer, en niet doen alsof het werkelijk uw lichaam is. Het is een lichaam dat u geleend wordt door het Grote Rad, en dat in overeenstemming is met uw tegenwoordige karmische behoeften …’
‘En het is niet klaar omdat het personeel aan het brassen is?’
‘Het is niet klaar omdat het Grote Rad op een bepaalde manier draait.’
‘Ik heb het morgenavond op zijn laatst nodig. Als het niet klaar is, moge dan het Grote Rad als een jaggernaut op zijn dienaren neerkomen. Ben ik duidelijk, Heer van Karma?’
‘Ik hoor u, maar uw taal hoort niet thuis in dit…’
‘Brahma heeft de reincarnatie bevolen en hij wil mij in mijn nieuwe gedaante op het huwelijksfeest op Mijlenhoge Piek zien verschijnen.
Moet ik hem mededelen dat het Grote Rad niet in staat is te voldoen aan zijn wensen omdat het zo ontzettend langzaam draait?’
‘Nee Heer. Het is op tijd klaar.’
‘Uitstekend.’
Hij draaide zich om en verdween.
De Heer van Karma maakte een oeroud, mystiek gebaar achter zijn rug.
‘Brahma.’
‘Ja, godin?’
‘Wat mijn voorstel betreft…’
‘Het zal geschieden naar je wens, mevrouw.’
‘Ik wil het anders.’
‘Anders?’
‘Ja Heer. Ik wil een mensenoffer.’
‘Toch niet…’
‘Jawel.’
‘Je bent werkelijk nog sentimenteler dan ik dacht.’
‘Gebeurt het of gebeurt het niet?’
‘Om je eerlijk te zeggen — gezien de laatste gebeurtenissen zou ik het zelf niet anders wensen.’
‘Het staat dus vast?’
‘Het zal geschieden naar je wens. In die ene was meer kracht aanwezig dan ik gedacht had.