Krisjna liet zijn fluit op tafel liggen.
Die nacht stond Sam op het hoogste balkon van Ratri’s paleis. De regendroppels voelden in de wind aan als koude spijkers. Aan zijn linkerhand gloeide een ijzeren ring met een smaragdgroene glans. Bliksemstralen flitsten ononderbroken. Hij hief zijn hand en de donder barstte los, als door doodskreten van al de draken die ooit ergens geleefd mochten hebben…
De nacht week toen de vuurgeesten voor het Paleis van Kama stonden.
Sam hief beide handen en zij klommen de lucht in als een geest en zweefden hoog in de nacht. Hij maakte een gebaar en zij zweefden boven Khaipur, van het ene eind van de stad naar het andere. Toen cirkelden zij rond. Toen scheidden zij zich en dansten in de storm. Hij liet zijn handen zakken. Zij keerden terug en zweefden weer voor hem. Hij bewoog zich niet. Hij wachtte.
Na ongeveer honderd hartslagen klonk door de nacht een stem: ‘Wie zijt gij, die de slaven van de Rakasha’s gebiedt?’
‘Breng mij Taraka,’ zei Sam. ‘Ik neem van geen sterveling bevelen aan.’
‘Kijk dan naar de vlammen van mijn ware wezen voor ik je bindt aan die metalen vlaggemast zolang hij daar staat.’
‘Dwinger! Gij leeft!’
‘Breng mij Taraka,’ herhaalde hij. ‘Ja, Siddhartha. Uw wil geschiede.’
Sam klapte in zijn handen en de vuurgeesten sprongen de lucht in en de nacht was weer donker om hem heen.
De Heer van de Hellebron nam een menselijke vorm aan en ging de kamer binnen waar Sam zich geheel alleen ophield.
‘De laatste keer dat ik je zag, was op de dag van de Grote Slag,’ zei hij. ‘Later hoorde ik dat ze een manier gevonden hadden om je te vernietigen.’
‘Zoals je ziet is dat niet gebeurd.’
‘Hoe ben je weer op de wereld gekomen?’
‘Heer Yama bracht me terug — de Man in het Rood.’
‘Zijn kracht is inderdaad geweldig.’
‘Het bleek voldoende. Hoe gaat het tegenwoordig met de Rakasha’s?’
‘Goed, wij zetten jouw strijd voort.’
‘Werkelijk? Hoe?’
‘We helpen je oude bondgenoot de Zwarte, llwr Niiiili in zijn strijd tegen de goden.’
‘Dat had ik verwacht. En daarom heb ik contact met je gezocht.’
‘Wil je weer met hem optrekken?’
‘Ik heb daar ernstig over nagedacht en ondanks de bezwaren van mijn kameraad wens ik inderdaad met hem op te trekken, vooropgezet dat hij een overeenkomst met ons maakt. Ik wil dat jij hem mijn boodschap overbrengt.’
‘Wat is die boodschap, Siddhartha?’
‘De boodschap is dat de Lokapala’s — en dat zijn Yama, Krisjna, Koebera en ikzelf — met hem tegen de goden zullen optrekken, met al onze aanhangers, krachten en machinerieen, op voorwaarde dat hij erin toestemt, wanneer wij overwinnen geen oorlog meer te voeren tegen de aanhangers van het Boeddhisme of het Hindoeisme die in de wereld bestaan met het doel hen tot zijn geloof te bekeren en verder dat hij niet zal proberen het Progressivisme te onderdrukken zoals de goden dat gedaan hebben. Let op zijn vlammen als hij antwoordt en zeg me of hij de waarheid spreekt.’
‘Denk je dat hij daarop ingaat, Sam?’
‘Ja. Hij weet dat hij aanhangers zal krijgen als de goden er niet meer zijn om de hand te houden aan het Hindoeisme. Dat kan hij opmaken uit wat ik gedaan heb met het Boeddhisme, ondanks hun verzet. Hij is ervan overtuigd dat zijn manier de enig juiste is en dat die voorbestemd is om in elke mededinging te zegevieren. Ik geloof dat hij daarom akkoord zal gaan met eerlijke mededinging. Breng hem die boodschap over en breng mij zijn antwoord. Gesnapt?’
Taraka sidderde. Zijn gezicht en zijn linkerarm werden rook. ‘Sam.. ’
‘Ja.’
‘Wat is de goede manier?’
‘He? Moet je mij dat vragen? Hoe moet ik dat weten?’
‘De stervelingen noemen je Boeddha.’
‘Dat komt alleen doordat ze gekweld worden door spraak en onwetendheid.’
‘Nee. Ik heb naar je vlammen gekeken en noem je de Heer van het Licht. Je bedwingt hen zoals je ons bedwongen hebt, je bevrijdt hen zoals je ons bevrijd hebt. Jij had de macht hun geloof bij te brengen. Je bent wat je beweert te zijn.’
‘Ik heb gelogen. Ik heb er zelf nooit in geloofd en dat doe ik nog niet. Ik had evengoed een andere manier kunnen kiezen — laten we zeggen Nirriti’s godsdienst — alleen doet een kruisiging pijn. Ik had er een kunnen kiezen die Islam genoemd wordt, alleen weet ik maar al te goed hoe die vermengd is met Hindoeisme. Mijn keuze werd gebaseerd op berekening, niet op inspiratie en ik ben niets.’
‘Jij bent de Heer van het Licht.’
‘Ga mijn boodschap overbrengen. We zullen het een andere keer wel eens over godsdiensten hebben.’
‘Je beweert dat de Lokapala’s Yama, Krisjna, Koebera en jijzelf zijn?’
‘Ja.’
‘Dan leeft hij dus. Zeg me, Sam, voor ik ga .. . kan jij Heer Yama verslaan?’
‘Ik weet het niet. Maar ik geloof van niet. Ik geloof dat niemand dat kan.’
‘Maar kan hij jou overwinnen?’
‘Misschien, in een eerlijk gevecht. Toen we elkaar in het verleden als vijanden ontmoetten, had ik steeds geluk, of slaagde ik erin hem te misleiden. Onlangs heb ik met hem geschermd en hij heeft daarin geen gelijke. Hij is te veelzijdig op het gebied van vernietiging.’
‘O,’ zei Taraka, zijn rechterarm en de helft van zijn borst zweefden weg. ‘Goedenacht dan, Siddharta. Ik zal je boodschap overbrengen!’
‘Bedankt en goedenacht.’
Taraka ging helemaal op in rook en dreef weg in de storm.
Hoog boven de wereld cirkelde Taraka. Om hem heen woedde de storm, maar hij schonk er nauwelijks aandacht aan.
De donder rolde en de regen stroomde neer en de Brug der Goden was onzichtbaar. Maar geen van die dingen hinderde hem. Want hij was Taraka van de Rakasha’s, Heer van de Hellebron … En hij was het machtigste wezen ter wereld geweest, met uitzondering van de Dwinger. En nu had de Dwinger hem verteld dat er iemand was die nog groter was dan hij … en ze zouden samen strijden, als tevoren. De onbeschaamdheid waarmee hij daar gestaan had in zijn rode kleding en zijn Macht! Die dag. Meer dan een halve eeuw geleden. Bij de Vedra.
Yama-Dharma vernietigen, Dood overwinnen, dat zou betekenen dat Taraka de machtigste was … Het bewijs leveren dat Taraka oppermachtig is, was belangrijker dan de goden verslaan; die moesten toch de een of andere dag verdwijnen, hoe dan ook, want zij waren geen Rakasha’s.
Daarom zou de boodschap van de Dwinger aan Nirriti — waarmee deze volgens zijn zeggen akkoord zou gaan — slechts tot de storm gesproken worden en zou Taraka naar zijn vlammen kijken, wetende dat hij de waarheid sprak. Want de storm liegt nooit… en zegt altijd Nee!
De donkere wachtmeester bracht hem het kamp binnen. Hij had er luisterrijk uitgezien in zijn wapenrusting met al zijn onderscheidingen en hij was niet gevangen genomen; hij was op hem toegelopen en had gezegd dat hij een boodschap voor Nirriti had. En om die reden had de wachtmeester hem niet onmiddellijk neergeslagen. Hij nam hem zijn wapens af, leidde hem naar het kamp — in het woud in de buurt van Lananda — en liet hem onder bewaking achter om zelf overleg te plegen met zijn leider.
Nirriti en Olvegg zaten in een zwarte tent. Voor hen lag een kaart van Lananda.
Toen zij hem de gevangene binnen hadden laten brengen, keek Nirriti deze aan en stuurde de wachtmeester weg. ‘Wie ben je?’ vroeg hij.
‘Ganesja van de Stad. Dezelfde die jou geholpen heeft uit de Hemel te ontvluchten.’