‘Genoeg voor het kopen van een duizendtal,’ zei de goede meester met een minachtend lachje. ‘Toch betaalt u dubbel, is wat u zegt. Dan is vijf centurieen alles wat u koopt.’
‘Met uw mooie kroon kunt u misschien nog een centurie kopen,’ zei de dikzak in het Valyrisch. ‘Uw kroon met de drie draken.’
Dany wachtte tot zijn woorden vertaald waren. ‘Mijn kroon is niet te koop.’ Toen Viserys hun moeders kroon had verkocht was zijn laatste restje levensvreugde verdwenen, waarna hem alleen nog razernij had gerest. ‘Ook zal ik mijn volk niet tot slaven maken, noch hun bezittingen en paarden verkopen. Maar mijn schepen kunt u krijgen. De grote kogge
De dikke Grazdan keerde zich naar de anderen toe. Ze overlegden opnieuw met gedempte stemmen. ‘Twee van duizendtallen,’ zei de man met de stijve baard toen hij zich weer omdraaide. ‘Dat is te veel, maar de goede meesters zijn voor toegeven en uw nood is groot.’
Tweeduizend was niet genoeg voor haar doeleinden.
Naast haar hield Jhiqui hoorbaar haar adem in. Kraznys glimlachte tegen zijn collega’s. ‘Zei ik het niet? Ze is bereid ons alles te geven.’
Witbaard staarde haar geschokt en ongelovig aan. De hand waarmee hij zijn staf vasthield trilde. ‘Nee.’ Hij zonk voor haar op een knie. ‘Uwe genade, ik smeek u, verover uw troon met draken, niet met slaven. Doe dit niet…’
‘Matig u niet aan, mij te vertellen wat ik moet doen. Ser Jorah, verwijder Witbaard uit mijn nabijheid.’
Mormont greep de oude man ruw bij een elleboog, sleurde hem overeind en voerde hem weg, het terras op.
‘Zeg tegen de goede meesters dat ik deze onderbreking betreur,’ zei Dany tegen het slavinnetje. ‘Zeg dat ik op hun antwoord wacht.’
Maar ze kende hun antwoord al. Ze las het in de fonkeling van hun ogen en de lachjes die ze uit alle macht probeerden te onderdrukken. In Astapor waren duizenden eunuchen en nog meer slavenjongens die klaar waren om gecastreerd te worden, maar in de hele, wijde wereld waren maar drie levende draken.
De oudste Grazdan ging verzitten en zijn parels tikten tegen elkaar. ‘Een draak naar keuze,’ zei hij met dunne, harde stem. ‘De zwarte is het grootst, en het gezondst.’
‘Zijn naam is Drogon.’ Ze knikte.
‘Al uw goederen, behalve uw kroon en uw koninklijke gewaden. Die mag u houden. De drie schepen. En Drogon.’
‘Verkocht,’ zei ze in de gewone spreektaal.
‘Verkocht,’ zei de oude Grazdan in het Valyrisch met zijn zware accent.
De overigen zeiden het de oude man met zijn paarlen franje na. ‘Verkocht,’ vertaalde het slavinnetje, ‘en verkocht, tot acht keer toe.’
‘De Onbezoedelden zullen uw barbaarse taal weldra leren,’ voegde Kraznys mo Nakloz eraan toe nadat alles geregeld was, ‘maar tot die tijd zult u een slaaf nodig hebben om met hen te spreken. Wil deze slavin aanvaarden als onze gift aan u, een symbool van een geslaagde overeenkomst.’
‘Dat wil ik,’ zei Dany.
Het slavinnetje vertaalde zijn woorden voor haar en de hare voor hem. Als ze er zelf iets van vond dat ze als gebaar werd weggeschonken dan zorgde ze ervoor dat niet te laten merken.
Arstan Witbaard hield ook zijn mond toen Dany op het terras langs hem schreed. Hij volgde haar zwijgend de trappen af, maar ze kon zijn hardhouten staf onderweg op de rode bakstenen horen tikken. Wat ze deed was afschuwelijk.
Maar eenmaal beneden op de hete rode bakstenen van de Pronkende Plaza, tussen de piramide van de slavenhandelaren en de barakken van de eunuchen, wendde Dany zich tot de oude man. ‘Witbaard,’ zei ze, ‘ik heb uw raad nodig, en u moet er nooit voor terugdeinzen mij te zeggen wat u vindt… onder vier ogen. Maar twijfelt u nooit meer aan mij in het bijzijn van vreemden.’
‘Ja, uwe genade,’ zei hij bedrukt.
‘Ik ben geen kind,’ hield ze hem voor. ‘Ik ben een koningin.’
‘Toch kunnen ook koninginnen zich vergissen. De Astapori hebben u bedrogen, uwe genade. Een draak is meer waard dan welk leger ook. Dat heeft Aegon driehonderd jaar geleden bewezen op het Veld van Vuur.’
‘Ik weet wat Aegon heeft bewezen. Ik ben van plan zelf ook het nodige te bewijzen.’ Dany keerde zich van hem naar het slavinnetje toe dat gedwee naast haar draagkoets stond te wachten. ‘Heb je een naam, of moet je iedere dag een nieuwe uit een ton halen?’
‘Dat geldt alleen voor de Onbezoedelden,’ zei het meisje. Toen besefte ze dat de vraag in het Hoog Valyrisch was gesteld. Haar ogen werden groot. ‘O.’
‘Heet je O?’
‘Nee, uwe genade, vergeeft u deze hier dat ze zich liet gaan. De naam van deze slavin is Missandei, maar…’
‘Missandei is geen slavin meer. Met ingang van dit moment ben je vrij. Kom bij me in de draagkoets zitten, ik wil met je praten.’ Rakharo hielp hen instappen, en Dany trok de gordijnen dicht tegen het stof en de hitte. ‘Als je bij me blijft word je mijn dienstmaagd,’ zei ze toen ze op weg gingen. ‘Ik zal je bij mij houden om namens mij te spreken, zoals je namens Kraznys gesproken hebt. Maar je mag mij op elk gewenst ogenblik de dienst opzeggen als je een vader of moeder hebt waar je liever naartoe zou gaan.’
‘Deze hier zal blijven,’ zei het meisje. ‘Deze hier… ik… ik kan nergens naartoe. Deze… ik zal u dienen. Graag.’
‘Ik kan je je vrijheid geven, maar ik kan je geen veiligheid bieden,’ zei Dany waarschuwend. ‘Ik moet nog een wereld oversteken en oorlogen uitvechten. Je zou honger kunnen lijden. Je zou ziek kunnen worden. Je zou kunnen omkomen.’
‘Alle mensen moeten sterven,’ beaamde Dany, ‘maar laten we bidden dat dat nog lang zal duren.’ Ze leunde achterover in de kussens en nam de hand van het meisje. ‘Kennen die Onbezoedelden echt geen vrees?’
‘Nee, uwe genade.’
‘Je bent nu bij mij in dienst. Is het waar dat ze geen pijn voelen?’
‘De wijn der dapperheid doodt dergelijke gevoelens. Op het moment dat ze hun zuigelingen doden, hebben ze die al jaren gedronken.’
‘En ze zijn gehoorzaam?’
‘Ze kunnen niet anders. Als u hen zou bevelen geen adem te halen zouden ze dat makkelijker vinden dan ongehoorzaam te zijn.’
Dany knikte. ‘En als ik klaar met ze ben?’
‘Uwe genade?’
‘Als ik mijn oorlog heb gewonnen en de troon heb opgeeist die aan mijn vader toebehoorde, dan zullen mijn ridders hun zwaard opsteken en naar hun burcht terugkeren, naar hun vrouw en kinderen, hun moeder… naar hun eigen leven. Maar deze eunuchen hebben geen eigen leven. Wat moet ik met achtduizend eunuchen als er geen veldslagen meer geleverd hoeven te worden?’
‘De Onbezoedelden zijn goede bewakers en uitstekende wachtposten, uwe genade,’ zei Missandei. ‘En het is nooit moeilijk om voor zulke goede volbloedtroepen een koper te vinden.’
‘In Westeros worden geen mannen gekocht en verkocht, is mij verteld.’
