langs de kronkelende rivier van Astapor leidde. Ze sloot haar ogen en stelde zich voor hoe die eruit zou zien: helemaal van golvende zwarte zijde, met daarop de driekoppige Targaryendraak die gouden vlammen spuwde. Een banier zoals Rhaegar die had kunnen voeren. De rivieroevers waren merkwaardig rustig. De Worm, noemden de Astapori deze stroom. Hij was breed, traag en kronkelig, en bezaaid met beboste eilandjes. Op een daarvan ving ze een glimp van spelende kinderen op die tussen elegante marmeren standbeelden door stoven. Op een ander eiland kusten twee geliefden elkaar in de schaduw van hoge groene bomen, even schaamteloos als Dothraki op een bruiloft. Omdat ze geen kleren droegen zou ze niet kunnen zeggen of het slaven of vrijen waren.

De Pronkende Plaza met haar grote bronzen harpij was te klein om plaats te bieden aan alle Onbezoedelden die ze had gekocht. Inplaats daarvan stonden ze opgesteld op de Plaza der Pijniging tegenover de hoofdpoort van Astapor, om meteen de stad uit geleid te kunnen worden als Dany hen had overgenomen. Hier stonden geen bronzen beelden maar alleen een houten platform voor het radbraken, villen en ophangen van opstandige slaven. ‘De goede meesters hebben ze hier geplaatst opdat dit het eerste is wat een nieuwe slaaf bij het betreden van de stad onder ogen krijgt,’ vertelde Missandei haar toen ze de plaza bereikten.

Op het eerste gezicht dacht Dany dat hun huid gestreept was als dat van de zorsen van de Jhogos Nai. Toen bracht ze haar zilveren wat dichterbij en zag het rauwe, rode vlees onder de krioelende zwarte strepen. Vliegen. Vliegen en maden. De opstandige slaven waren geschild zoals je een appel schilde, met een lange, draaiende schil. De arm van een man zag zwart van de vliegen van zijn vingers tot zijn elleboog, met rood en wit daaronder. Onder hem hield Dany de teugels in. ‘Wat heeft deze hier gedaan?’

‘Hij heeft zijn hand tegen zijn eigenaar opgeheven.’

Haar maag kwam in opstand, en Dany wendde haar zilveren en reed op een sukkeldrafje naar het centrum van de plaza en het leger dat ze zo duur had betaald. Rijen dik stonden ze daar, haar stenen halfmannen met hun bakstenen hart, acht duizendtallen en zes honderdtallen met de bronzen piekhelmen van de volledig opgeleide Onbezoedelden, met achter hen nog ruim vijfduizend die blootshoofds waren, maar wel gewapend met speren en steekzwaarden. Degenen die het verst naar achteren stonden waren nog jongens, zag ze, maar stonden er even kaarsrecht en roerloos bij als alle ovengen.

Kraznys mo Nakloz en zijn collega’s waren allemaal gekomen om haar te begroeten. Andere welgeboren Astapori stonden op kluitjes achter hen en nipten wijn uit zilveren fluiten, terwijl slaven de ronde deden met bladen vol olijven, kersen en vijgen. De oudste van de Grazdans zat in een draagstoel die getorst werd door vier reuzen van slaven met een koperkleurige huid. Een zestal lansiers te paard reed langs de randen van de plaza om de nieuwsgierige menigte op afstand te houden. De zon schitterde fel op de gepoetste koperen schijven die op hun mantels genaaid waren, maar het ontging haar niet hoe nerveus hun paarden waren. Ze zijn bang voor de draken. En terecht.

Kraznys liet haar door een slaaf uit het zadel helpen. Zijn eigen handen waren vol: de ene omklemde zijn tokar, terwijl de andere een versierde zweep vasthield. ‘Hier zijn ze.’ Hij keek Missandei aan. ‘Zeg haar dat ze van haar zijn… als ze ze kan betalen.’

‘Dat kan ze,’ zei het meisje.

Ser Jorah blafte een bevel, en de handelswaar werd aangedragen. Zes balen tijgervellen, driehonderd balen fijne zij. Kruiken saffraan, kruiken mirre, kruiken peper, kerrie en kardemom, een masker van onyx, twaalf jaden apen, vaatjes rode, zwarte en groene inkt, een doos met zeldzame zwarte amethisten, een doos parels, een doos ontpitte, met maden gevulde olijven, een stuk of wat vaatjes ingelegde holen vis, een grote bronzen gong met een hamer, zeventien ivoren ogen en een enorme kist met boeken in talen die Dany niet kon lezen. Et cetera, et cetera, et cetera. Haar mensen stapelden alles voor de slavenhandelaars op.

Terwijl de betaling werd verricht vergastte Kraznys mo Nakloz haar op een paar laatste woorden over de behandeling van haar troepen. ‘Ze zijn nog groen,’ zei hij via Missandei. ‘Zeg tegen die hoer uit Westeros dat ze er verstandig aan doet ze snel bloed te laten proeven. Tussen hier en daar liggen veel stadjes die rijp zijn om geplunderd te worden. Alles wat ze buitmaakt zal van haar alleen zijn. Onbezoedelden begeren geen goud of edelstenen. En mocht ze gevangenen maken dan zijn een paar bewakers voldoende om die naar Astapor te leiden. Wij kopen de gezonden op, en tegen een goede prijs. En wie weet zullen sommigen van de jongens die ze ons zendt over tien jaar op hun beurt Onbezoedelden zijn. Zo zullen wij er allen wel bij varen.’

Ten slotte was de laatste handelswaar aan de stapel toegevoegd. Haar Dothraki bestegen hun paarden weer en Dany zei: ‘Dit was alles wat we konden dragen. De rest wacht op de schepen, grote hoeveelheden barnsteen, wijn en zwarte rijst. En u hebt de schepen zelf. Dus alles wat rest is…’

‘…de draak,’ besloot de Grazdan met de stijve baard, die de gewone spreektaal zo moeizaam sprak.

‘En hij wacht hier.’ Ser Jorah en Belwas liepen naast haar naar de draagkoets, waar Drogon en zijn broeders zich in de zon koesterden. Jhiqui maakte het ene einde van de keten los en reikte het haar aan. Toen ze eraan rukte hief de zwarte draak blazend zijn kop op en vouwde zijn nachtzwarte en scharlakenrode vleugels open. Kraznys mo Nakloz glimlachte breed toen hun schaduw over hem viel.

Dany overhandigde de slavenhandelaar het uiteinde van Drogons keten. In ruil daarvoor bood hij haar de zweep aan. De greep was van zwart drakenbeen, kunstig gesneden en met goud ingelegd. Er hingen negen lange, dunne leren riempjes aan met aan elk een gouden klauw. De gouden knop was een vrouwenhoofd met ivoren punttanden. ‘De vingers van de harpij,’ noemde Kraznys de gesel.

Dany keerde de zweep in haar hand om. Wat een licht dingetje, om zoveel gewicht te hebben. ‘Dus het is afgehandeld? Behoren ze mij toe?’

‘Het is afgehandeld,’ beaamde hij, en gaf een felle ruk aan de keten om Drogon uit de draagkoets te trekken.

Dany steeg op haar zilveren. Ze voelde haar hart in haar borst bonzen. Ze was verschrikkelijk bang. Zou mijn broer zoiets gedaan hebben? Ze vroeg zich af of prins Rhaegar ook zo zenuwachtig was geweest toen hij de krijgsmacht van de Usurpator in slagorde aan de overkant van de Drietand had zien staan, met alle banieren wapperend in de wind.

Ze ging in de stijgbeugels staan en hief de vingers van de harpij boven haar hoofd, zodat alle Onbezoedelden ze konden zien. ‘HET IS AFGEHANDELD’, riep ze uit volle borst. ‘JULLIE ZIJN VAN MIJ!’ Ze dreef haar hielen in de flanken van haar merrie en galoppeerde langs de voorste rij, de vingers hoog geheven. ‘JULLIE BEHOREN NU AAN DE DRAAK TOE, JULLIE ZIJN GEKOCHT EN BETAALD. HET IS AFGEHANDELD. AFGEHANDELD!’

Uit haar ooghoeken zag ze hoe de oude Grazdan met een ruk omkeek. Hij hoort dat ik Valyrisch spreek. De andere slavenhandelaren luisterden niet. Ze dromden om Kraznys en de draak heen en riepen hem goede raad toe. Al rukte en trok de Astapori nog zo hard, Drogon week niet uit de draagkoets. Grijze rook stroomde uit zijn opengesperde kaken en zijn lange nek kromde en strekte zich, terwijl hij naar het gezicht van de slavenhandelaar hapte.

Tijd om de Drietand over te steken, dacht Dany, terwijl ze de teugels van haar zilveren wendde en terugreed. Haar bloedruiters gingen dicht om haar heen rijden. ‘U bent in moeilijkheden,’ merkte ze op.

‘Hij wil niet komen,’ zei Kraznys.

‘Dat heeft een reden. Een draak is geen slaaf.’ En Dany haalde de zweep uit alle macht over het gezicht van de slavenhandelaar. Kraznys gilde en wankelde achteruit, terwijl het rode bloed over zijn wangen in zijn geparfumeerde baard liep. De vingers van de harpij hadden zijn gezicht in een haal half aan flarden geslagen, maar ze gunde zich de tijd niet om de verwoesting in ogenschouw te nemen. ‘Drogon,’ zong ze luidkeels en lieflijk, al haar vrees vergetend. ‘Dracarys.’

De zwarte draak spreidde zijn vleugels en brulde.

Een lans van kringelende, donkere vlammen trof Kraznys pal in het gezicht. Zijn ogen smolten en dropen over zijn wangen, en de olie in zijn haar en baard laaide zo fel op dat de slavenhandelaar even een brandende kroon leek te dragen die tweemaal zo groot als zijn hoofd was. De plotselinge stank van schroeiend vlees was zelfs sterker dan zijn parfum, en alle andere geluiden leken te verdrinken in zijn jammerklacht.

Toen ging de Plaza der Pijniging in bloed en wanorde op. De goede meesters krijsten en duwden elkaar struikelend opzij, en in hun haast struikelden ze over de franje van hun tokars. Bijna loom vloog Drogon met klapwiekende zwarte vleugels op Kraznys af. Terwijl hij de slavenhandelaar opnieuw van zijn vuur liet proeven ontketenden Irri en Jhiqui Viserion en Rhaegal, en plotseling waren er drie draken in de lucht. Toen Dany keek deed een derde van Astapors trotse krijgslieden met de demonenhoorns verwoede

Добавить отзыв
ВСЕ ОТЗЫВЫ О КНИГЕ В ИЗБРАННОЕ

0

Вы можете отметить интересные вам фрагменты текста, которые будут доступны по уникальной ссылке в адресной строке браузера.

Отметить Добавить цитату