‘Bedden hebben we wel,’ zei de roodharige Tansy. ‘Aan bedden is in de Perzik nooit gebrek geweest. Maar eerst gaan jullie allemaal in bad. De vorige keer dat jullie bij mij overnacht hebben zijn jullie je vlooien vergeten mee te nemen.’ Ze porde Groenebaard tegen zijn bast. ‘En jouw apparaat was ook groen. Willen jullie eten?’

‘Als je ’t missen kunt, zeggen we geen nee,’ gaf Tom toe.

‘Wanneer heb jij nou ooit ergens nee op gezegd, Tom?’ joelde de vrouw. ‘Ik zal wat schaap roosteren voor je vrienden en voor jou een uitgedroogde ouwe rat. Dat is meer dan je verdient, maar als je me een liedje of drie voorgorgelt word ik misschien weekhartig. Ikheb altijd met de minderbedeelden te doen gehad. Jyzine, help me eens om ze die kleren uit te trekken. Die zullen we ook moeten koken.’

Ze maakte al haar dreigementen waar. Arya probeerde duidelijk te maken dat ze minder dan veertien dagen geleden in Eikelhove wel twee keer in bad was geweest, maar de roodharige vrouw hield zich doof. Twee dienstmeisjes droegen haar letterlijk de trap op, al ruziend over de vraag of ze nu een meisje of een jongen was. Degene die Hellie heette won, dus moest de andere het warme water halen en Arya’s rug schrobben met een harde borstel die haar vel er bijna afschuurde. Daarna pikten ze alle kleren in die vrouwe Smalhout haar had gegeven en hulden haar in linnen en kant, als een van Sansa’s poppen. Maar na afloop mocht ze tenminste wel naar beneden om te eten.

Toen ze in haar stomme meisjeskleren in de gelagkamer zat dacht Arya aan wat Syrio Forel had gezegd over die truc van rondkijken om te zien wat er zoal was. Al kijkend zag ze meer diensters dan nodig waren in een herberg, de meesten jong en knap. En toen de avond viel kreeg de Perzik een heleboel aanloop van mannen. Die bleven niet in de gelagkamer hangen, zelfs niet toen Tom zijn houtharp pakte en ‘Zes maagden in een poel’ begon te zingen. De houten trap was oud en steil en kraakte hevig, telkens als een van de mannen een meisje mee naar boven nam. ‘Dit is een bordeel, wedden?’ fluisterde ze tegen Gendry.

‘Jij weet niet eens wat een bordeel is.’

‘Jawel,’ beweerde ze. ‘Net een herberg, maar dan met meisjes.’

Hij kreeg opnieuw een kleur. ‘Wat doe jij hier dan?’ wilde hij weten. ‘In een bordeel heeft zo’n hooggeboren kakjonkvrouw als jij niks te zoeken, dat weet iedereen.’

Een van de meisjes ging naast hem op de bank zitten. ‘Wie is hier een hooggeboren jonkvrouw? Dat kleine magere ding?’ Ze keek naar Arya en begon te lachen. ‘Ik ben zelf een koningsdochter.’

Arya wist dat ze de spot met haar dreef. ‘Nietes.’

‘Het zou anders best kunnen.’ Toen het meisje schokschouderde gleed haar japon van haar ene schouder. ‘Ze zeggen dat koning Robert mijn moeder heeft genaaid toen hij zich hier verstopt had, destijds voor de slag. Niet dat hij niet ook alle andere meisjes pakte, maar volgens Leslyn vond-ie mijn moe het leukst.’

Het meisje had inderdaad hetzelfde haar als de oude koning, dacht Arya, een grote, dikke bos, zo zwart als kool. Maar dat zegt niks. Gendry heeft net zulk haar. Een heleboel mensen hebben zwart haar.

‘Ik heet Klokje,’ zei het meisje tegen Gendry. ‘Vanwege de slag. Ik wed dat ik jouw klokken ook wel kan luiden. Heb je daar zin in?’

‘Nee,’ zei hij nors.

‘Wedden van wel?’ Ze streek met een hand over zijn arm. ‘Voor de vrienden van Thoros en de Bliksemheer ben ik gratis.’

‘Nee, zei ik.’ Gendry stond abrupt op, beende van tafel weg en liep de nacht in.

Klokje keerde zich naar Arya toe. ‘Houdt-ie niet van meisjes?’ Arya haalde haar schouders op. ‘Hij is gewoon stom. Hij houdt van helmen poetsen en met hamers op zwaarden slaan.’

‘O.’ Klokje trok haar jurk weer over haar schouder en ging met Jaak Geluk praten. Het duurde niet lang of ze zat giechelend bij hem op schoot en dronk wijn uit zijn beker. Groenebaard had twee meisjes, op elke knie een. Angui was verdwenen met zijn sproetige deerne en Liem was ook weg. Tom Zevensnaren zat bij de haard ‘De maagden die in ’t voorjaar bloeien’ te zingen. Arya nipte aan de beker aangelengde wijn die de roodharige vrouw haar had vergund en luisterde. Aan de overkant van het plein hingen de doden te rotten in hun kraaienkooien maar in de Perzik had iedereen pret. Behalve dat ze de indruk had dat sommigen op de een of andere manier te hard lachten.

Het zou een geschikt moment zijn geweest om weg te sluipen en een paard te stelen, maar Arya zou niet weten wat ze ermee zou opschieten. Ze zou niet verder komen dan de stadspoorten. Die kapitein laat me nooit door, en als hij het wel doet komt Harwin achter me aan, of die Jagersman met zijn honden. Ze wilde wel dat ze haar kaart nog had, zodat ze kon zien hoe ver Steensept van Stroomvliet lag.

Tegen de tijd dat haar beker leeg was moest Arya geeuwen. Gendry was niet teruggekomen. Tom Zevensnaren zong ‘Twee harten die slaan als een’, en kuste aan het slot van iedere strofe een ander meisje. In de hoek bij het raam zaten Liem en Harwin zachtjes met Tansy te praten. ‘…de nacht doorgebracht in Jaimes cel,’ hoorde ze de vrouw zeggen. ‘Zij en die andere griet, degene die Renling heeft vermoord. Met z’n drieen bij elkaar, en toen het ochtend werd liet vrouwe Catelyn hem uit louter liefde lopen.’ Ze stootte een keiig lachje uit.

Dat is niet waar, dacht Arya. Dat zou ze nooit doen. Ze voelde zich treurig, boos en eenzaam, allemaal tegelijk.

Er kwam een oude man naast haar zitten. ‘Wat ben jij een knap klein perzikje.’ Zijn adem rook bijna even smerig als de doden in de kooien en zijn kleine varkensoogjes kropen over haar lichaam. ‘Heeft mijn lekkere perzikje ook een naam?’

Een halve hartslag lang wist ze niet meer wie ze geacht werd te wezen. Ze was geen perzik, maar Arya Stark kon ze ook niet zijn, niet hier, bij een of andere stinkende dronkenlap die ze niet kende. ‘Ik ben…’

‘Ze is mijn zusje.’ Gendry liet een hand zwaar op de schouder van de oude man neerdalen en kneep erin. ‘Laat haar met rust.’

De man draaide zich om, van plan om ruzie te zoeken, maar toen hij zag hoe fors Gendry was bedacht hij zich. ‘O ja, je zusje? Wat ben jij voor een broer? Ik zou mijn zuster nooit meenemen naar de Perzik, van z’n leven niet.’ Hij stond van de bank op en liep pruttelend weg, op zoek naar een nieuw vriendinnetje.

‘Waarom zei je dat?’ Arya sprong op. ‘Je bent mijn broer niet.’

‘Nee,’ zei hij woedend. ‘Ik ben verdomme veel te laaggeboren om familie te zijn van hare hoogheid hier.’

Arya was uit het veld geslagen door de razernij in zijn stem. ‘Zo bedoelde ik het niet.’

‘Jawel.’ Hij ging op de bank zitten, zijn handen om een wijnbeker heen. ‘Ga weg. Ik wil deze wijn in alle rust drinken. Misschien ga ik dan wel op zoek naar dat zwartharige meisje om haar klokje te luiden.’

‘Maar…’

‘Ik zei, ga weg. Jonkvrouwe.’

Arya keerde zich met een ruk om en liet hem zitten. Een stomme bastaard met een botte kop, meer is hij niet. Wat haar betrof kon hij alle klokken luiden die hij wilde, haar een zorg.

Hun slaapkamer was boven aan de trap, onder het schuine dak. De Perzik mocht dan geen gebrek aan bedden hebben, voor hun soort lieden was er maar eentje vrij. Het was wel een groot bed dat zo ongeveer de hele kamer in beslag nam, en de schimmelige stromatras zag eruit alsof hij ruimte bood voor hen allemaal. Maar op dit moment had ze hem voor zichzelf. Haar echte kleren hingen aan een haak in de muur, tussen de spullen van Gendry en die van Liem in. Arya deed haar linnen en kanten kleren uit, trok haar tuniek over haar hoofd, ging in het bed liggen en groef zich in onder de dekens. ‘Koningin Cersei,’ fluisterde ze in het kussen. ‘Koning Joffry, ser Ilyn, ser Meryn, Dunsen, Raf en Polver. De Kietelaar, de Jachthond en ser Gregor de Berg.’ Soms vond ze het leuk de volgorde van de namen te wijzigen. Zo kon ze zich beter herinneren wie ze waren en wat ze gedaan hadden. Misschien zijn sommigen van hen al dood, dacht ze. Misschien zitten ze ergens in ijzeren kooien en pikken de kraaien hun ogen uit.

Zodra ze haar ogen sloot viel ze in slaap. Die nacht droomde ze van wolven die door een nat woud slopen, terwijl de lucht bezwangerd was met de geur van regen, verrotting en bloed. Maar in haar droom was dat een heerlijke geur en wist Arya dat ze niets te vrezen had. Ze was sterk, snel en wild en liep midden in haar wolvenpak, haar broeders en haar zusters. Ze achterhaalden samen een doodsbang paard, beten het de keel door en deden zich eraan tegoed. En toen de maan door de wolken brak wierp ze haar kop in haar nek en huilde.

Maar toen de dag aanbrak werd ze gewekt door hondengeblaf.

Arya ging gapend rechtop zitten. Links van haar kwam Gendry in beweging en rechts van haar lag Liem luid te snurken, maar hij werd bijna overstemd door het gebas buiten. Er moeten daar tientallen honden

Добавить отзыв
ВСЕ ОТЗЫВЫ О КНИГЕ В ИЗБРАННОЕ

0

Вы можете отметить интересные вам фрагменты текста, которые будут доступны по уникальной ссылке в адресной строке браузера.

Отметить Добавить цитату