‘Lannisterf kindermeifje.’
‘Ik ben Brienne van Tarth, de dochter van heer Selwyn Evenster, en eedplichtig aan het huis Stark, evenals u.’
Ser Aenys spuwde voor haar voeten. ‘Dat is wat jullie eden waard zijn. Wij vertrouwden op het woord van Robb Stark en hij vergold onze trouw met verraad.’
‘Toen we ze vonden was zij bezig hem te verdrinken,’ zei de Getrouwe Urswijck.
Ze kreeg een kleur. ‘In mijn woede vergat ik mijzelf, maar ik zou hem nooit hebben gedood. Als hij sterft brengen de Lannisters de dochters van mijn vrouwe ter dood.’
Ser Aenys bleef onbewogen. ‘Wat kan ons dat schelen?’
‘Lever hem tegen een losprijs weer aan Stroomvliet uit,’ drong ser Danwel aan.
‘De Rots van Casterling heeft meer goud,’ wierp een van de broers tegen.
‘Dood hem,’ zei een ander. ‘Zijn hoofd voor dat van Ned Stark!’ Warrewel de zot buitelde in zijn grijs met roze geblokte kostuum naar de voet van de trap en begon te zingen: ‘
‘Ftil, fot dat je bent.’ Vargo Hoat gaf de man een oplawaai. ‘De Koningfmoordenaar if niet voor de beer. Hij if van mij.’
‘Als hij sterft is hij van niemand.’ Rous Bolten sprak zo zacht dat de mensen stil werden om hem te kunnen verstaan. ‘En sta mij toe u eraan te herinneren, heer, dat u geen heer van Harrenhal bent voordat ik naar het noorden marcheer.’
De koorts maakte Jaime even onbevreesd als lichtzinnig. ‘Kan dit de heer van Fort Gruw zijn? Het laatste wat ik van u vernomen had is dat u door mijn vader met de staart tussen de poten op de vlucht bent gejaagd. Wanneer bent u met vluchten gestopt, heer?’
Het stilzwijgen van Rous Bolten was honderdmaal zo onheilspellend als de slissende kwaadaardigheid van Vargo Hoat. Zijn ogen, flets als ochtendnevel, verhulden meer dan ze verrieden. Jaime had een hekel aan die ogen. Ze deden hem denken aan die dag in Koningslanding dat Ned Stark hem op de IJzeren Troon had aangetroffen. Ten slotte tuitte de Heer van Fort Gruw zijn lippen en zei: ‘U bent een hand kwijt.’
‘Nee hoor,’ zei Jaime. ‘Ik heb hem hier om mijn nek hangen.’
Rous Bolten kwam naar beneden, rukte het touw kapot en smeet de hand naar Hoat. ‘Breng dat weg. De aanblik stuit me tegen de borst.’
‘Ik fal de hand naar fijn fader fturen, en dan fal ik hem laten weten dat hij honderdduifend draken moet betalen, anderf fturen we de Koningfmoordenaar ftukje bij beetje terug. En alf we fijn goud hebben fullen we fer Jaime aan Karftark uitleveren en op de koop toe nog een maagd opftrijken!’ Een bulderend gelach steeg op onder de Dappere Gezellen.
‘Een goed plan,’ zei Rous Bolten op dezelfde toon als waarop hij tegen een disgenoot ‘een goede wijn’ had kunnen zeggen, ‘al zal heer Karstark u zijn dochter niet geven. Koning Robb heeft hem een kopje kleiner gemaakt wegens verraad en moord. Wat heer Tywin betreft, die is nog in Koningslanding en zal er blijven tot volgend jaar, als zijn kleinzoon een dochter van Hooggaarde tot bruid neemt.’
‘Winterfel,’ zei Brienne. ‘U bedoelt Winterfel. Koning Joffry is met Sansa Stark verloofd.’
‘Nu niet meer. Na de Slag bij het Zwartewater is alles veranderd. De roos en de leeuw hebben daar hun krachten vereend om de krijgsmacht van Stannis Baratheon te verpletteren en zijn vloot in rook te laten opgaan.’
‘Met haar is het goed. Evenals met uw… neef.’ Bolten pauzeerde voordat hij ‘neef’ zei, een pauze die liet doorschemeren:
Brienne wreef de binnenkant van haar pols, waar de hennep haar huid bloedig had geschuurd. ‘Heer, deze mannen hebben geprobeerd mij te verkrachten.’
‘Is dat zo?’ Heer Bolten richtte zijn fletse ogen op Vargo Hoat. ‘Dat bevalt mij niet. En dat van. ser Jaimes hand evenmin.’
Voor elke Dappere Gezel stonden er vijf noorderlingen en evenveel Freys op de binnenplaats. De geit mocht dan niet al te slim zijn, tot zover kon hij nog wel tellen. Hij hield zijn mond.
‘Ze hebben me mijn zwaard afgenomen,’ zei Brienne, ‘mijn wapenrusting…’
‘U zult hier geen wapenrusting nodig hebben, jonkvrouwe,’ zei heer Bolten. ‘In Harrenhal staat u onder mijn bescherming. Amabel, zoek een geschikt onderkomen voor jonkvrouwe Brienne. Walten, ontferm jij je nu meteen over ser Jaime.’ Hij wachtte niet op antwoord maar draaide zich om en klom de trap op. Zijn met bont afgezette mantel zwierde achter hem aan. Jaime had maar net genoeg tijd om een snelle blik met Brienne te wisselen voordat ze elk afzonderlijk werden weggeleid.
In de vertrekken van de maester onder het roekenhuis hapte een grijsharige, vaderlijke man genaamd Qyborn naar adem toen hij het linnen van de stomp van Jaimes hand wegsneed.
‘Zo erg? Ga ik dood?’
Qyborn drukte een vinger op de wond en trok zijn neus op toen hij de puslucht rook. ‘Nee. Maar een paar dagen later…’ Hij sneed Jaimes mouw weg. ‘De wondrot heeft zich verspreid. Merkt u hoe overgevoelig het vlees is? Dat moet ik allemaal weghalen. Het zou het veiligst zijn de hele arm te amputeren.’
‘Dan gaat u dood,’ beloofde Jaime hem. ‘Maak die stomp schoon en naai hem dicht. Ik neem het risico.’
Qyborn fronste zijn voorhoofd. ‘Ik kan de bovenarm laten zitten en vanaf de elleboog amputeren, maar…’
‘Als u ook maar iets van mijn arm afsnijdt kunt u de andere beter ook afhakken, anders gebruik ik die naderhand om u te wurgen.’
Qyborn keek hem in de ogen. Wat hij daarin las zette hem aan het denken. ‘Goed. Dan snijd ik het afgestorven gedeelte eraf, meer niet. En ik probeer de rot weg te schroeien met kokende wijn en een compres van netels, mosterdzaad en broodschimmel. Dat zal misschien voldoende zijn. Op uw verantwoording. U zult papaversap nodig hebben…’
‘Nee.’ Jaime durfde zich niet in slaap te laten brengen, want dan was het mogelijk dat hij met een arm minder zou ontwaken, wat de man ook zei.
Beduusd zei Qyborn: ‘Dat zal pijn doen.’
‘Dan schreeuw ik.’
‘Een heleboel pijn.’
‘Dan schreeuw ik heel hard.’
‘Wilt u dan tenminste wat wijn?’
‘Bidt de Hoge Septon weleens?’
‘Daar ben ik niet zeker van. Maar ik zal voor die wijn zorgen. Gaat u liggen, ik moet uw arm afbinden.’
Met behulp van een kom en een scherp mes reinigde Qyborn de stomp, terwijl Jaime sterkwijn achteroversloeg en dat al doende overal over zichzelf heen morste. Zijn linkerhand scheen zijn mond niet te kunnen vinden, maar dat had ook voordelen. De wijnlucht in zijn doorweekte baard hielp de pusstank te maskeren.
Maar niets hielp toen de tijd daar was om het verrotte vlees weg te snijden. Toen schreeuwde Jaime en bonkte aan een stuk door met zijn goede vuist op de tafel. Hij schreeuwde weer toen Qyborn kokende wijn over het restant van zijn stomp goot. Al zijn geloften en angsten ten spijt verloor hij toch even het bewustzijn. Toen hij bijkwam naaide de maester met een naald en een stuk kattendarm zijn stomp dicht. ‘Ik heb een lap huid laten zitten om over uw pols heen te naaien.’
‘U hebt dit vaker gedaan,’ prevelde Jaime zwakjes. Hij proefde bloed in zijn mond, want hij had op zijn tong
