gebeten.
‘Niemand die onder Vargo Hoat dient is hier onbekend mee. Hij laat een spoor van stompen achter.’
Qyborn leek niet op een monster, dacht Jaime. Het was een schrale man met een zachte stem en warme bruine ogen. ‘Hoe komt een maester bij de Dappere Gezellen terecht?’
‘De Citadel heeft me mijn keten afgenomen.’ Qyborn legde de naald weg. ‘Ik moet eigenlijk ook iets aan die wond boven uw oog doen. Die is ernstig ontstoken.’
Jaime sloot zijn ogen en liet de wijn en Qyborn hun werk doen. ‘Vertel me over de slag.’ Qyborn beheerde de raven van Harrenhal, dus hij moest het nieuws als eerste vernomen hebben.
‘Heer Stannis kwam klem te zitten tussen uw vader en het vuur. Ze zeggen dat de Kobold de rivier zelf in brand heeft gestoken.’
Jaime zag groene vlammen tot in de hemel reiken, hoger dan de hoogste toren, terwijl brandende mensen krijsend over straat liepen.
‘Open uw oog.’ Qyborn dompelde een doek in warm water en begon de korst opgedroogd bloed weg te deppen. Het ooglid was gezwollen, maar Jaime merkte dat hij het half kon openen. Boven hem zweefde Qyborns gezicht. ‘Hoe komt u hieraan?’
‘Cadeautje van een deerne.’
‘Ruig gevreeen, heer?’
‘Deze deerne is groter dan ik en lelijker dan u. U zou haar ook moeten behandelen, want ze is nog steeds mank aan het been waar ik tijdens het vechten in geprikt heb.’
‘Ik zal naar haar vragen. Wat hebt u met die vrouw?’
‘Ze beschermt me.’ Jaime moest onwillekeurig lachen, hoe pijnlijk dat ook was.
‘Ik zal wat kruiden fijnmalen die u door uw wijn kunt mengen om de koorts te laten zakken. Komt u morgenvroeg maar terug, dan zet ik een bloedzuiger op uw oog om het kwade bloed weg te zuigen.’
‘Een bloedzuiger. Heerlijk.’
‘Heer Bolten zweert bij bloedzuigers,’ zei Qyborn stijfjes.
‘Ja,’ zei Jaime. ‘Net iets voor hem.’
Tyrion
Buiten de Koningspoort was niets anders meer dan modder, as en stukken verbrand bot, maar toch woonden er alweer mensen in de schaduw van de stadsmuren, en vanaf handkarren en tonnen werd vis verkocht. Terwijl hij er langsreed voelde Tyrion hun ogen op zich gericht, kille ogen, boos en haatdragend. Geen mens durfde hem aan te spreken of deed een poging hem de weg te versperren, terwijl Bronn in geoliede, zware malien naast hem reed.
‘Ze komen sneller terug dan ratten,’ klaagde hij. ‘We hebben ze al eens uitgerookt, dat had toch een les moeten wezen, dunkt me.’
‘Geef me een paar dozijn goudmantels en ik maak ze allemaal af,’ zei Bronn. ‘Als ze dood zijn komen ze niet meer terug.’
‘Nee, maar dan komen er weer anderen voor in de plaats. Laat maar zitten… Maar als ze weer krotten tegen de muur bouwen, haal die dan meteen neer. De oorlog is nog niet voorbij, wat die idioten ook mogen denken.’ Voor zich zag hij de Modderpoort opdoemen. ‘Ik heb voorlopig genoeg gezien. We gaan morgen nog eens terug met. de gildemeesters om hun plannen door te nemen.’ Hij zuchtte.
Dat had de taak van zijn oom moeten zijn, maar de onverstoorbare, evenwichtige, onvermoeibare ser Kevan Lannister was zichzelf niet meer sinds de raaf uit Stroomvliet het nieuws over de moord op zijn zoon had gebracht. Ook Willems tweelingbroer, Martyn, was de gevangene van Robb Stark, en hun oudere broer Lancel was nog steeds bedlegerig, geplaagd door een etterende wond die maar niet wilde genezen. Nu een van zijn zoons dood was en twee anderen in levensgevaar verkeerden werd ser Kevan door verdriet en vrees verteerd. Heer Tywin had zich altijd op zijn broer verlaten, maar nu had hij geen andere keus dan weer een beroep te doen op zijn zoon de dwerg.
De kosten van de wederopbouw zouden torenhoog zijn, maar daar was niets aan te doen. Koningslanding was de voornaamste havenstad van het rijk, slechts naar de kroon gestoken door Oudstee. De riviermond moest weer vrijgemaakt worden, en hoe eerder hoe beter.
De Drie Hoeren overheersten nog steeds het marktplein achter de poort, maar ze stonden er nu werkeloos bij, en de keien en vaten pek waren allemaal afgevoerd. Kinderen klauterden op de torenhoge houten bouwsels, zwermden als apen in grof linnen over de werparmen uit en bleven erbovenop zitten om elkaar uit te jouwen.
‘Help me herinneren dat ik tegen ser Addam zeg dat hij hier een paar goudmantels moet posteren,’ zei Bronn, terwijl ze tussen twee van de blijden doorreden. ‘Straks valt er nog zo’n stom joch naar beneden en breekt zijn nek.’ Van bovenaf klonk een kreet, en een klodder mest spatte een voet voor hen op de grond uiteen. ‘Bij nader inzien,’ zei hij toen hij zijn paard weer in bedwang had, ‘mogen die rotschoffies best als overrijpe meloenen op de keistenen uit elkaar spatten.’
Hij was uitermate slechtgehumeurd, en niet alleen omdat een paar straat jochies mest naar hem smeten. Zijn huwelijk was een dagelijkse beproeving. Sansa Stark bleef maagd, en dat scheen het halve kasteel te weten. Die ochtend tijdens het zadelen van de paarden had hij twee staljongens achter zijn rug horen smiespelen. Het had weinig gescheeld of hij had zelfs de paarden horen smiespelen. Hij had zijn nek uitgestoken om het bedritueel te vermijden, in de hoop op die manier de beslotenheid van zijn slaapvertrek te handhaven, maar die hoop was snel aan duigen gevallen. Of Sansa was zo stom geweest een van haar kameniers, zonder uitzondering spionnes van Cersei, in vertrouwen te nemen, of het was aan Varys en zijn kleine vogeltjes te wijten.
Maar wat deed het ertoe? Hij zou toch wel uitgelachen zijn. De enige in de Rode Burcht die zijn huwelijk geen bron van vermaak leek te vinden was zijn echtgenote.
Sansa’s misere werd met de dag groter. Tyrion zou graag door haar hoofse pose heen gebroken zijn om haar naar beste vermogen te troosten, maar dat hielp allemaal niets. Wat hij ook zei, er was niets dat hem mooi zou maken in haar ogen.
En hun nachten samen in het grote bed waren nog een bron van ellende. Hij kon er niet meer tegen om naakt te slapen, zoals hij gewend was geweest. Zijn echtgenote was te welopgevoed om ooit een onvriendelijk woord te spreken, maar de walgende blik waarmee ze zijn lichaam bezag was meer dan hij kon verdragen. Tyrion had Sansa bevolen om ook een nachthemd te dragen.
Ongewild dwaalden zijn geachten naar Shae af. Tyrion had niet gewild dat ze het nieuws uit een andere mond dan de zijne vernam, dus had hij Varys opgedragen haar de avond voor zijn bruiloft bij hem te brengen. Ze troffen elkaar opnieuw in de vertrekken van de eunuch, en toen Shae de veters van zijn wambuis begon los te rijgen had hij haar bij haar pols gegrepen en weggetrokken. ‘Wacht,’ zei hij, ‘er is iets dat je moet weten. Morgen ga ik trouwen…’
‘…met Sansa Stark. Dat weet ik.’
