gebutste staal om de heer van de Marken heen bevestigd was. De voering daaronder was verrot van de ouderdom en het zweet en viel op de grond zodra het metaal werd weggehaald. Gendry hapte naar adem. ‘Genadige Moeder.’

Heer Berics ribben stonden scherp afgetekend onder zijn huid. Op zijn borst, vlak boven zijn tepel, zat een kratervormig litteken, en toen hij zich omdraaide en om een zwaard riep zag Arya eenzelfde litteken op zijn rug. Die lans is dwars door hem heen gegaan. De Hond had het ook gezien. Is hij bang? Arya wilde dat hij bang zou sterven, net zo bang als Mycah geweest moest zijn.

Ned bracht heer Beric zijn zwaardriem en een lange, zwarte wapenrok. Omdat die over zijn wapenrusting hoorde hing hij losjes om zijn lichaam, maar de gevorkte, purperen bliksemschicht van zijn huis flitste er schuin overheen. Hij trok zijn zwaard uit de schede en gaf de riem aan zijn schildknaap terug.

Thoros bracht de Jachthond zijn zwaardriem. ‘Heeft een hond eer?’ vroeg de priester. ‘Mocht je van plan zijn je met geweld een uitweg te banen of een kind in gijzeling te nemen… Angui, Dennet, Kyl, schiet je veren in zijn lijf bij het eerste teken van verraad.’ Pas nadat de drie boogschutters een pijl op hun pees hadden gezet overhandig de Thoros Clegane de gordel.

De Jachthond trok met een ruk zijn zwaard en smeet de schede weg. De Dolle Jagersman reikte hem zijn eikenhouten schild aan, dat met ijzer beslagen was en de drie zwarte honden van Clegane op een gele ondergrond vertoonde. De jongen Ned hielp heer Beric met zijn eigen schild, dat zo versplinterd en gehavend was dat de purperen bliksem en de sterren eromheen bijna uitgewist waren.

Maar toen de Jachthond op zijn tegenstander af wilde, hield Thoros van Myr hem tegen. ‘Eerst bidden we.’ Hij keerde zich naar het vuur toe en hief zijn armen op. ‘Heer des Lichts, zie op ons neer.’ Door de hele grot heen verhief de Broederschap zonder Banieren zijn stem in respons: ‘Heer des Lichts, verdedig ons.’

‘Heer des Lichts, bescherm ons in de duisternis.’

‘Heer des Lichts, laat uw aangezicht over ons stralen.’

‘Ontsteek uw vlam in ons midden, R’hllor,’ zei de rode priester. ‘Toon ons de waarachtigheid of de valsheid van deze man. Vel hem neer als hij schuldig is en schenk zijn zwaard kracht als hij waarachtig is. Heer des Lichts, schenk ons wijsheid.’

‘Want de nacht is duister,’ spraken de overigen op een zangtoon, Harwin en Angui even luid als alle anderen, ‘en vol verschrikkingen.’

‘Deze grot is ook duister,’ zei de Jachthond, ‘maar ik ben hier de verschrikking. Ik hoop dat je god mild is, Dondarrion, want je zult zeer binnenkort tegenover hem staan.’

Zonder te glimlachen legde heer Beric de snede van zijn zwaard tegen de palm van zijn linkerhand en haalde hem er traag overheen. Uit de snee die hij had gemaakt liep het bloed donker over het staal.

En toen vatte het zwaard vlam.

Arya hoorde Gendry een gebed fluisteren.

‘Ik hoop dat je zult branden tot in de zevende hel!’ vloekte de Jachthond. ‘Jij, en Thoros ook.’ Hij wierp de rode priester een blik toe. ‘Als ik met hem afgerekend heb ben jij de volgende.’

‘Uit ieder woord dat je zegt spreekt je schuld, hond,’ antwoordde Thoros, terwijl Liem, Groenebaard en Jaak Geluk dreigementen en vervloekingen schreeuwden. Heer Beric stond zwijgend te wachten, kalm als stille wateren, zijn schild aan zijn linkerarm en zijn brandende zwaard in zijn rechterhand. Dood hem, dacht Arya, ik smeek het je, je moet hem doden. Zijn gezicht, dat van onderaf beschenen werd, was een dodenmasker, zijn ontbrekende oog een rode, vurige wond. Het zwaard stond van de punt tot de pareerstang in lichterlaaie, maar Dondarrion leek de hitte niet te voelen. Hij stond zo stil dat hij uit steen gehouwen leek.

Maar toen de Jachthond aanviel kwam hij snel genoeg in bewegmg.

Het vlammende zwaard sprong op het koude toe, en er wapperden langgerekte strepen vuur af, als de linten waarover de Jachthond had gesproken. Staal kletterde tegen staal. Zijn eerste houw was nog niet afgeweerd of Clegane haalde opnieuw uit, maar ditmaal kwam heer Berics schild ertussen. De splinters sprongen eraf, zo krachtig was de klap. De slagen kwamen hard en snel, van boven en beneden, van rechts en links, maar Dondarrion pareerde ze stuk voor stuk. De vlammen kronkelden om zijn zwaard, en waar het langs zoefde liet het rode en gele spookbeelden achter. Door iedere beweging van heer Beric werden ze aangewakkerd en gingen ze feller branden, totdat het leek of de Bliksemheer in een kooi van vuur stond. ‘Is dat wildvuur?’ vroeg Arya aan Gendry.

‘Nee. Dit is anders. Dit is…’

‘…magisch?’ voltooide ze toen de Jachthond terugweek. Nu was het heer Beric die aanviel en de lucht met vurige koorden vulde en de forsere man voetje voor voetje achteruit dreef. Clegane ving een slag met zijn schild op, en een van de geschilderde honden raakte zijn kop kwijt. Toen hij op zijn beurt uithaalde bracht Dondarrion zijn eigen schild ertussen en haalde uit voor een vurige, terugwaartse slag. De broederschap van vogelvrij en juichte haar leider toe: ‘Je kunt hem hebben!’ hoorde Arya, en: ‘Pak hem! Pak hem! Pak hem!’ De Jachthond weerde een slag naar zijn hoofd af, en zijn gezicht vertrok toen de hitte van de vlammen ertegenaan beukten. Hij gromde, vloekte en wankelde opzij.

Heer Beric gunde hem geen respijt. Hij volgde de forse man op de voet, zijn arm geen ogenblik stil. De zwaarden sloegen tegen elkaar, sprongen uiteen en sloegen weer tegen elkaar. Splinters vlogen van het bliksemschild, terwijl kronkelende vlammen de honden eenmaal, tweemaal en driemaal kusten. De Jachthond bewoog naar rechts, maar Dondarrion sneed hem met een snelle zijsprong de pas af en dreef hem terug, de andere kant op… naar de dofrode gloed van de vuurkuil. Clegane week, totdat hij de hitte tegen zijn rug voelde. Een snelle blik over zijn schouder maakte hem duidelijk wat zich achter hem bevond en kostte hem bijna de kop toen heer Beric opnieuw aanviel.

Arya kon het wit van Sandor Cleganes ogen zien toen hij opnieuw opdrong. Drie stappen voorwaarts en twee naar achteren, een beweging naar links die heer Beric blokkeerde, weer twee naar voren en een terug, bonk, en bonk: de grote eikenhouten schilden vingen de ene na de andere klap op. Het steile donkere haar van de Jachthond zat in een waas van zweet tegen zijn voorhoofd geplakt. Wijnzweet, dacht Arya, want ze herinnerde zich dat hij dronken was geweest toen hij gevangengenomen was. Ze meende een begin van angst in zijn ogen te zien dagen. Hij gaat verliezen, zei ze jubelend bij zichzelf, terwijl heer Berics vlammende zwaard zwiepte en hieuw. In een woeste stormloop won de Bliksemheer heel het terrein dat de Jachthond had gewonnen weer terug en dreef hij de wankelende Clegane weer naar de rand van de vuur kuil. Hij verliest, hij verliest, hij gaat eraan. Ze ging op haar tenen staan om het beter te kunnen zien.

‘Smerige ellendeling!’ schreeuwde de Jachthond toen hij het vuur aan de achterkant van zijn dijbenen voelde likken. Hij viel aan en zwaaide zijn zware zwaard met steeds meer kracht in een poging de kleinere man met brute kracht te vellen en zijn zwaard, zijn schild of zijn arm te breken. Maar de vlammen van Dondarrions afweerslagen graaiden naar zijn ogen, en toen de Jachthond ervoor achteruitdeinsde gleed zijn voet onder hem weg en plofte hij op een knie. Heer Beric drong meteen op. Met wapperende vanen van vuur zoefde zijn neerwaartse slag door de lucht. Hijgend van de inspanning hief Clegane met een ruk zijn schild nog net op tijd boven zijn hoofd, en het luide gekraak van eikenhout galmde door de grot.

‘Zijn schild staat in brand,’ zei Gendry met gedempte stem, net toen Arya het ook zag. De vlammen hadden zich over de geschilferde gele verf verspreid en de drie zwarte honden werden erdoor verzwolgen. Pas toen heer Beric een stapje achteruit deed scheen de Jachthond te beseffen dat het vuur dat zo dicht bij zijn gezicht loeide zijn eigen brandende schild was. Met een schreeuw van weerzin hakte hij als een bezetene op het gebroken eikenhout in en maakte het daardoor helemaal kapot. Het schild spleet doormidden. Een stuk vloog weg, nog steeds brandend, het andere bleef hardnekkig aan zijn onderarm hangen. Zijn pogingen zich ervan te ontdoen wakker den het vuur slechts aan. Zijn mouw vatte vlam, en toen stond zijn hele linkerarm in lichterlaaie. ‘Maak hem af!’ spoorde Groenebaard heer Beric aan, en andere stemmen hieven de kreet ‘Schuldig!’ aan. Arya schreeuwde met de rest mee. ‘Schuldig, schuldig, dood hem, schuldig!’

Soepel als zomerzijde glipte heer Beric dichterbij om een eind te maken aan de man voor hem. De Jachthond stootte een raspende schreeuw uit, hief met beide handen zijn zwaard op en liet het neersuizen met alle kracht die in hem was. Heer Berk pareerde de houw met gemak…

‘Neeeeeee!’ krijste Arya.

Добавить отзыв
ВСЕ ОТЗЫВЫ О КНИГЕ В ИЗБРАННОЕ

0

Вы можете отметить интересные вам фрагменты текста, которые будут доступны по уникальной ссылке в адресной строке браузера.

Отметить Добавить цитату