Naar waarheid, ser. Davos dacht aan de donkere cel die hij met heer Alester had gedeeld, en aan Lamprei en Havermout. Hij dacht aan de beloften van ser Axel op de brug boven de binnenplaats. Een schip of een duw, wat wordt het? Maar de man die de vraag stelde was Stannis. ‘Uwe genade,’ zei hij langzaam. ‘Ik vind het dwaas… ja, en laf.’

‘Laf?’ Ser Axel schreeuwde bijna. ‘Niemand maakt mij voor lafaard uit waar mijn koning bij is.’

‘Stilte,’ beval Stannis. ‘Ser Davos, ga door, ik wil weten waarom u dat vindt.’

Davos wendde zich tot ser Axel. ‘U zegt dat wij het rijk moeten tonen dat we niet verloren zijn. Toeslaan. Strijd leveren, ja… maar tegen welke vijand? Op Klauwoog zult u geen Lannisters aantreffen.’

‘We zullen er verraders aantreffen,’ zei ser Axel, ‘al zou ik er dichter bij huis misschien ook een paar kunnen vinden. Zelfs in deze kamer.’

Davos negeerde de steek onder water. ‘Het lijdt geen twijfel dat heer Celtigar zijn knie voor de knaap Joffry gebogen heeft. Hij is een oude, afgeleefde man die niet anders wenst dan zijn laatste dagen in zijn kasteel te slijten en uit zijn met juwelen ingelegde bekers zijn uitgelezen wijnen drinken.’ Hij wendde zich weer tot Stannis. ‘Toch kwam hij toen u hem riep, sire. Hij kwam, met zijn schepen en zijn zwaarden. Hij stond u terzijde bij Stormeinde toen heer Renling ons overviel, en zijn schepen zijn het Zwartewater opgevaren. Zijn mannen hebben voor u gestreden, voor u gedood, voor u gebrand. Klauwoog heeft een geringe bezetting, ja. Vrouwen, kinderen en bejaarden. En waarom? Omdat hun mannen, zonen en vaders op het Zwartewater de dood hebben gevonden — daarom. Omgekomen aan de riemen of met een zwaard in de hand, terwijl ze onder uw banieren streden. Toch stelt ser Axel voor dat we ons op de huizen storten die zij verlaten hebben, hun weduwen verkrachten en hun kinderen aan het zwaard rijgen. Deze kleine luiden zijn geen verraders…’

‘Jawel,’ hield ser Axel vol. ‘Niet alle mannen van Celtigar zijn op het Zwartewater gesneuveld. Er zijn er honderden samen met hun heer gevangengenomen en die hebben de knie gebogen toen hij dat deed.’

‘Toen hij dat deed,’ herhaalde Davos. ‘Het waren zijn mannen. Zijn gezworenen. Welke keus hadden ze?’

‘Iedereen heeft een keus. Ze hadden kunnen weigeren te knielen. Sommigen deden dat ook, en dat werd hun dood. Toch stierven ze als trouwe en loyale mannen.’

‘Sommigen zijn sterker dan anderen.’ Dat was een zwak antwoord, en Davos wist het. Stannis Baratheon was een man met een ijzeren wil die de zwakheid van anderen begreep noch vergaf. Ik verlies, dacht hij wanhopig.

‘Het is de plicht van elke man zijn rechtmatige koning trouw te blijven, zelfs als de heer die hij dient de verkeerde blijkt te zijn,’ verklaarde Stannis op een toon die geen tegenspraak duldde.

Een vertwijfelde waanzin nam bezit van Davos, een roekeloosheid die aan krankzinnigheid grensde. ‘Zoals u koning Aerys trouw bleef toen uw broer zijn banieren verhief?’ flapte hij eruit.

Er volgde een geschokte stilte, totdat ser Axel: ‘Verraad! riep en zijn dolk uit zijn schede rukte. ‘Uwe genade, hij slaat die schandelijke taal recht in uw gezicht uit!’

Davos kon Stannis’ tanden horen knarsen. Een ader zwol op bij ’s konings slapen, dik en blauw. Hun blikken ontmoetten elkaar. ‘Steek uw mes op, ser Axel. En laat ons alleen.’

‘Als het uwe genade behaagt…’

‘Het behaagt mij dat u vertrekt,’ zei Stannis. ‘Ga uit mijn ogen, en stuur mij Melisandre.’

‘Zoals u beveelt.’ Ser Axel liet zijn dolk in de schede glijden, boog en haastte zich naar de deur. Zijn laarzen kletsten nijdig op de vloer.

‘Je hebt altijd al misbruik gemaakt van mijn toegeeflijkheid,’ waarschuwde Stannis Davos toen ze alleen waren. ‘Ik kan je tong even makkelijk inkorten als je vingers, smokkelaar.’

‘Ik ben uw man, uwe genade. Dus het is uw tong, waarmee u kunt doen wat u goeddunkt.’

‘Dat is zo,’ zei hij, wat kalmer. ‘En ik heb ook graag dat die tong de waarheid spreekt. Al is de waarheid soms een bittere beker. Aerys? Als je eens wist… dat was een zware keus. Mijn bloed of mijn heer. Mijn broer of mijn koning.’ Er kwam een grimas op zijn gezicht. ‘Heb jij de IJzeren Troon ooit gezien? De weerhaken in de rugleuning, de repen verwrongen staal, de scherpe punten van zwaarden en messen, allemaal vervlochten en versmolten? Het is geen makkelijke stoel, ser. Aerys sneed zich er zo vaak aan dat de mensen hem Koning Korst gingen noemen, en Maegor de Wrede is op die stoel vermoord. Door die stoel, volgens sommige verhalen. Het is geen zetel waar een man in alle rust op kan zitten. Soms vraag ik me af waarom mijn broers hem zo wanhopig graag wilden hebben.’

‘Waarom wilt u hem eigenlijk hebben?’ vroeg Davos.

‘Het is geen kwestie van willen. De troon behoort mij als Roberts erfgenaam toe. Zo is de wet. Na mij moet hij op mijn dochter overgaan, of Selyse zou me alsnog een zoon moeten schenken.’ Hij streek met drie vingers licht over de tafel, over de lagen glad, hard vernis, donker geworden van de ouderdom. ‘Ik ben koning. Willen heeft daar niets mee te maken. Ik ben het aan mijn dochter verplicht. Aan het rijk. Zelfs aan Robert. Hij was niet erg op me gesteld, dat weet ik, maar toch was hij mijn broer. Dat mens van Lannister heeft hem horens opgezet en een zot van hem gemaakt. Wie weet heeft ze hem ook wel vermoord, zoals ze Jon Arryn en Ned Stark heeft vermoord. Dergelijke misdaden horen berecht te worden. Om te beginnen Cersei en haar gruwelen. Maar alleen om te beginnen. Ik ben voornemens dat hele hof schoon te vegen. Zoals Robert na de Drietand had moeten doen. Ser Barristan zei eens tegen me dat het bederf in Aerys’ bewind met Varys was begonnen. Die eunuch had nooit begenadigd mogen worden. Net zomin als de Koningsmoordenaar. Het minste wat Robert had kunnen doen was Jaime zijn witte mantel afrukken en hem naar de Muur sturen. Ned Stark drong daar ook op aan. In plaats daarvan luisterde Robert naar Jon Arryn. Ik werd toen nog belegerd op Stormeinde, en niet geraadpleegd.’ Hij draaide zich abrupt om en wierp Davos een strakke, sluwe blik toe. ‘De waarheid nu. Waarom wilde je vrouwe Melisandre vermoorden?’

Dus hij weet het. Davos kon niet tegen hem liegen. ‘Vier van mijn zoons zijn op het Zwartewater verbrand. Zij heeft hen aan het vuur prijsgegeven.’

‘Je doet haar onrecht. Die vuren waren niet haar werk. Vervloek de Kobold, vervloek de vuurbezweerders, vervloek die idioot van een Florens die mijn vloot de kaken van een klem liet binnenvaren. Of vervloek mij om mijn koppige trots, omdat ik haar wegstuurde toen ik haar het hardste nodig had. Maar niet Melisandre. Zij blijft mijn trouwe dienares.’

‘Maester Cressen was uw trouwe dienaar. Zij heeft hem omgebracht, zoals ze ser Cortijn Koproos en uw broer Renling heeft gedood.’

‘Nu klink je als een zot,’ klaagde de koning. ‘Ze heeft Renlings einde in de vlammen geschouwd, ja, maar ze heeft er net zomin de hand in gehad als ik. De priesteres was bij mij. Vraag het je zoon Devan maar, als je aan mij twijfelt. Als ze had gekund zou ze Renling hebben gespaard. Melisandre was juist degene die erop aandrong dat ik hem zou ontmoeten en hem nog een laatste kans zou geven om zijn verraad goed te maken. En het was Melisandre die zei dat ik je hier moest laten komen toen ser Axel je aan R’hllor wilde geven.’ Hij glimlachte flauwtjes. ‘Verbaast dat je?’

‘Ja. Ze weet dat ik geen vriend van haar of haar rode god ben.’

‘Maar je bent mijn vriend. Dat weet ze ook.’ Hij wenkte Davos dichterbij. ‘De jongen is ziek. Maester Pylos heeft hem bloed afgenomen.’

‘De jongen?’ Hij dacht aan zijn Devan, de schildknaap van de koning. ‘Mijn zoon, sire?’

‘Devan? Een goeie jongen. Ik herken veel van jou in hem. Maar de zieke is Roberts bastaard, de jongen die we op Stormeinde in handen kregen.’

Edric Storm. ‘Ik heb in Aegons Tuin met hem gesproken.’

‘Zoals zij wenste. Zoals zij had geschouwd.’ Stannis zuchtte. ‘Was je gecharmeerd van de jongen? Die gave bezit hij. Dat heeft hij van zijn vader geerfd, samen met diens bloed. Hij weet dat hij een koningszoon is, maar hij vergeet liever dat hij als bastaard geboren is. En hij aanbidt Robert, net als Renling in zijn jeugd deed. Mijn koninklijke broer hing tijdens zijn bezoekjes aan Stormeinde altijd de liefhebbende vader uit, en er waren cadeaus… zwaarden, pony’s en met bont afgezette mantels. Allemaal het werk van de eunuch. Dan schreef de jongen naar de Rode Burcht, een en al dankbaarheid, en dan lachte Robert en vroeg hij aan Varys wat hij de jongen dit jaar had gestuurd. Renling was geen haar beter. Hij liet de opvoeding van de jongen aan kasteleins en maesters over, en die gingen stuk voor stuk voor zijn charme overstag. Koproos wilde nog liever sterven dan hem aan mij uit te leveren.’ De koning knarsetandde. ‘Ik kan er nog kwaad om worden. Hoe haalde hij het in zijn hoofd te denken dat ik de jongen kwaad zou doen? Ik had toch voor Robert gekozen? Toen die moeilijke dag kwam. Ik had bloed boven eer verkozen.’

Добавить отзыв
ВСЕ ОТЗЫВЫ О КНИГЕ В ИЗБРАННОЕ

0

Вы можете отметить интересные вам фрагменты текста, которые будут доступны по уникальной ссылке в адресной строке браузера.

Отметить Добавить цитату