tegen zich. De
Ze dacht net na over haar volgende woorden toen ze een koele adem in haar nek voelde. Een losse streng van haar zilvergouden haar gleed over haar voorhoofd. Boven haar kraakte en bewoog het zeildoek en plotseling stegen er overal op de
Dany keek op naar de zeilen van de grote kogge, die flapperden en opbolden, terwijl de touwen zich sidderend spanden en het lieflijke lied zongen dat ze zes lange dagen zo node hadden gemist. Kapitein Groleo rende onder het schreeuwen van bevelen naar het achterschip. Diegenen van de Pentoshi die niet juichten klauterden haastig de mast in. Zelfs Sterke Belwas slaakte een grote brul en maakte een klein dansje. ‘De goden zijn goed!’ zei Dany. ‘Ziet u, ser Jorah? We zijn weer onderweg.’
‘Ja,’ zei hij, ‘maar waarheen, mijn koningin?’
Die hele dag waaide de wind, eerst gestaag uit het oosten, toen met wilde vlagen. De zon ging onder in een rode gloed.
Maar later die nacht, terwijl de
Irri had liggen slapen aan het voeteneind van haar brits (die te smal was voor drie, en vannacht was het Jhiqui’s beurt om het zachte veren bed met haar
De verbannen ridder trok zijn hoofd in toen hij binnenkwam. ‘Uwe genade, vergeef mij dat ik u stoor in uw slaap.’
‘Ik sliep niet, ser. Komt u maar kijken.’ Ze nam een brok zout varkensvlees uit de schaal op haar schoot en hield die omhoog voor haar draken. Ze keken er alle drie hongerig naar. Rhaegal spreidde zijn groene vleugels en bracht de lucht in beweging en Viserions hals wiegde heen en weer als een lange, bleke slang toen hij de beweging van haar hand volgde. ‘Drogon,’ zei Dany zacht, ‘
Drogon was sneller dan een toeslaande cobra. Vlammen loeiden uit zijn muil, oranje, scharlakenrood en zwart, en verzengden het vlees nog voor het viel. Toen zijn scherpe zwarte tanden eromheen dichtklapten schoot Rhaegals kop toe, alsof hij de buit uit de kaken van zijn broer wilde stelen, maar Drogon slikte en krijste, en het kleinere groene draakje kon alleen maar teleurgesteld sissen.
‘Niet doen, Rhaegal,’ zei Dany geergerd en ze gaf hem een tik op zijn kop. ‘Jij hebt het vorige stuk gekregen. Gulzige draken wil ik niet hebben.’ Ze glimlachte tegen ser Jorah. ‘Ik hoef hun vlees niet meer boven een komfoortje dicht te schroeien.’
‘Dat zie ik.
Bij het horen van dat woord draaiden alle drie de draken hun kop om, en Viserion liet een wolk bleekgouden vuur ontsnappen, zodat ser Jorah haastig een stapje achteruit deed. Dany giechelde. ‘Voorzichtig met dat woord, ser, of ze schroeien uw baard er nog af. Het betekent “drakenvuur” in het Hoog Valyrisch. Ik wilde een commando kiezen dat iemand niet gauw per ongeluk zou uitspreken.’
Mormont knikte. ‘Uwe genade,’ zei hij, ‘zou ik misschien even met u onder vier ogen kunnen praten?’
‘Natuurlijk. Irri, wil je eventjes weggaan?’ Ze legde een hand op Jhiqui’s naakte schouder en schudde de andere dienstmaagd wakker. ‘Jij ook, liefje. Ser Jorah moet mij spreken.’
‘Ja,
Dany gaf de draken de rest van het zoute varkensvlees om over te kibbelen, en klopte naast zich op het bed. ‘Neem plaats, waarde ser, en vertel me wat u dwarszit.’
‘Drie dingen.’ Ser Jorah ging zitten. ‘Sterke Belwas. Die Arstan Witbaard. En Illyrio Mopatis, die hen heeft gestuurd.’
‘De heksenmeesters in Qarth hebben gezegd dat u driemaal verraden zou worden,’ bracht de verbannen ridder haar in herinnering, terwijl Viserion en Rhaegal naar elkaar begonnen te bijten en te klauwen.
‘Eenmaal om bloed, eenmaal om goud, en eenmaal uit liefde.’ Dat zou Dany niet snel vergeten. ‘Mirri Maz Duur was de eerste.’
‘Wat betekent dat er nog twee verraders overblijven… en nu zijn die twee mannen verschenen. Dat vind ik verontrustend, ja. Vergeet u vooral niet dat Robert heeft beloofd de man die u vermoordt tot heer te verheffen.’
Dany boog zich naar voren en gaf een ruk aan Viserions staart om hem van zijn groene broer af te trekken. Bij die beweging viel haar deken van haar borst. Ze greep hem haastig en bedekte zich weer. ‘De Usurpator is dood,’ zei ze.
‘Maar zijn zoon heerst in zijn plaats.’ Ser Jorah hief zijn hoofd op, en zijn donkere ogen keken in de hare. ‘Een plichtsgetrouwe zoon betaalt zijn vaders schulden. Zelfs bloedschulden.’
‘Die jongen Joffry is misschien op mijn dood uit… als hij zich herinnert dat ik nog leef. Wat heeft dat met Belwas en Arstan Witbaard te maken? De oude man draagt niet eens een zwaard. Dat hebt u gezien.’
‘Ja. En ik heb gezien hoe behendig hij die staf hanteert. Weet u nog hoe hij die manticora in Qarth doodde? Hij had net zo makkelijk uw strot kunnen verbrijzelen.’
‘Dat had gekund, maar het is niet gebeurd,’ merkte ze op. ‘Het was een steekmanticora die me had moeten doden. Hij redde mijn leven.’
Toen ze in de lach schoot begon Drogon te
De verbannen ridder beantwoordde haar glimlach niet. ‘Dit zijn Illyrio’s schepen, Illyrio’s kapiteins, Illyrio’s zeelieden… en ook Sterke Belwas en Arstan zijn Illyrio’s mannen, niet de uwe.’
‘Magister Illyrio heeft me in het verleden beschermd. Sterke Belwas zei dat hij huilde toen hij hoorde dat mijn broer dood was.’
‘Ja,’ zei Mormont, ‘maar huilde hij om Viserys, of om de plannen die hij met hem had?’
