de eenogige ruin, hetgeen een eind maakte aan alle ideeen die hij gekoesterd mocht hebben over hard wegrijden en haar in een stofwolk achterlaten.
De man en de jongen kwamen naar buiten om hen te zien vertrekken. De man wenste hen geluk en zei dat ze in betere tijden nog eens terug moesten komen, terwijl de jongen zwijgend met zijn kruisboog onder zijn arm stond. ‘Neem een speer of een knuppel,’ zei Jaime tegen hem, ‘daar heb je meer aan.’ De jongen staarde hem wantrouwig aan.
Toen ze zich op weg begaven klaagde ser Cleos steen en been, nog steeds rouwend om zijn gemiste dons bed. Ze reden langs de oever van de maanovergoten rivier naar het oosten. De Rode Vork was hier heel breed maar ook ondiep, met overal modder en riet langs de kant. Het rijdier van Jaime sjokte kalmpjes voort, al had het arme oude beest de neiging om af te dwalen naar de kant van zijn goede oog. Het was goed om weer een keertje te rijden. Sinds de boogschutters van Robb Stark in het Fluisterwoud zijn strijdros onder hem hadden gedood had hij niet meer op een paard gezeten.
Bij het verbrande dorp kwamen ze voor de keus te staan tussen twee wegen die allebei even weinig beloofden: smalle paden met diepe voren van boerenkarren die graan naar de rivier hadden gezeuld. Het ene kronkelde naar het zuidoosten en verloor zich al snel tussen de bomen die ze in de verte ontwaarden, terwijl het andere, rechter en steniger, als een speer pal naar het zuiden liep. Brienne bekeek ze kortstondig en dreef toen haar paard de zuidelijke weg op. Jaime was aangenaam verrast, want die keus zou hij ook hebben gemaakt.
‘Maar dat is de weg waarvoor de waard ons heeft gewaarschuwd,’ protesteerde ser Cleos.
‘Dat was geen waard.’ Ze hing onelegant in het zadel, maar leek toch een vaste zit te hebben. ‘De man was te geinteresseerd in de route die we zouden kiezen, en die bossen… zijn beruchte schuilplaatsen voor vogelvrij en. Het kan zijn dat hij ons in de val wilde lokken.’
‘Slimme deerne.’ Jaime lachte zijn neef toe. ‘Ik durf te wedden dat onze gastheer vriendjes langs die weg heeft zitten. Degenen die die stal zo’n gedenkwaardig aroma hebben bezorgd.’
‘Misschien loog hij ook over de rivier om ons op deze paarden te krijgen,’ zei de deerne, ‘maar dat risico kon ik niet nemen. Bij de robijnvoorde en de wegkruising zijn ongetwijfeld krijgslieden.’
Het rossige licht achter de bovenramen verried de aanwezigheid van de woontoren al van verre, en Brienne leidde hen van de weg af de velden in. Pas toen ze de sterkte ver achter zich hadden, bogen ze weer terug om de weg op te zoeken.
De nacht was al half om voor de deerne toegaf dat ze nu misschien veilig halt konden houden. Tegen die tijd zaten ze alle drie ingezakt in het zadel. Ze zochten beschutting in een bosje van eiken en essen, naast een trage beek. Een vuurtje stond de deerne niet toe, dus deelden ze een middernachtelijk maal van oudbakken haverkoeken en gezouten vis. De nacht was merkwaardig vredig. De halve maan stond hoog aan een hemel van zwart vilt, omringd door sterren. In de verte huilden een paar wolven. Een van hun paarden hinnikte nerveus. Andere geluiden waren er niet.
‘Ik neem de eerste wacht,’ zei Brienne tegen ser Cleos en al snel lag Frey zachtjes te snurken.
Jaime ging tegen een grote eikenstam zitten en vroeg zich af wat Cersei en Tyrion op dit moment deden. ‘Heb je ook broers of zusters?’
Brienne keek hem met toegeknepen ogen wantrouwig aan. ‘Nee. Ik ben mijn vaders enige z… kind.’
Jaime grinnikte. ‘Je wilde zoon zeggen. Beschouwt hij je als een zoon? Je bent in elk geval een vreemdsoortige dochter.’
Zwijgend keerde ze zich van hem af, haar knokkels strak om haar zwaardgevest.
‘Voor jouw misdaden is geen vergeving meer mogelijk, Koningsmoordenaar.’
‘Weer die naam.’ Jaime draaide terloops aan zijn ketenen. ‘Waarom maak ik je zo woedend? Ik heb jou bij mijn weten nooit kwaad gedaan.’
‘Anderen wel. Mensen die je had gezworen te beschermen. Zwakken, onschuldigen…’
‘…de koning?’ Het kwam altijd weer op Aerys neer. ‘Matig je geen oordeel aan over dingen die je niet begrijpt, deerne.’
‘Ik heet…’
‘…Brienne, ja. Hebben ze je al eens gezegd dat je even vervelend als lelijk bent?’
‘Je zult mij niet kwaad krijgen, Koningsmoordenaar.’
‘Jawel hoor, als ik genoeg moeite doe.’
‘Waarom heb je die eed afgelegd?’ wilde ze weten. ‘Waarom de witte mantel aannemen als je van plan was alles te verraden waar die voor stond?’
‘Dat is geen antwoord,’ zei ze minachtend.
Hun vader had Cersei aan het hof ontboden toen ze twaalf was, in de hoop een koninklijk huwelijk voor haar te kunnen sluiten. Ieder aanzoek om haar hand sloeg hij af, want hij hield haar liever bij zich in de Toren van de Hand, terwijl zij ouder en vrouwelijker en steeds mooier werd. Hij wachtte ongetwijfeld tot prins Viserys lichamelijk volgroeid zou zijn, of misschien tot Rhaegars vrouw in het kraambed zou sterven. Elia van Dorne was nooit gezond geweest.
Intussen had Jaime vier jaar als schildknaap bij ser Durwaard Crakenhal gediend en zijn sporen verdiend tegen de Broederschap van het Koningsbos. Maar toen hij op de terugweg naar de Rots van Casterling een kort bezoek aan Koningslanding bracht, voornamelijk om zijn zuster te zien, had Cersei hem apart genomen en hem toegefluisterd dat heer Tywin van plan was hem aan Lysa Tulling uit te huwelijken, en zelfs al zo ver was dat hij heer Hoster had uitgenodigd naar de stad te komen om de bruidsschat te bespreken. Maar als Jaime het wit aannam zou hij altijd bij haar kunnen zijn. De oude ser Harlan Grootenzoon was in zijn slaap gestorven, niet meer dan gepast voor iemand die een slapende leeuw als wapenteken had. Aerys zou waarschijnlijk willen dat een jonge man zijn plaats innam, dus waarom geen brullende leeuw in plaats van een slapende?
‘Daar zal vader nooit mee instemmen,’ wierp Jaime tegen.
‘De koning zal hem geen toestemming vragen. En als het eenmaal gebeurd is kan vader niet meer protesteren, niet openlijk. Aerys heeft ser Ilyn Peyn zijn tong laten uitrukken, alleen maar omdat hij erover opschepte dat de Zeven Koninkrijken eigenlijk door de Hand geregeerd werden. De kapitein van de Wacht van de Hand, en toch durfde vader er geen stokje voor te steken. En hiervoor ook niet.’
‘Maar,’ zei Jaime, ‘de Rots van Casterling is er ook nog…’
‘Wil je een rots, of wil je mij?’
Hij herinnerde zich die nacht alsof het gisteren was. Ze hadden hem doorgebracht in een oude herberg aan de Palingsteeg, ver van alle spiedende blikken. Cersei was vermomd als een eenvoudig dienstmeisje bij hem gekomen, wat hem om de een of andere reden des te meer opwond. Jaime had haar nooit eerder zo hartstochtelijk meegemaakt. Telkens als hij in slaap was gevallen had zij hem weer gewekt. Tegen de ochtend had de Rots van Casterling hem een geringe prijs voor haar permanente nabijheid toegeschenen. Hij zei ja, en Cersei beloofde voor de rest te zorgen.
Een maanwenteling daarna was er een koninklijke raaf naar de Rots van Casterling gekomen met het bericht dat hij uitverkoren was om lid van de Koningsgarde te worden. Hij kreeg bevel zich tijdens het grote toernooi in Harrenhal bij de koning te presenteren om zijn geloften uit te spreken en zijn mantel te ontvangen.
Jaimes installatie bevrijdde hem van Lysa Tulling. Verder liep er niets volgens plan. Zijn vader was nog nooit zo razend geweest. Hij kon niet openlijk protesteren — dat had Cersei goed ingeschat — maar hij nam met een of ander doorzichtig voorwendsel ontslag als Hand en ging naar de Rots van Casterling terug, met medeneming van zijn dochter. In plaats van samen te zijn hadden Cersei en Jaime slechts stuivertje gewisseld en was hij alleen aan
