was van plan erachter te komen zodra hij zich van die ketens had bevrijd.
Hij droeg ijzeren boeien om zijn polsen en een vergelijkbaar stel om zijn enkels, verbonden met een ijzeren ketting van niet meer dan een voet lang. ‘Je zou haast denken dat mijn woord als Lannister niet goed genoeg is,’ had hij gegrapt toen ze hem boeiden. Hij was toen stomdronken geweest, door toedoen van Catelyn Stark. Hun ontsnapping uit Stroomvliet herinnerde hij zich maar bij stukjes en beetjes. Er waren wat problemen geweest met de cipier, maar die was door de forse deerne overmeesterd. Daarna waren ze een trap opgeklommen die eindeloos ronddraaide. Zijn benen waren zo slap als grassprieten en hij was twee of drie keer gestruikeld, tot de deerne hem haar arm had geboden om op te leunen. Op een bepaald moment was hij in een reismantel gewikkeld en op de bodem van een roeiboot gedeponeerd. Hij wist nog dat hij had liggen luisteren hoe vrouwe Catelyn iemand gelastte het valhek van de waterpoort op te halen. Ze zond ser Cleos Frey met nieuwe voorwaarden voor de koningin naar Koningslanding terug, had ze verklaard op een toon die geen tegenspraak duldde.
Daarna moest hij zijn ingedommeld. De wijn had hem slaperig gemaakt en het was heerlijk om zich te kunnen uitstrekken, een luxe die zijn ketens hem in de cel niet hadden gepermitteerd. Jaime had lang geleden geleerd om hazenslaapjes in het zadel te doen als hij op mars was. Dit was niet moeilijker.
Ze keek opnieuw stuurs, haar gezicht een en al paardentanden en duistere achterdocht. ‘U blijft die ketens dragen, Koningsmoordenaar.’
‘Was je van plan het hele stuk naar Koningslanding te roeien, deerne?’
‘Noemt u mij Brienne, geen
‘Mijn naam is ser Jaime, geen Koningsmoordenaar.’
‘Ontkent u dat u een koning hebt vermoord?’
‘Nee. Ontken jij je geslacht? Zo ja, rijg die broek dan los en laat eens wat zien.’ Hij wierp haar een onschuldig glimlachje toe. ‘Ik zou je ook kunnen vragen om je keurs los te rijgen, maar zo te zien zou dat niet veel bewijzen.’
Ser Cleos werd onrustig. ‘Neef, neem alsjeblieft de beleefdheid in acht.’
Ze hadden heel wat afgezworen in die cel, vooral Jaime. Dat was vrouwe Catelyns prijs voor zijn vrijheid geweest. Ze had de punt van het zwaard van de forse deerne op zijn hart geplaatst en gezegd: ‘Zweer dat je nooit meer de wapens zult opnemen tegen Stark of Tulling. Zweer dat je je broer zult dwingen zijn gelofte om mijn dochters veilig en ongedeerd terug te zenden, gestand te doen. Zweer het op je riddereer, op je eer als Lannister, op je eer als een gezworen broeder van de Koningsgarde. Zweer het bij het leven van je zuster, dat van je vader en dat van je zoon, bij de oude goden en de nieuwe, en ik stuur je naar je zuster terug. Weiger, en je bloed zal vloeien.’ Hij herinnerde zich nog hoe het staal door zijn lompen heengedrongen was toen ze de punt van het zwaard omdraaide.
Dat vatte zijn bewaakster verkeerd op. ‘Ik ben niet stom. Noch doof.’
Hij bleef vriendelijk tegen haar; met haar de spot drijven zou zo makkelijk zijn dat het niet leuk meer was. ‘Ik praatte in mezelf, en niet over jou. Die gewoonte wen je jezelf snel aan in een cel.’
Ze fronste tegen hem, duwde de riemen naar voren en trok eraan, duwde ze weer naar voren, en zei niets.
‘Mijn vader is Selwyn van Tarth, bij de genade der goden heer van Evenschemer.’ Zelfs dat zei ze niet van harte.
‘Tarth,’ zei Jaime. ‘Een akelige, grote rots in de zee-engte, als ik het wel heb. En Evenschemer is eedplichtig aan Stormeinde. Hoe komt het dat je Robb van Winterfel dient?’
‘Ik dien vrouwe Catelyn. En zij heeft me opgedragen u veilig bij uw broer Tyrion in Koningslanding af te leveren, niet om woorden met u te wisselen. Zwijg.’
‘Ik heb mijn buik vol van dat gezwijg, mens.’
‘Praat dan maar tegen ser Cleos. Ik heb tegen monsters niets te zeggen.’
‘Oei,’ zei Jaime. ‘Zijn hier monsters in de buurt? Onder water misschien? In dat wilgenbosje? En ik heb mijn zwaard niet!’
‘Iemand die zijn eigen zuster schendt, zijn koning vermoordt en een onschuldig kind in de dood stort verdient geen andere naam.’
‘Ik heet Brienne, geen
‘Wat kan jou het schelen hoe een monster je noemt?’
‘Ik heet Brienne,’ herhaalde ze, vasthoudend als een jachthond.
‘Jonkvrouw Brienne?’ Nu keek ze zo ongemakkelijk dat Jaime begreep dat hij een zwakke plek had gevonden. ‘Of zou
‘Neef Jaime, alsjeblieft, wil je niet zulke grove taal uitslaan.’ Onder zijn mantel droeg ser Cleos een wapenrok met de tweelingtorens van het huis Frey, gekwartierd met de gulden leeuw van Lannister. ‘We hebben nog ver te gaan, laten we nu geen ruzie met elkaar maken.’
‘Als ik ruzie maak, doe ik dat met een zwaard, neef. Ik sprak de dame toe. Vertel eens, deerne, zijn alle vrouwen op Tarth zo lelijk als jij? Dan heb ik met de mannen te doen. Misschien weten ze op zo’n naargeestige berg in zee niet hoe echte vrouwen eruitzien.’
‘Tarth is mooi,’ gromde de deerne tussen de riemslagen door. ‘Het wordt het Eiland van Saffier genoemd. Hou je kop, monster, tenzij je wilt dat ik je muilkorf.’
‘Ze is nog grof gebekt ook, he neef?’ vroeg Jaime aan ser Cleos. ‘Al moet ik wel toegeven dat ze lef heeft. Er zijn niet veel mannen die me recht in mijn gezicht voor monster durven uitmaken.’
Ser Cleos kuchte nerveus. ‘Jonkvrouw Brienne heeft die leugens vast van Catelyn Stark. De Starks koesteren geen hoop u met het zwaard te verslaan, dus nu voeren ze oorlog met venijnige woorden.’
Ser Cleos bazelde onbekommerd verder. ‘Wie denkt dat een gezworen broeder van de Koningsgarde een kind te na zou komen weet niet wat eer is.’