De deerne staarde omhoog naar een van de dode vrouwen. Jaime schuifelde dichterbij met kleine, hortende stapjes, de enige manier die de voet-lange keten hem toestond. Toen hij het primitieve bordje zag dat om de nek van het hoogste lijk hing moest hij glimlachen. ‘Dit zijn Leeuwensletten,’  las hij hardop. ‘O ja, mens, heel onridderlijk… maar door jouw kant gedaan, niet door de mijne. Wie zouden die vrouwen zijn?’

‘Kroegmeiden,’ zei ser Cleos Frey. ‘Dit was een herberg, dat staat me nu weer bij. Een paar leden van mijn escorte hebben hier de nacht doorgebracht toen we laatst naar Stroomvliet terugkeerden.’ Van het gebouw restte niets anders dan de stenen fundering en een wirwar van ingestorte, verkoolde balken. Uit de as steeg nog rook op.

Bordelen en hoeren liet Jaime aan zijn broer Tyrion over. De enige vrouw die hij ooit had begeerd was Cersei. ‘Die meisjes hebben wat soldaten van mijn vader een pleziertje gedaan, krijg ik de indruk. Misschien hebben ze hun te eten en te drinken gegeven. Zo hebben ze hun verraderskragen verdiend, met een kus en een kroes bier.’ Hij keek naar beide zijden de rivier af om zich ervan te vergewissen dat ze helemaal alleen waren. ‘Dit is het grondgebied van Vaaren. Misschien heeft heer Jonos ze laten doden. Mijn vader heeft zijn slot in brand gestoken. Ik ben bang dat hij ons geen goed hart toedraagt.’

‘Het kan ook het werk van Marq Pijper zijn,’ zei ser Cleos. ‘Of van dat dwaallicht Beric Dondarrion, al heb ik gehoord dat hij alleen krijgslieden doodt. Misschien een bende noorderlingen van Rous Bolten?’

‘Bolten is door mijn vader bij de Groene Vork verslagen.’

‘Maar niet gebroken,’ zei ser Cleos. ‘Hij is weer naar het zuiden gegaan toen heer Tywin tegen de Voorden optrok. Het laatste nieuws in Stroomvliet was dat hij Harrenhal op ser Amaury Lors had veroverd.’

Dat klonk Jaime erg onprettig in de oren. ‘Brienne,’ zei hij, ditmaal zo beleefd haar bij haar naam te noemen in de hoop dat ze zou luisteren, ‘als heer Bolten Harrenhal bezet houdt ligt het voor de hand dat zowel De Drietand als de Koningsweg worden gadegeslagen.’

Hij meende een zweem van onzekerheid in haar grote blauwe ogen te ontwaren. ‘U staat onder mijn bescherming. Ze zouden mij eerst moeten doden.’

‘Daar zullen ze geen been in zien, lijkt mij.’

‘Ik vecht net zo goed als u,’ zei ze verdedigend. ‘Ik was een van koning Renlings zeven uitverkorenen. Hij heeft me eigenhandig met de gestreepte zijde van de Regenbooggarde bekleed.’

‘De Regenbooggarde? Jij en nog zes andere meisjes, zeker? Een zanger zei eens dat zijde alle meisjes mooi maakt… maar die had jou vast nooit gezien.’

De vrouw kreeg een kleur. ‘We moeten nog graven delven.’ Ze begon de boom in te klimmen.

De lagere takken van de eik waren groot genoeg om haar gewicht te dragen toen ze de stam in geklommen was. Ze liep met haar dolk in de hand door de bladeren om de lijken los te snijden. Vliegen omzwermden de neerstortende lichamen en de stank nam toe naarmate er meer vielen. ‘Wat een hoop moeite voor een paar hoeren,’ klaagde ser Cleos. ‘En waarmee worden we geacht te graven? We hebben geen schoppen en ik ben niet van plan mijn zwaard te gebruiken. Ik…’

Brienne slaakte een kreet. Ze sprong naar beneden in plaats van omlaag te klimmen. ‘Naar de boot. Snel. Ik zag een zeil.’

Ze maakten zoveel mogelijk haast, al kon Jaime nauwelijks rennen en moest hij door zijn neef het roeibootje in getrokken worden. Brienne duwde af met een riem en hees ijlings het zeil. ‘Ser Cleos, u zult ook moeten roeien.’

Hij deed wat ze gezegd had. Het bootje kliefde nu iets sneller door het water. Stroom, wind en riemen hielpen hen gezamenlijk voort. Jaime zat geketend en wel stroomopwaarts te turen. Alleen de punt van het andere zeil was te zien. Door de lus in de Rode Vork leek het zich aan de overkant van de velden te bevinden en achter een scherm van bomen naar het noorden te schuiven, terwijl zij naar het zuiden gingen. Maar dat leek maar zo, wist hij. Hij hief beide handen op om zijn ogen af te schermen. ‘Modderig rood en waterig blauw,’ verklaarde hij.

Briennes brede mond maalde geluidloos, zodat ze eruitzag als een herkauwende koe. ‘Sneller, ser.’

Achter hen was de herberg weldra uit het zicht verdwenen en ze verloren ook de punt van het zeil uit het oog, maar dat zei niets. Zodra de achtervolgers de lus om waren zouden ze weer zichtbaar zijn. ‘We kunnen altijd nog hopen dat de nobele Tullings zullen aanleggen om die dode hoeren te begraven.’ Het idee om naar zijn cel terug te keren sprak Jaime niet aan. Tyrion zou nu een list verzinnen, maar alles wat ik kan bedenken is met een zwaard op ze af stormen.

Bijna een uur speelden ze verstoppertje met hun achtervolgers en doken om bochten heen en tussen kleine beboste eilandjes door. Juist toen ze hoopten dat ze ontkomen waren werd in de verte het zeil weer zichtbaar. Ser Cleos liet zijn riem even rusten. ‘Dat de Anderen ze halen!’ Hij veegde het zweet van zijn voorhoofd.

‘Roeien!’ zei Brienne.

‘Dat is een riviergalei die achter ons aankomt,’ verklaarde Jaime, toen hij een poosje had gekeken. Het schip leek met elke riemslag iets groter te worden. ‘Aan weerskanten negen riemen, dus dat wil zeggen achttien man. Meer, als ze er behalve roeiers ook krijgslieden ingestopt hebben. En grotere zeilen dan wij. Daar ontkomen we niet aan.’

Ser Cleos verstijfde aan zijn riemen. ‘Zei je achttien?’

‘Zes voor elk van ons. Ik had er liever acht gehad, maar deze armbandjes hinderen me een beetje.’ Jaime stak zijn polsen omhoog. ‘Tenzij vrouwe Brienne zo vriendelijk zou willen zijn mij los te maken?’

Ze negeerde hem en legde al haar kracht in haar riemslagen.

‘We hadden een halve nacht voorsprong,’ zei Jaime. ‘Zij roeien al sinds zonsopgang, terwijl er telkens twee riemen rusten. Ze zijn vast uitgeput. Zojuist heeft de aanblik van ons zeil hun krachten hernieuwd, maar dat zal niet lang duren. We zullen er heel wat kunnen doden.’

Ser Cleos staarde hem met open mond aan. ‘Maar… ze zijn met zijn achttienen.’

‘Op zijn minst. Eerder met twintig of vijfentwintig.’

Zijn neef kreunde. ‘Tegen achttien man kunnen we niet eens op.’

‘Zei ik dat dan? Het beste waarop we kunnen hopen, is strijdend ten onder te gaan.’ Hij was volkomen oprecht. Jaime Lannister had de dood nooit gevreesd.

Brienne staakte haar geroei. Vlasblonde haarstrengen zaten tegen haar bezwete voorhoofd geplakt en die grimas maakte haar lelijker dan ooit. ‘U staat onder mijn bescherming,’ zei ze, haar stem zo verstikt van woede dat ze bijna gromde.

Hij moest lachen om zoveel woestheid. Het is net de Jachthond met tieten, dacht hij. Althans, als ze noemenswaardige tieten had. ‘Bescherm me dan, deerne. Of maak me los, zodat ik mezelf kan beschermen.’

De galei scheerde stroomafwaarts, een grote houten libel. Dankzij de furieuze riemslagen schuimde het water wit om de boeg. Het schip liep zichtbaar op hen in en de mannen aan dek dromden samen bij de voorplecht. Metaal blonk in hun handen, en Jaime zag ook bogen. Schutters. Hij had een hekel aan boogschutters.

Bij de boeg van de toesnellende galei stond een gedrongen man met een kaal hoofd, borstelige grijze wenkbrauwen en gespierde armen. Over zijn malienkolder droeg hij een smoezelige witte wapenrok met daarop een lichtgroene treurwilg geborduurd, maar zijn mantel was vastgegespt met een zilveren forel. Het hoofd van de wacht van Stroomvliet. In zijn tijd was ser Robin Reyger als krijgsman berucht geweest om zijn vasthoudendheid, maar hij had zijn tijd gehad. Hij was van Hoster Tullings leeftijd en samen met zijn heer oud geworden.

Toen de boten nog vijftig pas van elkaar verwijderd waren zette Jaime zijn handen aan zijn mond en riep over het water: ‘Komt u mij goede reis wensen, ser Robin?’

‘Ik kom je terughalen, Koningsmoordenaar,’ bulderde ser Robin Reyger. ‘Hoe komt het dat je je gouden haar kwijt bent?’

‘Ik hoop mijn vijanden te verblinden met de glans van mijn hoofd. Bij u heeft dat niet slecht gewerkt.’

Ser Robin kon er niet om lachen. De afstand tussen roeiboot en galei was tot veertig pas geslonken. ‘Riemen en wapens in de rivier gooien, dan hoeft niemand iets te overkomen.’

Ser Cleos draaide zich om. ‘Jaime, zeg tegen hem dat Lady Catelyn ons vrijgelaten heeft… een uitwisseling van gevangenen, volgens de wet…’

Добавить отзыв
ВСЕ ОТЗЫВЫ О КНИГЕ В ИЗБРАННОЕ

0

Вы можете отметить интересные вам фрагменты текста, которые будут доступны по уникальной ссылке в адресной строке браузера.

Отметить Добавить цитату