‘Ze zijn dood,’ zei Rickard Karstark zonder een duimbreed te wijken. ‘De Koningsmoordenaar heeft ze neergehouwen. Deze twee waren van hetzelfde laken een pak. Bloed is slechts met bloed uit te wissen.’

‘Het bloed van kinderen?’ Robb wees naar de lijken. ‘Hoe oud waren ze? Twaalf, dertien? Schildknapen.’

‘Er sneuvelen schildknapen in iedere veldslag.’

‘Sneuvelen, ja. Tion Frey en Willem Lannister hebben zich in het Fluisterwoud overgegeven. Ze waren gevangenen, opgesloten in een cel, slapend, ongewapend… jongens. Kijk dan naar ze!’

Inplaats daarvan keek heer Karstark naar Catelyn. ‘Zegt u dat maar tegen uw moeder,’ zei hij. ‘Zij heeft hen evenzeer gedood als ik.’

Catelyn legde een hand op de rugleuning van Robbs zetel. De zaal leek te draaien. Ze had het gevoel dat ze moest overgeven.

‘Mijn moeder had hier niets mee te maken,’ zei Robb kwaad. ‘Dit is uw werk. Uw moord. Uw verraad.’

‘Hoe kan het verraad zijn om Lannisters te doden als het geen verraad is om ze vrij te laten?’ vroeg Karstark ruw. ‘Is uwe genade vergeten dat we met de Rots van Casterling in oorlog zijn? Ineen ?orlog doodt men zijn vijanden. Heeft je vader je dat niet geleerd, Jongen?’

‘Jongen?’ De Grootjon gaf Richard Karstark met zijn gemaliede vuist zo’n dreun dat de ander op zijn knieen zonk.

‘Laat hem met rust!’ galmde Robbs stem bevelend. Omber deed een stapje bij de gevangene vandaan. .

Heer Karstark spuwde een afgebroken tand uit. ‘Ja, heer Omber, laat mij maar aan de koning over. Hij is van plan me een standje te geven en me vervolgens te vergeven. Zo rekent hij met verraders af, onze Koning in het Noorden.’ Hij glimlachte, een natte, rode lach. ‘Of is “De Koning die het Noorden verloor” een betere naam, uwe genade?’

De Grootjon greep een speer van de man naast hem en bracht die met een ruk naar zijn schouder. ‘Sta mij toe hem te doorsteken, sire. Hem zijn buik open te rijten, zodat we de kleur van zijn ingewanden kunnen zien.’

De deuren van de zaal vlogen met een klap open en de Zwartvis kwam binnen. Het water droop van zijn mantel en helm. Hij werd gevolgd door Tulling-wapenknechten, terwijl buiten de bliksem door de lucht knetterde en zwarte regen hard tegen de stenen van Stroomvliet sloeg. Ser Brynden nam zijn helm af en zonk op een knie. ‘Uwe genade,’ was alles wat hij zei, maar zijn grimmige stem sprak boekdelen.

‘Ik wil ser Brynden onder vier ogen spreken, in de ontvangstzaal.’ Robb stond op. ‘Grootjon, houd heer Karstark hier vast tot ik terug ben en hang de andere zeven op.’

De Grootjon liet zijn speer zakken. ‘Ook de doden?’

‘Ja. Ik wil niet dat ze de rivieren van mijn oom bezoedelen. Laat ze maar door de kraaien opvreten.’

Een van de gevangenen viel op zijn knieen. ‘Genade, sire. Ik heb niemand gedood. Ik stond alleen maar bij de deur om te kijken of er geen wachters aankwamen.’

Daar dacht Robb even over na. ‘Wist u wat heer Rickard van plan was? Hebt u de getrokken messen gezien? Hebt u het geschreeuw gehoord, het gegil, de kreten om genade?’

‘Dat wel, maar ik deed niet mee. Ik keek alleen, dat zweer ik…’

‘Heer Omber,’ zei Robb, ‘deze heeft alleen gekeken. Hang hem als laatste op, dan kan hij kijken hoe de anderen sterven. Moeder, oom, komt u mee?’ Hij keerde zich om, terwijl de mannen van de Grootjon de gevangenen omsingelden en hen met hun speerpunten de zaal uit dreven. Buiten rommelde en dreunde de donder zo luid dat het leek alsof het kasteel om hun oren instortte. Klinkt het zo als er een koninkrijk instort? vroeg Catelyn zich af.

In de ontvangstzaal was het donker, maar het geluid van de donder werd tenminste door een tweede dikke muur gedempt. Een bediende kwam binnen met een olielampje om het vuur aan te steken, maar Robb stuurde hem weg. De lamp hield hij. Er waren tafels en stoelen, maar alleen Edmar ging zitten, en hij stond weer op toen hij merkte dat de anderen bleven staan. Robb nam zijn kroon af en zette die voor zich op tafel.

De Zwartvis sloot de deur. ‘De Karstarks zijn weg.’

‘Allemaal?’ Was Robbs stem verstikt van woede of van wanhoop? Zelfs Catelyn zou het niet weten.

‘Alle strijders,’ antwoordde ser Brynden. ‘Een paar marketentsters en bedienden zijn nog bij de gewonden. We hebben er zoveel ondervraagd als nodig was om de ware toedracht te achterhalen. Ze zijn met het invallen van het donker opgebroken, eerst alleen of in paren, toen in grotere groepen. De gewonden en bedienden kregen opdracht de kampvuren brandend te houden zodat niemand zou ontdekken dat ze weg waren, maar toen het eenmaal begon te regenen maakte het niet meer uit.’

‘Zullen ze zich buiten Stroomvliet hergroeperen?’ vroeg Robb.

‘Nee. Ze hebben zich verspreid om op jacht te gaan. Heer Karstark heeft gezworen de hand van zijn maagdelijke dochter te schenken aan de man die hem het hoofd van de Koningsmoordenaar brengt, ongeacht zijn geboorte.’

Goeie goden. Weer werd Catelyn misselijk.

‘Bijna driehonderd ruiters en evenzo vele rijdieren, opgeslokt door de nacht.’ Robb wreef zijn slapen, waar de afdruk van de kroon nog in de zachte huid boven zijn oren stond. ‘De complete ruiterij van Karborg verloren gegaan.’

Verloren gegaan door mijn toedoen. Door mij, mogen de goden het mij vergeven. Catelyn hoefde geen krijgsman te zijn om te begrijpen hoezeer Robb in de val zat. Op dit moment had hij het Rivierengebied in handen, maar zijn koninkrijk was door vijanden omringd, behalve in het oosten, waar Lysa zich op haar bergtop afzijdig hield. Zelfs van de Drietand was hij nauwelijks zeker zonder een bondgenootschap met de heer van de Oversteek. En om nu ook de Karstarks te verliezen…

‘Dit mag niet buiten Stroomvliet bekend worden,’ zei haar broer Edmar. ‘Heer Tywin zou… de Lannisters betalen hun schulden, zeggen ze altijd. De Moeder zij ons genadig als hij dit hoort.’

Sansa. Catelyns nagels boorden zich in de zachte huid van haar handpalmen, zo hard kneep ze haar hand dicht.

Robb wierp Edmar een kille blik toe. ‘Wilt u behalve een moordenaar ook nog een leugenaar van mij maken, oom?’

‘We hoeven geen onwaarheid te verkondigen. Als we maar zwijgen. Laten we de jongens begraven en onze mond houden tot de oorlog over is. Willem was een zoon van ser Kevan Lannister en heer Tywins neef. Tion was van vrouwe Genna, en een Frey. We moeten dit nieuws ook voor de Tweeling verzwijgen, totdat…’

‘Totdat we vermoorde lijken weer tot leven kunnen wekken?’ zei Brynden Zwartvis scherp. ‘De waarheid is met de Karstarks ontsnapt, Edmar. Voor zulke spelletjes is het te laat.’

‘Ik ben hun vaders de waarheid verschuldigd,’ zei Robb. ‘En gerechtigheid. Ook dat ben ik hun verschuldigd.’ Hij keek naar zijn kroon, de donkere gloed van brons, de cirkel van ijzeren zwaarden. ‘Heer Rickard heeft mij getart. Mij verraden. Mij rest geen andere keus dan hem te veroordelen. De goden weten wat het voetvolk van de Karstarks bij Rous Bolten zal aanrichten als bekend wordt dat ik hun heer wegens verraad terechtgesteld heb. Bolten moet gewaarschuwd worden.’

‘De erfgenaam van heer Karstark was ook in Harrenhal,’ bracht ser Brynden hem in herinnering. ‘De oudste zoon, die door de Lannisters gevangen was genomen bij de Groene Vork.’

‘Harrion. Hij heet Harrion.’ Robb lachte verbitterd. ‘Een koning kan maar beter weten hoe zijn vijanden heten, nietwaar?’

De Zwartvis keek hem slim aan. ‘Weet u dat zeker? Dat u hiermee de jonge Karstark tot vijand maakt?’

‘Wat anders? Ik sta op het punt zijn vader te doden, daar zal hij mij heus niet voor bedanken.’

‘Misschien wel. Er zijn zoons die hun vader haten, en u maakt hem in een klap heer van Karborg.’

Robb schudde zijn hoofd. ‘Zelfs als Harrion daar de man naar zou zijn zal hij degene die zijn vader heeft gedood nooit openlijk kunnen vergeven. Zijn eigen mannen zouden zich tegen hem keren. Dit zijn noorderlingen, oom. Het noorden vergeet niet.’

‘Schenk hem dan genade,’ drong Edmar Tulling aan.

Robb staarde hem met onverhuld ongeloof aan.

Добавить отзыв
ВСЕ ОТЗЫВЫ О КНИГЕ В ОБРАНЕ

0

Вы можете отметить интересные вам фрагменты текста, которые будут доступны по уникальной ссылке в адресной строке браузера.

Отметить Добавить цитату