wezen. Niet lang daarna was ze gestorven, bij de geboorte van Tyrion. Jaime kon zich nauwelijks herinneren hoe zijn moeder eruit had gezien.
Misschien hadden Stannis Baratheon en de Starks hem wel een dienst bewezen. Ze hadden het verhaal van hun incest door al de Zeven Koninkrijken verspreid, dus viel er niets meer te verbergen.
Jaime had besloten om Sansa inderdaad terug te sturen en het jongere zusje ook, als ze haar vonden. Daar zou hij zijn verloren eer waarschijnlijk niet mee terugkrijgen, maar de gedachte dat hij zijn woord zou houden, terwijl iedereen verwachtte dat hij het zou breken was onuitsprekelijk amusant.
Ze reden juist langs een vertrapt korenveld en een laag stenen muurtje toen Jaime achter zich een zacht gezoef hoorde, alsof er tien vogels tegelijk opvlogen. ‘
De ruin van Jaime bonkte er met zware tred vandoor, briesend en snuivend van de pijn. Hij wrong zijn nek op zoek naar Brienne. Zij zat nog te paard, met een pijl in haar rug en een in haar been, maar die leek ze niet te voelen. Hij zag hoe ze haar zwaard trok en haar paard een cirkel liet beschrijven, speurend naar de schutters. ‘
Er zoefden nog een paar laatste pijlen voorbij zonder schade aan te richten. Toen namen de boogschutters de wijk, zoals boogschutters zonder ruggensteun dat altijd deden bij een aanval van ridders. Bij de muur hield Brienne de teugels in. Tegen de tijd dat Jaime haar bereikt had waren ze allemaal twintig pas verderop in het bos verdwenen. ‘Geen zin meer in vechten?’
‘Ze renden weg.’
‘Dat is het beste moment om ze te doden.’
Ze stak haar zwaard op. ‘Waarom viel je aan?’
‘Boogschutters zijn onbevreesd zolang ze zich achter muren kunnen verstoppen en je uit de verte kunnen doodschieten, maar kom je op ze af dan nemen ze de benen. Ze weten wat er gebeurt als je ze bereikt. Weet je dat je een pijl in je rug hebt? En een in je been. Laat mij daar maar eens naar kijken.’
‘Jou?’
‘Wie anders? De laatste keer dat ik neef Cleos zag gebruikte zijn hakkenei zijn hoofd om een voor te ploegen. Al denk ik eigenlijk dat we hem moeten zoeken. Hij IS een soort Lannister.’
Toen ze Cleos vonden zat hij in zijn stijgbeugel verstrikt. Hij had een pijl door zijn rechterarm en nog een in zijn borst, maar het was de grond die hem noodlottig was geworden. Zijn kruin zat onder het bloed en voelde papperig aan. Als Jaime er met een hand tegen drukte schoven de stukken gebroken bot onder de huid heen en weer.
Brienne knielde neer en pakte zijn hand. ‘Hij is nog warm.’
‘Hij is zo afgekoeld. Ik wil zijn paard en zijn kleren. Ik ben die lompen en die vlooien zat.’
‘Hij was je neef.’ De deerne klonk geschokt.
‘Was,’ beaamde Jaime. ‘Wees maar niet bang, wat neven betreft ben ik ruim voorzien. Zijn zwaard neem ik ook. Je hebt iemand nodig om de wacht af te lossen.’
‘Je kunt best ongewapend op wacht staan.’ Ze stond op.
‘Aan een boom geketend? Misschien wel. Of misschien gooi ik het met de eerstvolgende bende vogelvrij en op een akkoordje en laat ze die dikke hals van jou afsnijden.’
‘Ik weiger je te bewapenen. En ik heet…’
‘…Brienne, ik weet het. Ik zal zweren dat ik je niets zal doen. Hopelijk neemt dat je jongejuffers-angsten weg.’
‘Jouw eden zijn waardeloos. Je had Aerys ook een eed gezworen.’
‘Voor zover ik weet heb jij nooit iemand in zijn eigen harnas gekookt. En we willen toch allebei dat ik heelhuids in Koningslanding aankom?’ Hij hurkte naast Cleos neer en begon zijn zwaardriem los te gespen.
‘Ga bij hem vandaan. Nu. Ophouden.’
Jaime was moe. Hij was haar achterdocht moe, haar beledigingen, haar scheve tanden, haar brede sproetengezicht en dat dunne, steile haar van haar. Zonder zich iets van haar protesten aan te trekken greep hij het gevest van Cleos’ zwaard met twee handen beet, drukte het lijk neer met zijn voet en trok. Terwijl de kling uit de schede gleed draaide hij alom zijn as en zwaaide het zwaard in een snelle, dodelijke boog opzij en omhoog. Staal trof staal met een galmende klap die door merg en been ging. Brienne had haar eigen kling net op tijd getrokken. Jaime lachte. ‘Uitstekend, deerne.’
‘Hier met dat zwaard, Koningsmoordenaar.’
‘Hier is het!’ Hij veerde overeind en drong op haar in, en in zijn handen kwam het slagzwaard tot leven. Brienne sprong achteruit en pareerde, maar hij volgde en bleef in de aanval. Ze had de ene slag nog niet afgeweerd of de volgende kwam al. De zwaarden kusten elkaar, sprongen terug en kusten elkaar nogmaals. Jaimes bloed bruiste. Hier was hij voor gemaakt, hij leefde pas echt als hij vocht en zijn leven bij elke slag in de waagschaal hing.
Van bovenaf, van onderaf en overhands liet hij het staal op haar neer regenen. Links, rechts en schuin terug, met zoveel kracht dat de vonken eraf sprongen als hun zwaarden elkaar raakten, omhoog, opzij, een slag, een stap, een stap en een slag, houwen, neersuizen, sneller, sneller, sneller…
…tot hij ademloos achteruitstapte en de punt van zijn zwaard naar de grond liet zakken om haar even respijt te geven. ‘Helemaal niet slecht,’ gaf hij toe. ‘Voor een deerne.’
Zij haalde langzaam en diep adem, haar blik waakzaam op hem gericht. ‘Ik wil je niet verwonden, Koningsmoordenaar.’
‘Alsof je dat zou kunnen.’ Hij zwiepte de kling weer boven zijn hoofd en stormde opnieuw op haar af, met rammelende ketens.
Jaime zou niet kunnen zeggen hoe lang hij opdrong. Het hadden minuten kunnen zijn, maar ook uren. Als de zwaarden ontwaakten sliep de tijd. Hij dreef haar bij het lijk van zijn neef vandaan, dreef haar de weg over, dreef haar het geboomte in. Een keer struikelde ze over een boomwortel die ze niet had gezien en even meende hij dat ze er geweest was, maar in plaats van te vallen zonk ze op een knie zonder dat het haar ritme verstoorde. Haar zwaard schoot omhoog om een neerwaartse slag te pareren die haar van haar schouder tot haar lies zou hebben opengehaald. Daarna hakte zij op hem in, keer op keer, en werkte zich slag voor slag overeind.
De dans ging door. Hij dreef haar met de rug tegen een eik en vloekte toen ze wegglipte, volgde haar door een ondiepe beek die half door gevallen bladeren gedempt was. Staal galmde, staal zong, staal schreeuwde, vonkte en schraapte, en de vrouw begon bij elke klap als een zeug te knorren, maar toch kon hij haar niet raken. Het was of ze in een ijzeren kooi zat die iedere slag blokkeerde.
‘Helemaal niet slecht,’ zei hij, toen hij even ophield om weer op adem te komen en een boogje naar haar rechterkant maakte. ‘Voor een deerne?’
