bruin brood, dikke erwtensoep en gebakken appels met gele kaas. Toen de tafel afgeruimd was en de bedienden weggestuurd waren dempte Groenebaard zijn stem om te vragen of de vrouwe ook nieuws van de Bliksemheer had.

‘Nieuws?’ Ze glimlachte. ‘Ze zijn minder dan twee weken geleden hier geweest, met nog een stuk of tien anderen. Ze dreven een kudde schapen voor zich uit. Thoros heeft me er als dank drie gegeven. Jullie hebben er vanavond een opgegeten.’

‘Thoros als schaapherder?’ Angui schaterde.

‘Ik geef toe dat het een merkwaardig gezicht was, maar Thoros beweerde dat hij als priester wel wist hoe hij een kudde schapen moest hoeden.’

‘Ja, en scheren ook,’ grinnikte Liem Limoenmantel.

‘Daar zou iemand een bijzonder fraai lied op kunnen maken.’ Tom tokkelde een snaar van zijn houtharp aan.

Vrouwe Smalhout wierp hem een vernietigende blik toe. ‘Misschien iemand die op en neer niet op Bliksemheer laat rijmen. Of voor iedere melkmeid in de streek: ‘Ach meisje mooi, kom in het hooi” speelt en er twee met een dikke buik laat zitten.’

‘Het was: “Laat me je schoonheid smaken,” , zei Tom verdedigend, ‘en dat mogen melkmeisjes graag horen. Net als een zekere hooggeboren dame die mij nog goed voor de geest staat. Ik speel om te behagen.’

Haar neusgaten trilden. ‘Het rivierengebied zit vol meisjes die jij hebt behaagd, en die nu allemaal aftreksels van boerenwormkruid drinken. Je zou denken dat een man van jouw leeftijd wel in staat was zijn zaad op hun buik te lozen. Nog even en ze gaan je Tom Zevenzonen noemen.’

‘Het geval wil,’ zei Tom, ‘dat ik de zeven al jaren geleden gepasseerd ben. En het zijn nog geweldige jongens ook, zoetgevooisd als nachtegalen.’ Het was duidelijk dat het onderwerp hem niet zinde.

‘Heeft heer Beric gezegd wat zijn bestemming was, vrouwe?’ vroeg Harwin.

‘Heer Beric maakt nooit iemand deelgenoot van zijn plannen, maar bij Steensept en het Driepenningenbos heerst hongersnood. Daar zou ik hem zoeken.’ Ze nam een slokje wijn. ‘Laat ik het maar eerlijk zeggen: ik heb ook minder aangename bezoekers gehad. Er is een wolvenpak bij mijn poorten wezen huilen in de veronderstelling dat Jaime Lannister hierbinnen zat.’

Tom stopte met tokkelen. ‘Dan klopt het dus? De Koningsmoordenaar is weer los?’

Vrouw Smalhout wierp hem een minachtende blik toe. ‘Me dunkt dat ze niet op hem zouden jagen als hij onder Stroomvliet aan de ketting lag.’

‘Wat hebt u tegen ze gezegd, vrouwe?’ vroeg Jaak Geluk.

‘Gewoon, dat ser Jaime naakt bij mij in bed lag, maar dat hij te uitgeput was om naar beneden te komen. Een van hen was zo onbeschoft mij voor leugenaar uit te maken, dus hebben we ze met een paar schoten van een kruisboog weggejaagd. Ik geloof dat ze naar de Zwartbodembocht zijn gegaan.’

Arya zat rusteloos op haar stoel te draaien. ‘Welke noorderling was dat, wie zocht er naar de Koningsmoordenaar?’

Vrouwe Smalhout leek verrast dat ze iets zei. ‘Ze noemden hun naam niet, kind, maar ze waren in het zwart, met het embleem van een witte zon op hun borst.’

Een witte zon op een zwarte achtergrond, dat was het wapenteken van heer Karstark, dacht Arya. Dat waren Robbs mannen. Ze vroeg zich af of ze nog in de buurt waren. Als ze deze vogelvrij en het nakijken kon geven en erin slaagde hen te vinden, zouden ze haar misschien naar haar moeder in Stroomvliet brengen.

‘Hebben ze ook verteld hoe Lannister was ontsnapt?’ vroeg Liem.

‘Ja,’ zei vrouwe Smalhout. ‘Niet dat ik er een woord van geloof. Ze beweerden dat vrouwe Catelyn hem had vrijgelaten.’

Daar schrok Tom zo van dat hij een snaar liet springen. ‘Kom nou toch,’ zei hij. ‘Dat is waanzin.’

Dat is niet waar, dacht Arya. Het kan niet waar zijn. ‘Dat leek mij ook,’ zei vrouwe Smalhout.

Dat was het moment waarop Harwin zich Arya herinnerde. ‘Dit soort gesprekken zijn niet voor uw oren bestemd, jonkvrouwe.’

‘Nee, ik wil het horen.’

De vogelvrijen waren onvermurwbaar. ‘Wegwezen, magere muis,’ zei Groenebaard. ‘Wees een brave kleine jonkvrouw en ga op de binnenplaats spelen zolang wij in gesprek zijn. Nu.’

Boos beende Arya weg en als de deur niet zo zwaar was geweest zou ze hem dichtgeslagen hebben. Over Eikelhove was de avond gedaald. Aan de muren brandden wat toortsen, maar dat was alles. De poorten van het kleine kasteel waren gesloten en gebarricadeerd. Ze had Harwin beloofd dat ze niet nog eens zou proberen te vluchten, dat ~as wel zo, maar dat was voordat ze over haar moeder waren gaan liegen.

‘Arya?’ Gendry was haar naar buiten gevolgd. ‘Vrouwe Smalhout zei dat hier een smidse was. Ga je mee een kijkje nemen?’

‘Als je wilt.’ Ze had toch niets anders te doen.

‘Die Thoros,’ zei Gendry, terwijl ze langs de kennels liepen, ‘is dat dezelfde Thoros die in het kasteel van Koningslanding woonde? Een rode priester, dik en met een kaalgeschoren hoofd?’

‘Ik denk van wel.’ Voor zover ze zich kon herinneren had Arya in Koningslanding nooit met Thoros gesproken, maar ze wist wie het was. Hij en Jalabhar Xho waren de kleurrijkste figuren aan koning Roberts hof geweest, en Thoros was bovendien de beste maatjes met de koning geweest.

‘Hij zal zich mij niet herinneren, maar hij kwam altijd in onze smidse.’ De smidse van de Smalhouts was al een tijdje niet gebruikt, maar de smid had zijn werktuigen keurig aan de muur opgehangen. Gendry stak een kaars aan en zette die op het aambeeld, terwijl hij een tang pakte. ‘Mijn meester schold altijd op hem vanwege zijn vlammende zwaarden. Dat was geen manier om met goed staal om te gaan, zei hij altijd, maar die Thoros gebruikte nooit goed staal. Hij doopte gewoon een goedkoop zwaard in wild vuur en stak het aan. Het was maar een alchemistentrucje, zei mijn meester, maar de paarden schrokken ervan, en sommige groene ridders ook.’

Ze fronste hevig ineen poging zich te herinneren of haar vader ooit over Thoros had gesproken. ‘Hij lijkt niet erg op een priester, he?’

‘Nee,’ gaf Gendry toe. ‘Meester Mott zei dat Thoros zelfs koning Robert onder tafel kon drinken. Die waren van hetzelfde laken een pak, zei hij, allebei vreetzakken en zuiplappen.’

‘Je mag de koning geen zuiplap noemen.’ Koning Robert mocht dan veel gedronken hebben, hij was haar vaders vriend geweest.

‘Ik had het over Thoros.’ Gendry stak de tang naar haar uit alsof hij in haar gezicht wilde knijpen, maar Arya sloeg hem weg. ‘Hij hield van feesten en toernooien, daarom mocht koning Robert hem zo graag. En die Thoros was dapper. Toen de muren van Piek instortten was hij als eerste door de bres. Hij vocht met een van zijn vlammende zwaarden en stak met iedere houw een ijzerman in brand.’

‘Ik wou dat ik een vlammend zwaard had.’ Arya kon een heleboel mensen bedenken die ze graag in brand zou steken.

‘Het is maar een trucje, dat zei ik toch. Het wildvuur verpest het staal. Mijn meester verkocht Thoros na elk toernooi een nieuw zwaard. En telkens pingelden ze over de prijs.’ Gendry hing de tang weer op en haalde de zware hamer van de wand. ‘Meester Mott zei dat het tijd werd dat ik mijn eerste zwaard maakte. Hij gaf me een fraai stuk staal en ik wist precies hoe ik de kling wilde vormen. Alleen kwam Yoren toen en nam me mee voor de Nachtwacht.’

‘Je kunt nog steeds zwaarden maken als je dat wilt,’ zei Arya. ‘Je kunt ze voor mijn broer Robb maken als we in Stroomvliet zijn.’

‘Stroomvliet.’ Gendry legde de hamer neer en keek haar aan. ‘Je ziet er nu anders uit. Als een fatsoenlijk meisje.’

‘Ik zie eruit als een eikenboom met al die stomme eikels.’

‘Maar wel leuk. Een leuke eikenboom.’ Hij kwam naar haar toe en besnuffelde haar. ‘Je ruikt voor de verandering zelfs lekker.’

‘Jij niet. Jij stinkt.’ Arya duwde hem tegen het aambeeld en wilde wegrennen, maar Gendry greep haar arm. Ze stak een voet tussen zijn benen, zodat hij struikelde, maar hij sleurde haar mee omlaag en ze rolden over de vloer van de smidse. Hij was heel sterk maar zij was sneller. Telkens als hij haar stil probeerde te houden glipte

Добавить отзыв
ВСЕ ОТЗЫВЫ О КНИГЕ В ИЗБРАННОЕ

0

Вы можете отметить интересные вам фрагменты текста, которые будут доступны по уникальной ссылке в адресной строке браузера.

Отметить Добавить цитату