gedreven. Ze stonden in tien rijen van honderd voor de fontein met de grote bronzen harpij, in de houding, hun starre ogen recht naar voren gericht. Ze droegen niets anders dan witte linnen lendendoeken en kegelvormige bronzen helmen met pieken van een voet lang. Kraznys had hun bevolen hun speren en schilden af te leggen en hun zwaardriemen en gewatteerde tunieken uit te trekken, zodat de koningin van Westeros hun slanke, harde lichamen beter kon bekijken.

‘Ze worden al jong geselecteerd op grootte, snelheid en kracht,’ zei de slavin tegen haar. ‘Hun opleiding begint als ze vijf zijn. Ze oefenen dagelijks van zonsopgang tot zonsondergang, totdat ze het steekzwaard, het schild en de drie speren volledig beheersen. Hun training is zeer veeleisend, uwe genade. Slechts een op de drie knapen overleeft die, dat is bekend. Onder de Onbezoedelden gaat het gezegde dat ze het ergste achter de rug hebben op de dag dat ze hun piekhelm verwerven, omdat geen enkele plicht die hun ooit opgelegd zal worden zwaarder is dan hun training.’

Kraznys mo Nakloz verstond zogenaamd geen woord van de Gewone Spreektaal, maar zijn hoofd ging op en neer, terwijl hij luisterde, en nu en dan gaf hij het slavenmeisje een por met zijn zweepje. ‘Vertel haar dat deze al een dag en een nacht zonder voedsel of water op deze plaats staan. Zeg haar dat ze er op mijn bevel zouden blijven staan tot ze erbij neervielen. Zelfs nadat er negenhonderdnegenennegentig in elkaar gezakt zijn en op de bakstenen gecrepeerd zal de laatste nog blijven staan en geen vin verroeren tot de dood ook hem komt halen. Zo moedig zijn ze. Zeg dat tegen haar.’

‘Dat noem ik waanzin, en geen moed,’ zei Arstan Witbaard toen het plechtstatige kleine tolkje uitgesproken was. Hij liet het uiteinde van zijn hardhouten staf op de bakstenen neerdalen om zijn ongenoegen te laten blijken. De oude man had niet naar Astapor willen gaan en was er ook niet voor dat ze dit slavenleger zou kopen. Een koningin diende alle partijen aan te horen voordat ze een beslissing nam. Dat was de reden waarom Dany hem had meegenomen naar de Pronkende Plaza, en niet om haar te beschermen. Dat konden haar bloedruiters wel. Ser Jorah Mormont had ze aan boord van de Balerion achtergelaten om haar volk en haar draken te bewaken. Al stond het haar nogal tegen, ze had haar draken benedendeks opgesloten. Het was te gevaarlijk om ze vrij over de stad te laten vliegen. Er waren veel te veel mensen op de wereld die hen maar al te graag zouden doden, alleen maar om zichzelf ‘drakendoder’ te kunnen noemen.

‘Wat zei die onwelriekende oude man?’ wilde de slavenhandelaar van zijn vertaalster weten. Toen ze het hem vertelde glimlachte hij en zei: ‘Zeg tegen die wilde dat wij dat gehoorzaamheid noemen. Anderen zijn wellicht sterker, sneller of groter dan de Onbezoedelden. Er zijn er misschien die even vaardig zijn met zwaard, speer en schild. Maar nergens tussen de zeeen zult u ze ooit gehoorzamer vinden.’

‘Schapen zijn ook gehoorzaam,’ zei Arstan toen de woorden vertaald waren. Hij sprak ook wat Valyrisch, zij het minder goed dan Dany, maar net als zij veinsde hij onwetendheid.

Toen dat was overgebracht liet Kraznys mo Nakloz zijn grote witte tanden zien. ‘Een woord van mij en die schapen zouden zijn stinkende ouwe ingewanden over de bakstenen uitsmeren,’ zei hij, ‘maar zeg dat maar niet. Zeg maar dat deze schepsels meer op honden dan op schapen lijken. Eten ze honden of schapen in die Zeven Koninkrijken?’

‘Ze geven de voorkeur aan varkens en koeien, edelachtbare.’

‘Rundvlees. Bah. Voer voor ongewassen wilden.’

Dany negeerde hen en liep langzaam de rij slavensoldaten langs. De meisjes volgden haar op de voet met het zijden baldakijn om te zorgen dat ze in de schaduw bleef, maar de duizend mannen voor haar genoten die bescherming niet. Meer dan de helft had de koperkleurige huid en de amandelvormige ogen van de Dothraki en Lhazarines, maar ze zag ook mannen uit de Vrijsteden in de rijen staan, naast blanke Qarthijnen, Zomereilanders met gezichten van ebbenhout en nog anderen van wie ze de herkomst zelfs niet kon raden. En sommigen hadden dezelfde amberkleurige huid als Kraznys mo Nakloz en het borstelige roodzwarte haar dat zo kenmerkend was voor de oorspronkelijke inwoners van Ghis, die zich de zonen van de harpij noemden. Ze verkopen zelfs hun eigen mensen. Ze had niet verbaasd moeten zijn, want de Dothraki deden dat ook als de ene khalasar in de zee van gras op de andere stuitte.

Sommigen van de soldaten waren lang, anderen kort. Hun leeftijd bedroeg naar schatting tussen de veertien en de twintig. Hun wangen waren glad en hun ogen allemaal eender, of ze nu zwart, bruin, blauw, grijs of amberkleurig waren. Ze lijken net een man, dacht Dany, tot het haar te binnen schoot dat ze helemaal geen mannen waren. De Onbezoedelden waren allemaal eunuchen. ‘Waarom worden ze gecastreerd?’ vroeg ze via het slavenmeisje aan Kraznys. ‘Complete mannen zijn sterker dan eunuchen, heb ik altijd gehoord.’

‘Een eunuch die jong gecastreerd wordt zal nooit de brute kracht van een van uw ridders uit Westeros hebben, dat is zo,’ zei Kraznys mo Nakloz toen hem de vraag werd gesteld. ‘Ook een stier is sterk, maar er komen dagelijks stieren om in de vechtkuilen. Nog geen drie dagen geleden is er in Jothiels Kuil een gedood door een meisje van negen. De Onbezoedelden bezitten iets dat beter is dan kracht, zeg dat tegen haar. Ze bezitten discipline. Wij vechten op de wijze van het Oude Rijk, ja. Met hen zijn de gesloten formaties van het oude Ghis wedergekeerd. Ze zijn volmaakt gehoorzaam, volmaakt trouw en volkomen onbevreesd.’

Dany hoorde de vertaling geduldig aan.

‘Zelfs de moedigste mannen zijn bang voor dood en verminking,’ zei Arstan toen het meisje klaar was.

Daarop glimlachte Kraznys weer. ‘Zeg tegen die ouwe vent dat hij naar pis ruikt en een stok nodig heeft om zich staande te houden.’

‘Werkelijk, edelachtbare?’

Hij gaf haar een por met zijn zweep. ‘Nee, niet werkelijk, wat ben je, een griet of een geit, dat je zo’n domme vraag stelt? Zeg dat de Onbezoedelden geen mannen zijn. Zeg dat de dood hen niets zegt en verminking minder dan niets.’ Hij bleef staan voor een gezette man die eruitzag als een Lhazar en haalde fel met zijn zweep uit, zodat er op een van zijn koperkleurige wangen een streep bloed zichbaar werd. De eunuch knipperde met zijn ogen en bleef staan, bloedend en wel. ‘Wil je er nog een?’ vroeg Kraznys.

‘Als het u behaagt, edelachtbare.’

Nu kostte het Dany moeite om te veinzen dat ze het niet verstond. Voor hij de zweep weer kon opheffen legde Dany een hand op Kraznys’ arm. ‘Zeg de goede meester dat ik zie hoe sterk zijn Onbezoedelden zijn, en hoe moedig ze pijn doorstaan.’

Toen hij haar woorden in het Valyrisch hoorde grinnikte Kraznys. ‘Zeg tegen die onwetende hoer uit het westen dat dit niets met moed te maken heeft.’

‘De goede meester zegt, dit was geen moed, uwe genade.’

‘Zeg dat ze die sletten ogen van haar goed openhoudt.’

‘Hij verzoekt u, nu heel goed op te letten, uwe genade.’

Kraznys stelde zich voor de volgende eunuch in de rij op, een boomlange jongeling met de blauwe ogen en het vlasblonde haar van Lys. ‘Je zwaard,’ zei hij. De eunuch knielde, trok het wapen uit de schede en bood het aan met het gevest naar voren. Het was een kort zwaard, meer geschikt om te steken dan om te hakken, maar de snede zag er vlijmscherp uit. ‘Sta op,’ beval Kraznys.

‘Edelachtbare.’ De eunuch stond op, en Kraznys mo Nakloz liet het zwaard langzaam over zijn torso omhoogglijden, zodat er een dunne rode lijn over zijn buik en tussen zijn ribben werd getrokken. Toen stak hij de zwaardpunt onder een grote roze tepel onder de huid en begon ermee heen en weer te wrikken.

‘Wat doet hij?’ wilde Dany van het meisje weten toen het bloed de man over de borst liep.

‘Zeg die koe dat ze stopt met blaten,’ zei Kraznys zonder op de vertaling te wachten. ‘Hij houdt hier nauwelijks iets aan over. Mannen hebben geen tepels nodig en eunuchen al helemaal niet.’ De tepel hing aan een dun flintertje huid. Kraznys sloeg hem eraf, zodat hij op de bakstenen viel. Er bleef een rond, rood oog achter dat overvloedig bloed huilde. De eunuch verroerde zich niet, totdat Kraznys hem zijn zwaard teruggaf met het gevest naar voren. ‘Hier, ik heb je verder niet nodig.’

‘Deze hier is verheugd u van dienst te zijn geweest.’

Kraznys wendde zich weer tot Dany. ‘Ze voelen geen pijn, ziet u.’

‘Hoe kan dat?’ wilde ze via de tolk weten.

‘De wijn der dapperheid,’ luidde het antwoord. ‘Dat is geen echte wijn, maar gebrouwen van dodelijke nachtschade, de larven van de bloedvlieg, zwarte lotuswortel en vele geheime zaken. Vanaf de dag dat ze gesneden worden drinken ze dat dagelijks, en daardoor worden ze van jaar tot jaar ongevoeliger. Dat maakt ze onbevreesd in de strijd. Ook kunnen ze niet gefolterd worden. Zeg tegen die wilde dat haar geheimen veilig zijn bij de Onbezoedelden. Ze kan ze de wacht laten houden over haar raadsvergaderingen

Добавить отзыв
ВСЕ ОТЗЫВЫ О КНИГЕ В ИЗБРАННОЕ

0

Вы можете отметить интересные вам фрагменты текста, которые будут доступны по уникальной ссылке в адресной строке браузера.

Отметить Добавить цитату