dan wanneer je een teen stoot. Pijnstillende middelen waren daar te doeltreffend voor, en medische hulp was altijd dichtbij. Als je bij het skien je been brak, ;. duurde de pijn meestal seconden, geen minuten, en de herinnering werd vaak weggedrukt als een onverdraaglijk trauma. Lang voor Louis Wu’s geboorte was kennis van vechtsporten als karate, judo, jiujitsu en boksen al illegaal. Louis Wu kon heel, heel slecht vechten. De dood kon hij onder ogen zien, maar pijn niet.
De klap deed pijn. Louis gilde en liet zijn flitslichtlaser vallen. Het publiek kwam op het viertal afgestormd. Tweehonderd harige mannen, dol van woede, werden duizend duivels, en het ging opeens helemaal niet zo leuk meer als even daarvoor.
De broodmagere woordvoerder had allebei zijn armen om Louis Wu heengeslagen, en hield hem met hysterische kracht vast. Louis, al even hysterisch, wrong zich in een krampachtige beweging los. Hij zat op zijn cyclette, zijn hand rustte al op de stijghendel, toen de rede het van de paniek won.
De andere cyclettes zaten aan de zijne gekoppeld. Als hij opsteeg, dan zouden zij hetzelfde doen, met of zonder hun passagiers. Louis keek om zich heen.
Teela Brown was al in de lucht. Ze keek naar beneden naar het gevecht, haar wenkbrauwen bezorgd gefronst. Ze had er niet aan gedacht te proberen of ze kon helpen.
Spreker was als een dolleman bezig. Hij had al een stuk of zes tegenstanders geveld. Terwijl Louis toekeek zwaaide de Kzin met zijn flitslichtlaser en verpletterde een schedel.
De harige mannen stonden in een aarzelende kring om hem heen. Langgevingerde handen probeerden Louis uit zijn stoel te trekken. En ze waren aan de winnende hand, al hield Louis met handen en voeten het zadel vast. Op het laatste ogenblik dacht hij er pas aan om zijn sonische capsule in te schakelen.
De inheemsen gilden toen ze weggedrukt werden.
Er zat nog steeds iemand op Louis’ rug. Louis trok hem los, liet hem vallen, zette de sonische capsule af en toen weer aan om hem weg te werken en keek om zich heen of hij Nessus zag.
De poppenbaas probeerde zijn cyclette te bereiken. De inheemsen schenen zijn vreemd uitziende lichaam te vrezen. Zijn weg werd maar door een man versperd; maar die man was wel gewapend met een metalen staaf uit een oude machine.
Toen Louis hen zag haalde de man al uit naar een hoofd van de poppenspeler.
Nessus’ hoofd ging met een ruk naar achteren. Hij draaide zich om op zijn voorbenen, zodat zijn rug naar het gevaar was gekeerd, maar hij ook zijn cyclette achter zich had.
De vluchtreflex van de poppenspeler had hem ten dode opgeschreven — tenzij Spreker of Louis hem op tijd te hulp konden komen. Louis deed zijn mond open om te schreeuwen, en de poppenspeler maakte zijn beweging af.
Louis deed zijn mond weer dicht.
De poppenspeler draaide zich opnieuw om, en vervolgde zijn weg naar zijn cyclette. Niemand probeerde hem tegen te houden. Zijn achterhoef liet bloedige sporen na op het opeengepakte vuil van het terrein.
Sprekers kring van bewonderaars was nog steeds buiten zijn bereik. De Kzin spuwde op de grond voor hun voeten — geen Kzinti gebaar, maar een menselijk — draaide zich om, en klom op zijn cyclette. Zijn flitslichtlaser zat tot aan de elleboog van zijn linkerhand onder het bloed.
De man die Nessus had proberen tegen te houden was blijven liggen waar hij in elkaar was gezakt. Om zijn lichaam vormde zich een grote plas bloed.
De anderen waren al in de lucht. Louis steeg op, achter ze aan. Op een afstand zag hij al wat Spreker aan het doen was, en hij riep: ‘Hou op! Dat is niet nodig.’
Spreker had het gewijzigde stuk graafgereedschap tevoorschijn gehaald, en zei: ‘Moet het dan nodig zijn?’
Maar hij had niet gedaan wat hij van plan was. ‘Niet doen,’ zei Louis smekend. ‘Het zou moord zijn. Hoe kunnen ze ons nu nog wat doen? Stenen naar ons gooien?’
‘Misschien gebruiken ze jouw flitslichtlaser wel tegen ons.’
‘Dat mogen ze helemaal niet. Er bestaat een taboe tegen.’
‘Dat zei die woordvoerder. Maar geloof jij hem?’
‘Ja.
Spreker borg het wapen weg en Louis slaakte een zucht van opluchting: hij had niet anders verwacht of de Kzin zou de stad met de grond gelijk hebben gemaakt. ‘Hoe zou zo’n taboe tot stand komen? Door een oorlog met energiewapens?’
‘Of door een bandiet die was gewapend met het laatste laserkanon van de Ringwereld. Jammer dat er niemand is aan wie we dat kunnen vragen.’
‘Je neus bloedt.’
Nu hij er zich rekenschap van gaf: Louis’ neus stak inderdaad pijnlijk. Hij koppelde zijn cyclette aan die van Spreker en begon medische spullen uit te pakken om er wat aan te doen. Onder hen woelde een kolkende, gefrustreerde lynchmenigte aan de rand van Zignamuklikklik.
Sterrezaadlokker
‘Ze hadden moeten knielen,’ zei Louis klaaglijk. ‘Dat zette me op ’t verkeerde spoor. En de communicatieschijf zei de hele tijd “architect”, terwijl het “god” had moeten zijn.’
‘God?’
‘Ze hebben goden gemaakt van de bewoners van de Ringwereld. Ik had moeten merken hoe stil het was. Driggit, alleen die priester zei wat, de rest zweeg als het graf! Ze deden allemaal alsof ze luisterden naar een oude litanie. Alleen reageerde ik steeds weer op de verkeerde manier.’
‘Een godsdienst! Wat vreemd. Maar je had niet moeten lachen,’ zei Teela ernstig. ‘Niemand lacht in een kerk, zelfs toeristen niet.’
Ze vlogen onder een steeds kleiner wordende rand zon boven hen. De Ringwereld was boven zichzelf te zien: een boog van gloeiende blauwe stukken, met de minuut feller van kleur.
‘Toen vond ik een grappige gedachte,’ zei Louis. ‘Het is nog steeds grappig. Ze zijn vergeten dat ze op een ring wonen. Ze denken dat ’t een boog is.’
Een scherp suizend geluid kwam door de sonische capsule, werd een ogenblik lang een razende storm, en hield toen abrupt op. Ze vlogen nu sneller dan het geluid.
Zignamuklikklik werd kleiner achter hen. De stad zou zich nooit kunnen wreken op de demonen. De mensen zouden hen waarschijnlijk nooit meer zien.
‘Het ziet eruit als een boog,’ zei Teela.
‘Ja, je hebt gelijk. Ik had niet moeten lachen. Maar we zijn in zoverre gelukkig dat we onze fouten achter ons kunnen laten. Het enige dat we ooit hoeven te doen is opstijgen. Dan kan niemand ons nog wat doen; en in te halen zijn we ook niet.’
‘Een paar fouten moeten we met ons meedragen,’ zei Spreker. ‘Eigenaardig dat je dat zegt.’ Louis krabde afwezig aan zijn reus die even gevoelig was als een blok hout. De verwonding zou genezen voor de pijnstiller zou zijn uitgewerkt.
Een paar fouten moeten we met ons meedragen …
Maar Spreker moest aan iets anders hebben gedacht toen hij dat zei. Aan wat?
De lijn die de dag scheidt van de nacht wordt de terminator genoemd. De terminator van de Aarde is te zien van de Maan, en ook wanneer je in een baan om de Aarde draait, maar niet wanneer je je op de Aarde zelf bevindt.
Maar de rechte lijnen die donker van licht scheidden op de boog van de Ringwereld, waren allemaal terminators.
De terminator schoot van draaiwaarts op de vliegcyclettes af. Hij liep van de grond tot de hemel, van oneindigheid-bakboord tot oneindigheid-stuurboord. Hij kwam op hen toe als was hij een zichtbaar gemaakt noodlot, als een bewegende muur, te groot om te kunnen worden ontweken.
Toen was hij bij hen. De corona boven hen werd feller, vlamde toen hel op, toen het wegglijdende schaduwvlak een schijfje zon blootgaf. Louis keek naar de nacht aan zijn linker, en de dag aan zijn rechterhand,