terwijl de schaduw van de terminator weggleed over een eindeloze vlakte. Een vreemde zonsopgang, speciaal in scene gezet voor Louis Wu de toerist.
Ver van hen vandaan, aan stuurboord, voorbij het punt waar het land tot nevel werd, werden de scherpe contouren van een berg zichtbaar in het nieuwe daglicht.
‘Vuist-van-God,’ zei Louis Wu en proefde de rollende klanken van de naam in zijn mond. Wat een naam voor een berg! Maar vooral: wat een naam voor de grootste berg ter wereld!
Louis Wu de mens had last van pijntjes. Als zijn lichaam zich niet snel begon aan te passen dan zouden zijn verkrampte gewrichten hem dwingen om voorgoed in een zittende houding te blijven, en zou hij nooit een vin meer verroeren. En verder begonnen zijn voedselblokken te smaken naar — ja, naar blokken. En ook was hier en daar zijn neus nog steeds ongevoelig. En er was nog steeds geen kraantje voor koffie.
Maar Louis Wu de toerist vermaakte zich uitstekend.
Neem de vluchtreflex van de poppenspelers nou es. Niemand had ooit vermoed dat het ook wel es een vechtreflex zou kunnen zijn. Een reflex waarbij het hoefje van het derde been wordt vrijgemaakt voor een moordende uithaal: Louis had het Nessus zien doen; de poppenbaas had iemands hart door een verbrijzelde ruggegraat getrapt. En niemand had het ooit vermoed. Alleen Louis Wu wel.
Neem de sterrezaadlokker nou es. Wat een poetische gedachte, zo’n ding. Een eenvoudig apparaatje, dat al duizenden jaren geleden was uitgevonden, had Nessus gezegd. En geen poppenspeler had er ooit aan gedacht het bestaan ervan te vermelden, tot gisteren.
Maar poppenbazen waren zo volmaakt onpoetisch.
Wisten de poppenbazen waarom schepen van de Buitenstaanders sterrezaden volgden? Verkneukelden ze zich omdat ze het wisten? Of waren ze achter dat geheim gekomen, en hadden ze het vervolgens weggegooid, omdat het niet relevant was in hun streven naar het eeuwige leven?
Nessus had zijn intercom uitgezet. Hij sliep waarschijnlijk. Louis stuurde een oproepsein, zodat de poppenspeler het lampje op zijn bedieningspaneel zou zien en contact zou opnemen als hij wakker werd.
Wist hij het?
De sterrezaden: dingen zonder verstand, die in grote aantallen aanwezig waren in de kern van het melkwegstelsel. Hun metabolisme: de zonnefenix; hun voedsel: de schaarse waterstof van de interstellaire ruimte. Ze bewogen zich voort door middel van een fotonzeil, enorm groot, met een hoog reflecterend vermogen, dat op dezelfde manier kon worden gehanteerd als een parachute. Een sterrezaad legde zijn ei meestal aan de rand van de intergalactische ruimte, en ging dan weer, zonder ei, terug naar de kern. Als het ei was uitgekomen, moest het sterrezaadjong zelf de weg naar huis zien te vinden, meegevoerd door de protonwind naar de warme, waterstofrijke kern.
Waar de sterrezaden gingen, daar gingen ook de Buitenstaanders. Waarom volgden de Buitenstaanders sterrezaden? Een zinloze vraag, maar wel een poetische.
Misschien toch niet zo poetisch. In het verleden, zo ongeveer halverwege de eerste Mens-Kzin oorlog, was een sterrezaad zig gegaan inplaats van zag, en het schip van de Buitenstaanders dat het volgde was langs Procyon gekomen. En was daar lang genoeg gebleven om Tisgelukt een hyperaandrijving te verkopen.
Het schip zou even goed in een stuk van de ruimte terecht hebben kunnen komen dat van de Kzinti was.
En waren de poppenspelers rond die tijd niet druk bezig de Kzinti te bestuderen?
‘Driggit! Dat komt ervan als je je gedachten de vrije loop laat. Discipline, dat heb ik nodig.’
Maar waren ze met dat onderzoek bezig, of waren ze dat niet? Natuurlijk waren ze dat wel. Nessus had het zelf gezegd. De poppenspelers waren bezig geweest met een onderzoek naar de Kzinti, om te zien of die veilig konden worden uitgeroeid.
Toen had de Mens-Kzin oorlog hun probleem opgelost. Een schip van de Buitenstaanders was puur bij toeval in de menselijke ruimte terechtgekomen en had daar Tisgelukt een hyperaandrijving verkocht, terwijl de armada van de Kzinti van de andere kant op het door de mens bewoonde stuk van de melkweg af kwam stormen. Toen de oorlogsschepen van de mens eenmaal hyperaandrijving hadden, waren de Kzinti geen bedreiging meer voor mens en poppenspeler.
‘Nee, dat zouden ze toch niet durven?’ zei Louis tegen zichzelf. De gedachte ontzette hem.
Als Spreker er ooit …’ Maar die mogelijkheid was nog erger. Ten experiment in selectief fokken,’ zei Louis hardop. ‘Selectief-het-mos-nie-magge-fokken. Maar ze hebben ons gebruikt. Ze hebben ons gebruikt!’
‘Ja,’ zei Spreker-tot-Dieren.
Een ogenblik was Louis er zeker van dat hij zich dat had ingebeeld. Toen zag hij Sprekers transparante miniatuurhoofd boven aan zijn dashboard. Hij had de intercom open laten staan. ‘Drigg en nog eens drigg! Je zat te luisteren!’
‘Niet omdat ik dat zo graag wilde, Louis. Ik was vergeten mijn intercom af te zetten.’
‘O.’ Te laat herinnerde Louis zich hoe Spreker naar hem had gegrijnsd, zogenaamd buiten gehoorbereik, toen Nessus klaar was met zijn beschrijving van een sterrezaadlokker. Herinnerde zich dat de oren van een Kzin de oren zijn van een carnivoor die jaagt op wat hij eet. Herinnerde zich dat de glimlachreflex van de Kzin is bedoeld om de tanden te ontbloten voor het gevecht.
‘Je had het daarnet over selectief,’ zei Spreker.
‘Ik was gewoon …’ stotterde Louis.
‘De poppenspelers zetten het menselijke ras in tegen dat van de Kzinti, om ervoor te zorgen dat de expansiezucht van de Kzinti aan banden werd gelegd. Ze hadden een sterrezaadlokker. Louis. Daarmee lokten ze een schip van de Buitenstaanders de menselijke ruimte binnen, om ervoor te zorgen dat de mens de overwinning behaalde. Een experiment in selectief fokken, noemde jij het.’
‘Floor nou es, dat is een heel onzekere serie veronderstellingen. Als je nou even kalm blijft … Naar die serie veronderstellingen is bij ons allebei opgekomen.’
‘Um.’
‘Ik verkeerde in onzekerheid of het beter was Nessus nu meteen hiermee te confronteren, of dat ik moest wachten tot we ons doel hadden bereikt: de Ringwereld verlaten. Nu jij op de hoogte bent van de toestand heb ik geen keus.’
‘Mau …’ Louis deed zijn mond dicht. De sirene had hem toch overstemd. Spreker had de knop voor ‘noodtoestand’ ingedrukt. De sirene was een maniakale mechanische krijs, een subsonisch en supersonisch geluid dat zo door je heen knarste dat het pijn deed. Nessus kwam met een ruk tevoorschijn. ‘Ja? Ja?’
Spreker brulde zijn antwoord. ‘Jullie hebben je in een oorlog gemengd, in het voordeel van de vijand! Jullie daad staat gelijk aan een oorlogsverklaring aan het Patriarchaat!’
Teela had haar intercom net op tijd aangezet om het laatste stuk te horen. Louis ving haar blik op, schudde zijn hoofd. Bemoei je er niet mee.
De hoofden van de poppenspeler golfden heen en weer als slangen; hij was duidelijk verbaasd. Zijn stem was zonder inflexie. zoals gebruikelijk. Waar heb je het over?’
‘De Eerste Oorlog tegen de Mens. Sterrezaadlokkers. De hyper-aandrijving van de Buitenstaanders.’
Een driehoekig hoofd verdween uit beeld. Louis zag een zilveren vliegcyclette uit de formatie wegglijden, en hij wist dat het Nessus was.
Hij maakte zich niet al te veel zorgen. De andere twee cyclettes waren net zilveren muggen, zo ver waren ze van hem vandaan, en zo ver van elkaar. Als er een gevecht op de grond had plaats gevonden, dan zou iemand ernstig gewond hebben kunnen raken. Maar wat kon er hier in de lucht gebeuren? De cyclette van de poppenspeler moest wel sneller zijn dan die van Spreker. Nessus zou daar heus wel voor gezorgd hebben; als het nodig was zou hij sneller moeten kunnen zijn dan een Kzin.
Alleen was de poppenspeler niet op de vlucht geslagen. Hij maakte een bocht om achter Spreker te komen.
‘Ik wil je niet doden,’ zei Spreker-tot-Dieren. ‘Als je van plan bent me aan te vallen, bedenk dan wel dat het bereik van je tasp wel eens minder zou kunnen zijn dan dat van het graafwerktuig van de Slavendrijvers. GRAUW!’
De strijdkreet van de Kzin was bloedstollend. Louis’ spieren verstarden, net als bij tetanus. Hij was zich maar nauwelijks bewust van het feit dat de zilveren stip wegdraaide van Sprekers cyclette. Maar hij zag wel Teela’s blik: pure bewondering in haar ogen. En haar mond was opengevallen.
‘Ik ben niet van plan je te vermoorden,’ zei Spreker wat kalmer. ‘Maar ik wil wel antwoorden hebben,