raken. Wat een observatiepodium boven gevangeniscellen was geweest, werd nu de loopplank. Als hij het gebouw verder had laten zakken, zou het podium volkomen in elkaar zijn gedrukt.
‘We moeten een manier zien te vinden om met dat spul om te springen,’ zei Louis. ‘Een handschoen van hetzelfde draad zou geschikt kunnen zijn. Of we kunnen het opwinden op een spoel van Ringvloer-materiaal.’
‘We hebben noch handschoenen noch spoel. We moeten met de mensen hier praten,’ zei Spreker. ‘Misschien hebben ze wel oude legenden, oude stukken gereedschap, oude heilige relieken. En wat meer is: ze hebben drie dagen gehad om met het draad om te leren gaan.’
‘Dan moet ik met jullie meegaan.’ De poppenspeler wilde niet erg graag, daar wees zijn plotselinge huiveren wel op. ‘Spreker, jij beheerst de taal niet voldoende. We moeten Halrloprillalar hier laten om het gebouw te laten opstijgen als dat nodig mocht blijken. Tenzij — Louis, zou Teela’s inheemse minnaar ertoe kunnen worden overgehaald om voor ons te onderhandelen?’
Het stak Louis om zo over Zoeker te horen praten. Hij zei: ‘Zelfs Teela wil hem geen genie noemen. Ik zou het onderhandelen niet aan hem durven toevertrouwen.’
‘Ik evenmin. Louis, hebben we werkelijk het schaduwvlakdraad nodig?’
‘Ik weet het niet. Als ik geen dolle dromen koester, dan hebben we het nodig. Anders …’
‘Laat maar, Louis. Ik ga wel mee.’
‘Je hoeft niet op mijn oordeel te vertrouwen …’
‘Ik ga.’ Weer rilde de poppenspeler. Het vreemdste aan Nessus’ stem was dat hij zo helder kon klinken, zo precies, zonder ooit blijk te geven van een spoor van emotie. ‘Ik weet dat we het draad nodig hebben. Door welke samenloop van omstandigheden is het draad zo keurig in onze omgeving terechtgekomen? Alle toevallige samenlopen van omstandigheden zijn terug te voeren op Teela Brown. Als we het draad niet nodig hadden, zou het niet hier zijn.’
Louis ontspande zich. Niet omdat wat Nessus zei verstandig klonk, want dat was niet het geval. Maar het vormde een ruggesteuntje voor Louis’ eigen tentatieve conclusies. En daarom klampte Louis zich aan de woorden van de poppenspeler vast, en weerhield zich ervan om Nessus te vertellen wat voor onzin hij debiteerde.
Ze liepen achter elkaar de toren uit en het land op, onder de schaduw van de Onwaarschijnlijk uit. Louis had een flitslichtlaser bij zich, Spreker-tot-Dieren de desintegrator. Zijn spieren golfden soepel onder het lopen, en ze waren heel duidelijk te zien door zijn centimeter lange oranje vacht heen. Nessus was blijkbaar ongewapend. Hij gaf de voorkeur aan de tasp, en aan zijn positie in de achterhoede.
Zoeker liep naast hen, zijn zwarte ijzeren zwaard paraat. Zijn grote, zwaar vereelte voeten waren naakt, net als zijn hele lichaam, afgezien van de gele huid die hij droeg als lendedoek. Zijn spieren golfden net als die van de Kzin.
Teela was ongewapend.
De laatste twee zouden nu aan boord van de Onwaarschijnlijk op de afloop van de onderhandelingen hebben zitten wachten, als Louis en Zoeker niet over Teela hadden gepraat, die ochtend. Het was Nessus’ schuld. Louis had de poppenbaas als tolk laten fungeren toen hij Teela Brown te koop aanbood aan Zoeker.
Zoeker had ernstig geknikt, en een capsule Ringwereld-elixer geboden, ter waarde van ongeveer vijftig jaar leven.
‘Akkoord,’ had Louis gezegd. Het was een genereus bod, al was Louis niet van plan om het spul in zijn mond te stoppen. Het was wel zeker dat het elixer nog nooit was uitgeprobeerd op iemand als Louis Wu, die al zo’n honderdzeventig jaar methusalixer gebruikte.
Zoals Nessus het daarna uitlegde in Interwerelds: ‘Ik wilde hem niet beledigen, Louis, of impliceren dat je Teela niet hoog aansloeg. Ik wilde meer. Hij is nu de eigenaar van Teela, en jij hebt de capsule, die je kunt laten analyseren wanneer we weer terug zijn op de Aarde. Als we ooit nog terugkeren naar de Aarde. Verder zal Zoeker ons beschermen tegen alle mogelijke vijanden, tot we het draad te pakken hebben.’
‘Hij gaat ons allemaal beschermen met dat anderhalve meter lange broodmes van ’m?’
‘Het was alleen maar om zijn gevoel voor eigenwaarde te strelen, Louis.’
Teela had er natuurlijk op gestaan om mee te gaan. Zoeker was haar partner, en hij begaf zich in een gevaarlijke situatie. Nu vroeg Louis zich af of de poppenbaas daarop had gerekend. Teela was Nessus’ hoogsteigen zorgvuldig gefokte mascotte …
De hemel was natuurlijk altijd bewolkt, zo dicht bij de Oogstorm. In het grijswitte licht liepen ze naar een verticale zwarte wolk, tientallen verdiepingen hoog.
‘Niet aanraken,’ waarschuwde Louis, want hij wist nog goed wat de priester hem had verteld bij zijn eerste bezoek. Een meisje was een paar vingers kwijtgeraakt toen ze had geprobeerd het draad op te rapen.
Toen ze er dichtbij waren, zag het er nog steeds uit als zwarte rook. Je kon er doorheen kijken naar de ruines van de stad, en de bijenkorf-bungalows-uit-de-voorsteden, en de vlakke glazen gebouwen als supermarkten zien, dat zouden ze tenminste zijn geweest als dit een wereld uit de menselijke ruimte was geweest. Ze lagen binnenin de zwarte wolk, alsof daarbinnen ergens een brand woedde.
Je kon de zwarte draad nog zien als je er twee, tweeeneenhalve centimeter vandaan was, maar als je dichterbij kwam, gingen je ogen tranen en de draad verdween, zo bijna onzichtbaar dun was hij. Schaduwvlakdraad leek veel te veel op Sinclair monofilament, en Siniclair monofilament was gevaarlijk.
‘Probeer de desintegrator eens,’ zei Louis. ‘Kijk of je erdoor komt, Spreker.’
Een snoer vonkende lichtjes verscheen in de zwarte wolk.
Het was waarschijnlijk heiligschennis. Vecht u met licht? had de man in Zigna-muklikklik gezegd. Maar de bevolking moest al veel eerder plannen hebben beraamd om de vreemdelingen te doden. Toen de kerstlichtjes in de wolk van zwart draad zichtbaar werden, kwamen maniakale wilde kreten overal vandaan. In veel-kleurige dekens gehulde mannen stroomden de gebouwen uit, gillend en zwaaiend met … zwaarden en knuppels?
De arme idioten, dacht Louis. Hij zette zijn flitslichtlaser op intens en geconcentreerd.
Lichtzwaarden, laserwapens waren al tijden lang op alle werelden in gebruik. Louis’ training was een eeuw oud, en de oorlog waarvoor hij was opgeleid, had helemaal niet plaatsgevonden. Maar de regels waren zo eenvoudig dat je ze vrijwel nooit vergat.
Hoe langzamer de zwaaiende beweging, hoe dieper de wond. Maar Louis liet zijn laser in brede snelle zwaaien heen en weer gaan. Mannen struikelden achteruit, hun armen om hun middel geslagen, hun goudbehaarde gezichten zonder uitdrukking. Als je veel vijanden tegenover je hebt: snel je wapen heen en weer zwaaien. Maak een wond van niet meer dan een centimeter diep, maar zorg dat je er veel te pakken krijgt. Druk hun tempo! Louis had medelijden met ze. Die fanatici hadden alleen maar zwaarden en knuppels. Ze hadden geen schijn van kans … Maar een wist met zijn zwaard Sprekers arm te raken, zo hard dat Spreker de desintegrator moest laten vallen. Een ander griste hem weg en gooide hem verder. Hetzelfde ogenblik was hij dood, want Spreker haalde naar hem uit met zijn goede hand, en klauwde de ruggegraat uit zijn lichaam. Een derde man ving het wapen, draaide zich om en rende weg. Hij probeerde niet er gebruik van te maken. Hij rende er alleen maar mee weg. Louis kon hem niet neerschieten met de laser: ze deden al te veel moeite om hem te vermoorden.
Zorg dat je straal altijd de romp raakt.
Louis had nog niemand gedood. Nu aarzelde de vijand, of scheen te aarzelen, en Louis nam even de tijd om de twee mannen te doden die het dichtste bij hem waren. Laat de vijand nooit dichtbij komen.
Hoe ging het met de anderen?
Spreker-tot-Dieren doodde met zijn handen. Zijn goede hand was een klauw waarmee hij scheurde, zijn verbonden hand was een zware knots. Soms dook hij weg voor een zwaardpunt en greep de man erachter. Hij was omsingeld, maar de mensen drongen niet woest naar hem op. Hij was een buitenwerelds wezen, een oranje monster, dat dood en verderf zaaide, tweeeneenhalve meter hoog, met puntige tanden.
Zoeker hield stand, zijn zwarte ijzeren zwaard in zijn vuist. Drie mannen lagen op de grond voor hem, en anderen durfden niet in zijn buurt te komen. Het zwaard droop: Zoeker was een gevaarlijk, bedreven zwaardvechter, en de Ringwerelders wisten wat een zwaard was. Teela stond achter hem, voor het ogenblik veilig in de kring van strijdenden. Ze keek bezorgd, zoals een goede heldin behoorde te kijken.
Nessus rende naar de Onwaarschijnlijk toe, een hoofd laag en naar voren gericht, en een hoog in de lucht. Laag om om hoeken te kunnen kijken, hoog voor het overzicht.
Louis was ongedeerd, legde vijanden neer als ze zich al te zeer blootgaven, en hielp de anderen wanneer hij kon. De flitslicht-laser bewoog vlot en zeker in zijn hand, een staaf dodend groen licht.
Nooit op een spiegel richten. Reflecterende lichaamspantsers konden een onaangename verrassing opleveren voor de man met de laser. Hier waren ze blijkbaar die truc vergeten.