‘Dat zou inderdaad kunnen. Uitstekend. Zoek maar een aannemer. Laat het doen.’
‘Dan zal ik er morgen werk van gaan maken. Dank u, meneer.’ Achter zijn rug trok ze haar wenkbrauwen op.
Blijkbaar wilde graaf Pjotr haar nog meer aanmoedigen, want hij was bijzonder hartelijk tegen dokter Henri tijdens de lunch, hoewel Henri duidelijk een Nieuwe Man was. Henri volgde Cordelia’s advies op en kon het ook goed vinden met Pjotr. Pjotr vertelde Henri alles over het nieuwe veulen, dat in zijn stallen aan de andere kant van de heuvel was geboren. Het dier was een volbloed met alle papieren en werd door Pjotr nu al een renpaard genoemd. Het door een fokhengst verwekte embryo was in bevroren toestand voor veel geld geimporteerd van de aarde en geimplanteerd bij een eersteklas merrie, en Pjotr had zorgvuldig gewaakt over de groei. De biologisch onderlegde Henri liet merken beroepsmatig geinteresseerd te zijn, en na de lunch nam Pjotr hem mee voor een persoonlijke inspectie van de grote dieren. Cordelia verontschuldigde zich. ‘Ik wil liever een beetje uitrusten. Ga jij maar mee, Droe. Sergeant Bothari blijft wel bij mij.’ In werkelijkheid maakte Cordelia zich zorgen over Bothari. Hij had geen hap gegeten tijdens de lunch en al meer dan een uur geen woord meer gezegd.
Aarzelend, maar vreselijk geinteresseerd in de paarden, liet Droe zich overhalen. De drie sjokten de heuvel op. Cordelia keek hen na totdat ze verdwenen waren en draaide zich toen om, waardoor ze Bothari erop betrapte dat hij weer naar haar keek. Hij gaf haar een vreemd, goedkeurend knikje. ‘Dank u, mevrouw.’
‘Ahum. Ja. Ik vroeg me af of je je naar voelde.’
‘Nee… ja. Ik weet het niet. Ik wilde… ik wilde graag met u praten, mevrouw. Eigenlijk al een paar weken. Maar er was nooit een goed moment voor. De laatste tijd is het erger geworden. Ik kan niet meer wachten. Ik hoopte dat we vandaag…’
‘Grijp je kans.’ De huishoudster rammelde met potten en pannen in Pjotrs keuken. ‘Wil je misschien een stukje wandelen?’
‘Alstublieft, mevrouw.’
Ze liepen samen om het oude stenen huis heen. Het paviljoen op de top van de heuvel, dat uitkeek over het meer, zou een uitstekende plaats zijn om te gaan zitten praten, maar Cordelia voelde zich te vol en zwanger om die klim aan te kunnen. In plaats daarvan sloeg ze af naar links, over het pad dat onderlangs de helling liep, totdat ze kwamen bij wat eruitzag als een kleine ommuurde tuin.
Het perceel van de familie Vorkosigan was dicht bezet met een uiteenlopende verzameling graven, van nabije en verre familieleden en bedienden van grote verdienste. De begraafplaats had oorspronkelijk deel uitgemaakt van het vervallen fort, en de oudste graven van bewakers en officieren dateerden van eeuwen geleden. De komst van de Vorkosigans stamde pas uit de tijd dat de oude districtshoofdstad Vorkosigan Vashnoi met atoomwapens was vernietigd tijdens de Cetagandaanse invasie. De doden waren daar samen met de levenden gesmolten, en de tot dan toe acht generaties lange familiegeschiedenis was weggevaagd. Het was interessant om de groepjes graven van recenter datum te bekijken en ze te koppelen aan de gebeurtenissen uit hun tijd: de Cetagandaanse invasie, de oorlog van Joeri de Dwaze. Het graf van Arals moeder dateerde precies van het begin van Joeri’s oorlog. Naast haar was een ruimte gereserveerd voor Pjotr, en dat was al drieendertig jaar zo. Ze wachtte geduldig op haar man.
Hij stootte een humorloze lach uit. ‘Gespannen. Ja. Dat zal wel. Het gaat niet over de baby… tenminste, niet direct.’ Het was zo ongeveer de eerste keer vandaag dat hij haar recht aankeek. ‘U herinnert zich Escobar, mevrouw. U was erbij. Klopt dat?’
‘Dat klopt.’
‘Dat heb ik begrepen. Ik geloof dat je militaire therapeuten heel veel moeite hebben gedaan om ervoor te zorgen dat je je Escobar niet herinnert.’
‘O, zeker.’
‘Ik deel de Barrayaraanse opvatting van therapie niet. Vooral niet als die gekleurd is door politiek opportunisme.’
‘Dat ben ik gaan beseffen, mevrouw.’ Er flikkerde voorzichtige hoop op in zijn ogen.
‘Hoe hebben ze het gedaan? Hebben ze zorgvuldig gekozen neuronen weggebrand? Of het met chemische middelen uitgewist?’
‘Nee… ze hebben medicijnen gebruikt, maar er is niets vernietigd. Zeggen ze. De dokters noemden het onderdrukkingstherapie. Wij noemden het gewoon de hel. Elke dag gingen we naar de hel, totdat we daar niet meer heen wilden.’ Bothari schoof heen en weer op de bank en fronste zijn voorhoofd. ‘Als ik probeer me Escobar te herinneren of erover te praten, krijg ik hoofdpijn. Dat klinkt stom, he? Een grote man als ik die zeurt over hoofdpijn als een of ander oud vrouwtje. Van sommige dingen, bepaalde herinneringen, krijg ik zo’n erge hoofdpijn dat ik overal rode kringen omheen zie, en dan moet ik overgeven. Als ik probeer er niet meer aan te denken, verdwijnt de pijn. Het is heel eenvoudig.’
Cordelia slikte. ‘Ik begrijp het. Het spijt me. Ik wist dat het erg was, maar niet dat het… zo erg was.’
‘Het ergste zijn de dromen. Ik droom erover… en als ik te langzaam wakker word, herinner ik me de droom. Dan herinner ik me te veel tegelijk, en mijn hoofd… Het enige dat ik dan kan doen is op mijn buik rollen en huilen, totdat ik aan iets anders kan gaan denken. De andere wapendragers van graaf Pjotr denken dat ik gek ben, ze denken dat ik dom ben, ze weten niet wat ik bij hen doe. Ik weet ook niet wat ik bij hen doe.’ Hij wreef met zijn grote handen in een gekweld gebaar over zijn gemillimeterde schedel. ‘Het is een eer om een gezworen wapendrager van een graaf te zijn. Er zijn maar twintig plaatsen beschikbaar. Ze nemen de besten, ze nemen de grote helden, de mannen met medailles, de mannen met een onberispelijke staat van dienst van twintig jaar. Als wat ik bij Escobar heb gedaan zo erg was, waarom heeft de admiraal graaf Pjotr dan gevraagd om me een plek te geven? En als ik zo’n grote held ben geweest, waarom hebben ze me dan mijn herinnering daaraan afgenomen?’ Zijn ademhaling was nu sneller en floot tussen zijn lange gele tanden door. ‘Hoeveel pijn heb je nu? Nu je hierover probeert te praten?’
‘Een beetje. Dat zal nog wel meer worden.’ Hij keek haar strak aan, met een diepe frons. ‘Ik moet hierover praten. Met u. Het maakt me…’ Ze ademde diep in om kalmer te worden en probeerde met haar hele geest, lichaam en ziel te luisteren. En zorgvuldig. Heel zorgvuldig. ‘Ga verder.’
‘Ik heb… vier beelden in mijn hoofd van Escobar. Ver beelden, en ik kan ze niet verklaren. Voor mezelf. Een paar minuten, uit… drie maanden? Vier? Ze zitten me allemaal dwars, maar een het meest. U komt erin voor,’ vervolgde hij abrupt, en hij staarde naar de grond. Alle twee zijn handen omklemden nu de bank, met witte knokkels. ‘O. Ga verder.’
‘Een, het minst erge, was een ruzie. Prins Serg was erbij, en admiraal Vorrutyer, heer Vorkosigan en admiraal Ruif Vorhalas. En ik was erbij. Alleen had ik geen kleren aan.’
‘Weet je zeker dat dit geen droom is?’
‘Nee. Dat weet ik niet zeker. Admiraal Vorrutyer zei… iets zeer beledigends tegen heer Vorkosigan. Hij hield heer Vorkosigan met zijn rug tegen de muur gedrukt. Prins Serg lachte. Toen kuste Vorrutyer hem, midden op zijn mond, en Vorhalas probeerde Vorrutyer in elkaar te slaan, maar heer Vorkosigan hield hem tegen. En daarna herinner ik me niet meer wat er is gebeurd.’
‘Eh… ja,’ zei Cordelia. ‘Daar was ik niet bij, maar ik weet wel dat er zeer vreemde dingen gebeurden binnen het opperbevel in die tijd, toen Vorrutyer en Serg probeerden tot hoe ver ze konden gaan. Dus waarschijnlijk is het wel een echte herinnering. Ik zou het Aral kunnen vragen, als je wilt.’
‘Nee! Nee. Ik heb toch niet het gevoel dat dit zo belangrijk is. Niet zo belangrijk als de andere.’
‘Vertel me dan over de andere.’
Zijn stem daalde tot een fluistertoon. ‘Ik herinner me Elena. Zo mooi. Ik heb maar twee beelden in mijn hoofd van Elena. Het ene is dat ik me herinner dat Vorrutyer me dwong… Nee, daar wil ik niet over praten.’ Hij