en liet zich naar bed brengen in een klein zijkamertje, zijzelf op de ene smalle brits en Gregor op de andere. Ze zou vannacht in veiligheid geloven zoals Barrayaraanse kinderen met het Winterfeest in Vadertje Vorst geloofden; het moest wel zo zijn, omdat ze dat zo wanhopig wenste.
De volgende dag kwam er een haveloos jongetje van een jaar of tien uit het bos te voorschijn, dat Kly’s vos bereed zonder zadel en met een halster van touw. Kly liet Cordelia, Gregor en Bothari zich verbergen terwijl hij de jongen met een paar muntstukken betaalde, en Sonia, Kly’s nichtje op leeftijd, gaf hem wat zoete pannenkoeken mee om te zorgen dat hij snel weer vertrok. Gregor gluurde weemoedig van achter de gordijnen door het hoekje van een raam toen het kind weer verdween. ‘Ik durfde niet zelf te gaan,’ legde Kly uit aan Cordelia. ‘Vordarian heeft daar nu drie pelotons.’ Er ontsnapte hem een piepend gegrinnik bij een binnenpretje. ‘Maar de jongen weet alleen dat de oude postbode ziek was en zijn andere paard nodig had.’
‘Ze hebben dat kind toch zeker niet met snel-penta behandeld?’
‘O, zeker wel.’
‘Hoe durven ze!’
Kly perste zijn zwartgevlekte lippen op elkaar om blijk te geven van zijn instemming met haar verontwaardiging. ‘Als hij Gregor niet te pakken krijgt, is de staatsgreep van Vordarian waarschijnlijk tot mislukking gedoemd. En dat weet hij. Er is niet veel dat hij niet durft, in dit stadium.’ Hij zweeg even. ‘Wees maar blij dat snel-penta de plaats heeft ingenomen van marteling, he?’
Kly’s neef hielp hem met het zadelen van de vos en het vastgespen van de posttassen. De postbode zette zijn hoed recht en beklom zijn paard. ‘Als ik me niet aan mijn schema hou, is het bijna onmogelijk voor de generaal om contact met me op te nemen,’ legde hij uit. ‘Ik moet gaan, ik ben al laat. Ik kom terug. Blijft u met de jongen maar zoveel mogelijk binnen, uit het gezicht, mevrouw.’ Hij keerde zijn paard naar de bomen met de kale takken. Het dier versmolt al snel met de roodbruine inheemse begroeiing.
Cordelia vond het niet moeilijk om Kly’s laatste advies op te volgen. Ze bracht het grootste deel van de volgende vier dagen op haar bed door. De urenlange saaie stiltes gingen als in een mist voorbij, een terugval in de angstaanjagende vermoeidheid die ze had gevoeld na de placentaoverplaatsing en de bijna fatale complicaties van die operatie. Conversatie kon niet voor afleiding zorgen. De mensen uit de bergen waren al net zo weinig spraakzaam als Bothari. Het is de dreiging van snel-penta, dacht Cordelia. Hoe minder je wist, hoe minder je kon vertellen. De oude vrouw, Sonia, keek Cordelia onderzoekend en nieuwsgierig aan, maar haar vragen gingen nooit verder dan: ‘Hebt u honger?’ Cordelia wist niet eens wat haar achternaam was. Een bad. Na de eerste keer vroeg Cordelia er niet meer om. Het oude stel had er de hele middag werk aan om genoeg water op te halen en te verhitten voor haar en Gregor. Hun eenvoudige maaltijden waren bijna net zo arbeidsintensief. Hier geen verpakkingen met ‘Aan het lipje trekken om inhoud te verhitten’ op het etiket. Technologie, de beste vriend van iedere vrouw. Tenzij de technologie de vorm aannam van een zenuwvernietiger in de hand van een of andere scherpschutter die zo onverschillig als een dier op je joeg. Cordelia telde hoeveel dagen er waren verstreken sinds de aanslag, sinds de hel was losgebroken. Wat gebeurde er in de grote wereld? Wat was de reactie van de strijdkrachten in de ruimte, van de planetaire ambassades, van het overwonnen Komarr? Zou Komarr de chaos aangrijpen om in opstand te komen, of had Vordarian ook hun een verrassing bezorgd?
‘En, o ja, heel vreemd,’ voegde Sonia eraan toe. ‘Ze hebben Karla Hysopi meegenomen. Dat slaat toch nergens op. Ze was alleen maar de weduwe van een gewone gepensioneerde sergeant, wat zouden ze van haar willen?’
Cordelia verstijfde. ‘Hebben ze de baby ook meegenomen?’
‘Baby? Donnia heeft niets gezegd over een baby. Dat was zeker haar kleinkind?’
Bothari zat bij het raam zijn mes te scherpen aan de wetsteen uit Sonia’s keuken. Zijn hand bleef midden in een haal hangen. Hij keek op en zag Cordelia’s geschrokken blik. Afgezien van een straktrekken van zijn kaak veranderde zijn gezicht niet van uitdrukking, maar de plotselinge toename van spanning in zijn lijf deed Cordelia’s maag samentrekken. Hij keek weer naar beneden, naar wat hij aan het doen was, en gaf een langere, fermere haal die over de wetsteen siste als water op kooltjes.
‘Misschien… weet Kly wat meer, als hij terugkomt,’ zei Cordelia met bevende stem.
‘Zou kunnen,’ zei Sonia aarzelend.
Eindelijk, volgens zijn schema, kwam Kly op de avond van de zevende dag de open plek oprijden op zijn vos. Een paar minuten later werd hij gevolgd door wapendrager Esterhazy. Hij was gekleed in de plunje van een bergbewoner en zijn rijdier was een mager bergpaard met spillebenen, niet een van Pjotrs grote glanzende dieren. Ze stalden hun paarden en kwamen binnen voor een maaltijd die Sonia blijkbaar al achttien jaar lang steevast op deze avond van Kly’s rondes maakte. Na het eten trokken ze stoelen bij de stenen open haard, en Kly en Esterhazy brachten met gedempte stem verslag uit aan Cordelia en Bothari. Gregor zat aan Cordelia’s voeten.
‘Aangezien Vordarian het gebied waarin hij zoekt drastisch heeft uitgebreid,’ begon Esterhazy, ‘hebben graaf en heer Vorkosigan besloten dat de bergen nog steeds de beste plek zijn om Gregor te verbergen. Naarmate de straal van het doorzochte gebied groeit, zullen de vijandelijke troepen dunner en dunner gezaaid zijn.’
‘Hier zijn Vordarians mannen nog steeds de grotten aan het doorzoeken,’ zei Kly. ‘Er is daar nog steeds ongeveer tweehonderd man. Maar als ze elkaar allemaal hebben teruggevonden, zullen ze daar wel verdwijnen. Ik heb gehoord dat ze niet meer verwachten u daar te vinden, mevrouw. Morgen, sire’ — Kly keek naar beneden en sprak Gregor rechtstreeks aan — ‘zal wapendrager Esterhazy u naar een nieuwe plek brengen, die nogal op deze lijkt. U zult een tijdje een andere naam krijgen, om de schijn op te houden. En wapendrager Esterhazy zal doen alsof hij uw vader is. Denkt u dat u dat kunt meespelen?’ Gregors greep op Cordelia’s rok verstevigde zich. ‘Doet vrouwe Vorkosigan dan alsof ze mijn moeder is?’
‘We gaan vrouwe Vorkosigan terugbrengen naar heer Vorkosigan, naar de ruimteveerbasis Tanery.’ Toen hij Gregors geschrokken blik zag, vervolgde Kly: ‘Er is een pony, waar u heen gaat. En geiten. De mevrouw daar leert u misschien wel hoe je geiten moet melken.’ Gregor keek weifelend, maar hij protesteerde verder niet, hoewel hij er de volgende ochtend, toen hij achter Esterhazy op het ruwharige paard werd gezet, uitzag alsof hij bijna in tranen was. Cordelia zei bezorgd: ‘Zorg goed voor hem, wapendrager.’ Esterhazy wierp haar een gedreven blik toe. ‘Hij is mijn keizer, mevrouw. Ik heb hem trouw gezworen.’
‘Hij is ook een klein jongetje, wapendrager. Keizer is… een hersenschim die jullie allemaal in jullie hoofd hebben. Pas op de keizer voor Pjotr, ja, maar pas op Gregor voor mij, goed?’
Esterhazy keek haar in de ogen. Zijn stem werd zachter. ‘Mijn eigen zoontje is vier, mevrouw.’
Hij begreep het dus. Cordelia slikte van opluchting en verdriet. ‘Hebt u… iets gehoord uit de hoofdstad? Over uw gezin?’
‘Nog niet,’ zei Esterhazy somber.
‘Ik zal mijn oren openhouden. Doen wat ik kan.’
‘Dank u.’ Hij knikte naar haar, niet als ondergeschikte naar de dame die hij diende, maar als de ene ouder naar de andere. Meer woorden waren er niet nodig.
Bothari was buiten gehoorsafstand, want hij was het huisje ingegaan om hun weinige bezittingen in te pakken. Cordelia liep naar de stijgbeugel van Kly toen hij zijn zwart-met-witte paard net wilde omdraaien om Esterhazy en Gregor naar hun bestemming te brengen. ‘Majoor. Sonia had een gerucht gehoord dat Vordarians troepen vrouw Hysopi hebben meegenomen. Bothari had haar ingehuurd als pleegmoeder voor zijn dochtertje. Weet u of ze Elena, de baby, ook hebben meegenomen?’
Kly dempte zijn stem. ‘Het was andersom, heb ik begrepen. Ze kwamen voor de baby, maar Karla Hysopi heeft zo’n stampij gemaakt dat ze haar ook hebben meegenomen, hoewel ze niet op de lijst stond.’
‘Weet u waarheen?’
Hij schudde zijn hoofd. ‘Ergens in Vorbarr Sultana. Misschien weet de inlichtingendienst van uw man het intussen al precies.’
‘Hebt u het de sergeant al verteld?’