‘Zijn medewapendrager heeft het hem gisteravond verteld.’

‘Ah.’

Gregor keek over zijn schouder naar haar om toen ze wegreden, totdat ze aan het zicht onttrokken werden door de stammen van de bomen.

Drie dagen lang werden ze door Kly’s neef door de bergen geloodst, Bothari te voet en Cordelia op een schonkig bergpaardje met een stuk schapenvacht omgegespt bij wijze van zadel. Op de derde middag kwamen ze aan bij een blokhut waarin ze een magere jongeman aantroffen, die hen meenam naar een schuur waarin, wonder der wonderen, een krakkemikkige lichtvlieger stond. De achterbank werd volgeladen met Cordelia en zes kruiken ahornstroop. Bothari schudde zwijgend de hand van KJy’s neef, die het paardje besteeg en in het bos verdween. Onder Bothari’s kritische blik kreeg de magere jongeman zijn voertuig zover dat het opsteeg. Rakelings langs de boomtoppen scherend vlogen ze over ravijnen en toppen naar boven over de met sneeuw bedekte ruggengraat van het gebergte en toen aan de andere kant weer naar beneden, het district van de Vorkosigans uit. Tegen de schemering kwamen ze aan bij een marktplaatsje. De jongeman zette zijn vlieger aan de grond in een zijstraat. Cordelia en Bothari hielpen hem zijn klokkende koopwaar naar een kleine kruidenier te dragen, waar hij de stroop ruilde voor koffie, meel, zeep en energiecellen. Toen ze terugkwamen bij zijn lichtvlieger, zagen ze dat er een gehavende vrachtgrondmobiel aan was komen rijden en erachter had geparkeerd. De jongeman wisselde slechts een knikje uit met de bestuurder ervan, die naar buiten sprong en de deur naar het vrachtcompartiment openschoof voor Bothari en Cordelia. De ruimte was voor een kwart gevuld met vezelige zakken met kolen. Die vormden geen erg goede kussens, hoewel Bothari zijn best deed om er voor Cordelia een gerieflijk nestje van te maken terwijl de vrachtwagen over de vreselijk slechte wegen hotste. Daarna ging Bothari tegen de muur van het vrachtcompartiment zitten en poetste dwangmatig de snijkant van zijn mes tot moleculaire scherpte met een geimproviseerde scheerriem, een stukje leer dat hij van Sonia had gekregen. Na vier van zulke uren was Cordelia in staat om tegen de kolen te gaan praten. De vrachtwagen kwam eindelijk met een schok tot stilstand. De deur schoof open en eerst Bothari en daarna Cordelia kwamen te voorschijn. Ze bleken zich ergens te bevinden waar verder helemaal niets was: een grindweg over een doorlaat, in het donker, op het platteland, in een onbekend district met onbekende loyaliteiten.

‘Ze komen jullie oppikken bij kilometerpaal zesennegentig,’ zei de bestuurder van de vrachtwagen, en hij wees naar een witte vlek in de duisternis die niet meer leek te zijn dan een beschilderd rotsblok. ‘Wanneer?’ vroeg Cordelia wanhopig. Trouwens, wie waren ‘ze’? ‘Weet ik niet.’ De man liep terug naar zijn vrachtwagen en reed weg in een wolk fijn grind die werd opgeworpen door de zweefpropeller, alsof hij al op de hielen werd gezeten.

Cordelia ging op de beschilderde steen zitten en vroeg zich zwartgallig af welke van de twee partijen het eerst uit het donker te voorschijn zou springen en hoe ze ze uit elkaar zou kunnen houden. De tijd verstreek, en ze begon zich een nog somberder scenario voor te stellen, dat helemaal niemand hen op zou komen pikken. Maar uiteindelijk zweefde er een verduisterde lichtvlieger uit de nachtelijke hemel naar beneden, de motoren afgeknepen tot een griezelige bijna-stilte. Het landingsgestel knerpte in het grind. Bothari zat gehurkt naast haar, met zijn nutteloze mes stevig in zijn hand. Maar de man die zichzelf onhandig overeind hees van de passagiersstoel was luitenant Kodelka. ‘Mevrouw?’ riep hij onzeker naar de twee menselijke vogelverschrikkers. ‘Sergeant?’ Een zucht van pure opluchting ontsnapte Cordelia toen ze het blonde hoofd van de piloot herkende als dat van Droesjnakovi. Mijn thuis is geen plek, het zijn personen, meneer…

Met Bothari’s hand om haar elleboog liet Cordelia zich, op Kodelka’s bezorgde gebaar, dankbaar op de beklede achterbank van de vlieger vallen. Droesjnakovi wierp een donkere blik over haar schouder naar Bothari, trok haar neus op en vroeg: ‘Is alles goed met u, mevrouw?’

‘Beter dan ik had verwacht, eigenlijk. Laten we gaan.’ De kap sloot zich en ze stegen op, de lucht in. Ventilatoren kwamen op toeren en deden gefilterde lucht circuleren. Gekleurde lampjes in het dashboard verlichtten de gezichten van Ko en Droe. Een technologische cocon. Cordelia keek over Droesjnakovi’s schouder naar de oplichtende cijfertjes en toen naar boven door de kap; ja, donkere vormen vlogen met hen mee, legervliegers die hen bewaakten. Bothari zag hen ook en hij vernauwde goedkeurend zijn ogen. Een fractie van de spanning trok weg uit zijn lichaam.

‘Fijn om jullie tweeen weer te zien.’ Een subtiele ondertoon in hun lichaamstaal, een verborgen terughoudendheid weerhield Cordelia ervan te zeggen: om jullie tweeen weer samen te zien. ‘Ik neem aan dat die beschuldiging van sabotage van het companeel de wereld uit is geholpen?’

‘Zo snel we de kans hadden om te stoppen en de korporaal die op wacht had gestaan met snel-penta te behandelen, mevrouw,’ antwoordde Droesjnakovi. ‘Hij had niet het lef om zelfmoord te plegen voordat hij werd ondervraagd.’

‘Was hij de saboteur?’

‘Ja,’ antwoordde Kodelka. ‘Hij was van plan geweest te ontsnappen naar Vordarians troepen als die zouden aankomen om ons gevangen te nemen. Vordarian had hem blijkbaar al maanden geleden omgekocht.’

‘Dat verklaart onze beveiligingsproblemen. Of niet?’

‘Hij heelt informatie doorgegeven over onze route, op de dag van de aanslag met de sonische granaat.’ Kodelka wreef over zijn slapen bij de herinnering.

‘Dus daar zat Vordarian achter!’

‘Dat staat vast. Maar de bewaker lijkt niets geweten te hebben van de soltoxine. We hebben hem binnenstebuiten gekeerd. Hij was geen samenzweerder op hoog niveau, alleen een werktuig.’ Een lelijke gedachtegang, maar: ‘Heeft Illyan zich al gemeld?’

‘Nog niet. Admiraal Vorkosigan hoopt dat hij zich verborgen houdt in de hoofdstad, als hij tenminste niet is gedood bij de eerste gevechten.’

‘Hm. Nou, het zal jullie genoegen doen te horen dat het met Gregor goed gaat…’

Kodelka stak een hand op om haar te onderbreken. ‘Neemt u me niet kwalijk, mevrouw. De admiraal heeft verordend dat u en de sergeant aan niemand iets over Gregor mogen vertellen, behalve aan graaf Pjotr of hemzelf.’

‘Oke. Die verdomde snel-penta ook. Hoe gaat het met Aral?’

‘Goed, mevrouw. Hij heeft me gezegd dat ik u op de hoogte moest brengen van de strategische situatie…’

Val dood met je strategische situatie, hoe is het met mijn baby? Helaas leken de twee onlosmakelijk met elkaar verbonden te zijn. ‘… en alle vragen moest beantwoorden die u misschien had.’ Uitstekend. ‘Hoe zit het met onze baby? Pi… Miles?’

‘We hebben niets slechts gehoord, mevrouw.’

‘Wat betekent dat?’

‘Het betekent dat we niets hebben gehoord,’ bracht Droesjnakovi nors tussenbeide.

Kodelka wierp haar een woedende blik toe, die ze afschudde met een rukje van haar schouder.

‘Geen nieuws kan goed nieuws zijn,’ vervolgde Kodelka. ‘Het is natuurlijk waar dat Vordarian de hoofdstad bezet houdt…’

‘En dus ook het KeiMil, ja,’ zei Cordelia.

‘Maar hij publiceert namen van alle gijzelaars die verwanten zijn van ons militair gezag, en uw kind wordt nergens genoemd op die lijsten. De admiraal denkt dat Vordarian gewoon niet beseft dat datgene wat in de replicator is gegaan, levensvatbaar is. Dat hij niet weet wat hij in handen heeft.’

‘Nog niet,’ zei Cordelia bits.

‘Nog niet,’ gaf Kodelka met tegenzin toe.

‘Goed. Ga verder.’

‘De situatie is globaal gezien niet zo slecht als we in het begin vreesden. Vordarian houdt Vorbarr Sultana bezet, zijn eigen district en de militaire bases daar, en hij heeft troepen in het district van de Vorkosigans, maar hij heeft maar een stuk of vijf districtsgraven als overtuigde bondgenoten. Ongeveer vijftig van de andere graven zitten vast in de hoofdstad, en we weten niet aan wie ze werkelijk trouw zijn zolang Vordarian een wapen op hun hoofd gericht houdt. De meeste van de drieentwintig overblijvende districten hebben hun eed aan de heer regent herhaald. Hoewel er een paar zijn die ons aan het lijntje houden, omdat ze familie in de hoofdstad hebben of zich in een riskante strategische positie bevinden als mogelijk slagveld.’

‘En de strijdkrachten in de ruimte?’

‘Ja, mevrouw, daar wilde ik net over beginnen. Meer dan de helft van hun bevoorrading loopt via de

Вы читаете De planeet Barrayar
Добавить отзыв
ВСЕ ОТЗЫВЫ О КНИГЕ В ИЗБРАННОЕ

0

Вы можете отметить интересные вам фрагменты текста, которые будут доступны по уникальной ссылке в адресной строке браузера.

Отметить Добавить цитату