en Droe op het andere bed richtten zich allebei op hun ellebogen op om te luisteren terwijl ze de slaap uit hun ogen knipperden. ‘Het is heer Vorpatril. Met vrouwe Vorpatril.’
‘O, nee.’ Ze ging rechtop zitten. ‘Weet je dat zeker?’
‘Heel zeker.’
Ko krabde over zijn schedel; zijn haar stond overeind van het slapen. ‘Heb je contact met hen gelegd?’
‘Nog niet.’
‘Waarom niet?’
‘Het is de keuze van vrouwe Vorkosigan. Of we van onze oorspronkelijke plannen afwijken.’
En dan te bedenken dat ze naar het leiderschap had verlangd. ‘Heb je de indruk dat het goed met ze gaat?’
‘Ze leven, en houden zich gedeisd. Maar die klootzak beneden kan nauwelijks de enige zijn die ze in de gaten heeft. Ik heb hem voorlopig wel even vastgenageld, maar er kan elk moment iemand anders hebberig worden.’
‘Enig teken van de baby?’
Hij schudde zijn hoofd. ‘Die heeft ze nog niet gehad.’
‘Dan is hij over tijd! Ze was uitgerekend voor ruim twee weken geleden. Wat hels.’ Ze zweeg even. ‘Denk je dat we de stad samen zouden kunnen ontvluchten?’
‘Hoe meer mensen in een gezelschap, hoe opvallender,’ zei Bothari langzaam. ‘En ik heb een glimp van vrouwe Vorpatril opgevangen. Ze is zeer opvallend. De mensen zouden haar opmerken.’
‘Ik zie niet in hoe het hun situatie zou verbeteren als ze zich op dit moment bij ons aansluiten. Hun dekmantel heeft al een paar weken gewerkt. Als we succes hebben in de residentie, kunnen we misschien proberen ze op de terugweg op te halen. Of in elk geval kunnen we Illyan een paar van zijn agenten laten sturen om ze te helpen, als we terug zijn…’ Verdomme. Als ze op een officiele missie was, zou ze precies de contacten hebben die de Vorpatrils nodig hadden. Maar ja, als ze op een officiele missie was, zou ze hier ongetwijfeld nooit terecht zijn gekomen. Ze zat na te denken. ‘Nee. Nog geen contact. Maar we moeten wel iets doen om onze vriend beneden te ontmoedigen.’
‘Dat heb ik al gedaan,’ zei Bothari. ‘Ik heb hem verteld dat ik wist waar ik een betere prijs kon krijgen, zonder mijn leven op het spel te zetten. Misschien kunnen we hem omkopen om ons te helpen.’
‘Vertrouw je hem?’ vroeg Droesjnakovi weifelend. Bothari trok een grimas. ‘Zolang ik hem zie. Ik zal proberen een oogje op hem te houden zolang we hier zijn. Er is nog iets. Ik heb een uitzending op zijn beeldpaneel in de achterkamer opgevangen. Vordarian heeft zichzelf gisteravond tot keizer uitgeroepen.’ Ko vloekte. ‘Dus hij heeft het eindelijk gedaan.’
‘Maar wat betekent het?’ vroeg Cordelia. ‘Heeft hij het gevoel dat hij sterk is of is het een wanhoopsdaad?’
‘Een vertwijfelde poging om de ruimtetroepen over te halen, denk ik,’ zei Ko.
‘Zal het echt meer mensen aantrekken dan het afstoot?’ Ko schudde zijn hoofd. ‘Wij zijn heel bang voor chaos, op Barrayar. We hebben er ervaring mee. Die was niet prettig. Het Keizerrijk wordt gezien als bron van orde sinds Dorca Vorbarra de macht van de oorlogvoerende graven heeft gebroken en de planeet heeft verenigd. Keizer is hier echt een woord met kracht.’
‘Voor mij niet,’ zei Cordelia met een zucht. ‘Laten we maar gaan uitrusten. Misschien is het morgen om deze tijd allemaal voorbij.’ Een hoopvolle of een gruwelijke gedachte, afhankelijk van hoe je hem opvatte. Ze telde de uren voor de zoveelste keer; nog een dag om binnen te dringen in de residentie, twee om terug te komen in het gebied van Vorkosigan… Niet veel marge. Ze voelde zich alsof ze vloog, steeds sneller. En geen ruimte meer had om te draaien.
De laatste kans om de hele onderneming af te blazen. Een fijne motregen zorgde ervoor dat het vroeg donker werd in de stad. Cordelia staarde door het vuile raam de glanzende straat in, met strepen op het wegdek van de weerschijn van een paar zwakke straatlantaarns met een amberkleurig halo erom. Er haastten zich maar enkele ineengedoken gestaltes voorbij, met hun hoofd naar beneden. Het was alsof de oorlog en de winter de laatste adem van de herfst hadden opgezogen en een dodelijke stilte uitbliezen. Zenuwen, hield Cordelia zichzelf voor, en ze rechtte haar rug en nam haar kleine gezelschap mee de trap af. Het bureau was verlaten. Cordelia besloot net om formaliteiten als uitchecken maar te vergeten — ze hadden per slot van rekening vooruitbetaald — toen de herbergier door de voordeur binnen kwam stampen, koude druppels van zijn jas schuddend en vloekend. Hij kreeg Bothari in het oog.
‘Jij daar! Het is allemaal jouw schuld, laffe klootzak. We hebben de kans gemist, we hebben hem verdomme gemist, en nu strijkt iemand anders de poen op. Die beloning had van mij kunnen zijn, had van mij moeten zijn…’
Het getier van de herbergier eindigde met een dreun toen Bothari hem tegen de muur drukte. De tenen van de man strekten zich uit naar de vloer terwijl Bothari’s plotseling woeste gezicht zich dicht naar het zijne boog. ‘Wat is er gebeurd?’
‘Een peloton van Vordarian heeft die kerel opgepakt. Tk geloof dat hij ze ook naar zijn partner heeft geleid.’ De stem van de herbergier aarzelde tussen woede en angst. ‘Ze hebben ze allebei, en ik heb niets!’
‘Hebben ze ze?’ herhaalde Cordelia geschrokken. ‘Ze zijn ze nu aan het oppakken, verdomme.’
Er zou nog een kans kunnen zijn, besefte Cordelia. Of het een overwogen beslissing of een tactische impuls was, deed nu nauwelijks ter zake. Ze greep een bedwelmer uit de tas; Bothari stapte achteruit en ze liet de herbergier bevriezen waar hij stond, met zijn mond open. Bothari schoof zijn bewegingloze gestalte achter het bureau. ‘We moeten proberen ze los te krijgen. Droe, haal de rest van de wapens te voorschijn. Sergeant, breng ons erheen. Rennen!’ En zo rende ze dus door een straat naar een voorval toe waar elke verstandige Barrayaraan hard van zou wegrennen, een nachtelijke arrestatie door veiligheidstroepen. Droe holde naast Bothari; Ko, die de tas droeg, bleef achter. Cordelia wilde dat de mist dikker was. De schuilplaats van de Vorpatrils bleek twee blokken verderop en een zijstraat in te zijn, in een sjofel smal gebouw dat veel leek op hetgene waarin zij de dag hadden doorgebracht. Bothari stak een hand op, en ze gluurden voorzichtig om de hoek en trokken zich toen terug. Er stonden twee grondmobielen van de Veiligheidsdienst voor het hotelletje geparkeerd, die de ingang blokkeerden. Afgezien van henzelf was het vreemd stil op straat. Kodelka kwam hun hijgend achterop. ‘Droesjnakovi,’ zei Bothari, ‘loop een blok om. Neem een positie in van waaruit je met kruisvuur de andere kant van die grondmobielen dekt. Kijkuit, ze hebben vast mannen bij de achterdeur.’
Ja, straattactiek was duidelijk Bothari’s roeping. Droe knikte, controleerde of haar wapens geladen waren en liep achteloos de hoek om, zonder ook maar om te kijken. Toen ze eenmaal buiten het gezichtsveld van de vijand was, ging haar tred vloeiend over in een geluidloze looppas.
‘We moeten een betere positie zien te krijgen,’ mopperde Bothari terwijl hij het opnieuw waagde zijn hoofd om de hoek te steken. ‘Ik zie geen moer.’
‘Een man en een vrouw lopen door de straat,’ bedacht Cordelia wanhopig. ‘Ze blijven voor een deur staan om te praten. Ze staren nieuwsgierig naar de veiligheidsmannen, die in beslag worden genomen dooide arrestatie die ze aan het verrichten zijn… Zouden we geloofwaardig zijn?’
‘Niet lang,’ zei Bothari. ‘Ze zullen onze energiewapens op hun scanners zien. Maar we maken een betere kans dan twee mannen. Als het eenmaal gebeurt, gaat het snel. Misschien kunnen we de schijn net lang genoeg ophouden. Luitenant, dek ons hiervandaan. Hou de plasmaboog bij de hand, dat is het enige dat we hebben om een voertuig tegen te houden.’
Bothari stopte zijn zenuwvernietiger uit het zicht, onder zijn jasje. Cordelia duwde haar bedwelmer tussen de tailleband van haar rok en stak haar hand door Bothari’s arm. Ze wandelden de hoek om. Dit was een bijzonder dom idee, besloot Cordelia terwijl ze haar stappen aanpaste aan de tred van Bothari’s laarzen. Ze hadden uren geleden in een hinderlaag moeten gaan liggen als ze zoiets als dit hadden willen proberen. Of ze hadden Padma en Alys uren geleden hier wegmoeten halen. Hoe lang geleden zou Padma gesignaleerd zijn? Waren ze misschien in een lang geleden opgezette val gelopen en zouden ze met elkaar ten onder gaan?
Bothari ging langzamer lopen toen ze een diep, donker portiek naderden. Hij trok haar mee erin en leunde met zijn arm tegen de muur dicht naar haar over. Ze waren nu dicht genoeg bij de plek van de arrestatie om stemmen op te vangen. Flarden van gekraak over de comlinks waren duidelijk hoorbaar in de vochtige lucht. Net op tijd. Ondanks zijn sjofele overhemd en afgedragen broek herkende Cordelia de donkerharige man die door een bewaker tegen de grondauto werd gedrukt onmiddellijk als kapitein Vorpatril. Zijn gezicht werd ontsierd door een