geschaafde, bloedende kneuzing en gezwollen lippen, die waren weggetrokken in een stereotype door snel-penta veroorzaakte glimlach. De glimlach gleed over in een angstige uitdrukking en weer terug, en zijn gegiechel werd gesmoord in gejammer.
In het zwart geklede veiligheidsmensen duwden een vrouw de deur van het hotelletje uit en de straat op. De aandacht van de andere mannen werd door haar getrokken; die van Cordelia en Bothari ook. Alys Vorpatril droeg alleen een nachtjapon en een ochtendjas, en haar blote voeten waren in lage schoenen gestoken. Haar donkere haar hing los en golfde wild om haar witte gezicht; ze zag eruit als een vrouw die buiten zinnen was. Ze was inderdaad opvallend zwanger, en haar zwarte ochtendjas viel open rond haar buik, enkel bedekt door de witte nachtjapon. De bewaker die haar voortduwde, hield haar armen achter haar rug; ze had haar benen wijd en haar voeten naar buiten gedraaid om in evenwicht te blijven.
De gardecommandant, een kolonel, controleerde een rapportscherm. ‘Dat is het dan. De heer en de erfgenaam.’ Zijn blik vestigde zich op de buik van Alys Vorpatril; hij schudde zijn hoofd alsof hij een gedachte verdreef en sprak in zijn comlink. ‘We trekken ons terug, jongens, we zijn klaar hier.’
‘Wat moeten we hier in godsnaam mee beginnen, kolonel?’ vroeg zijn luitenant slecht op zijn gemak. In zijn stem waren fascinatie en ontzetting versmolten en hij liep naar vrouwe Vorpatril en tilde haar nachtjapon hoog op. Ze was dikker geworden in de afgelopen twee maanden: haar kin en borsten waren rond, haar dijen breder, en haar buik stak naar voren. Hij prikte met een nieuwsgierige vinger diep in dat zachte witte vlees. Ze stond zwijgend te beven, haar gezicht was vuurrood van woede over zijn brutaliteit en in haar donkere ogen schitterden tranen van angst. ‘Onze orders zijn om de heer en de erfgenaam te doden. Ze zeggen niets over haar. Is het de bedoeling dat we gaan zitten wachten? Persen? Haar opensnijden? Of’ — en zijn stem werd overredend — ‘nemen we haar gewoon mee naar het hoofdkwartier?
De bewaker die haar van achteren vasthield, grijnsde en drukte zijn heupen tegen haar billen, zogenaamde stoten met een niet mis te verstane betekenis. ‘We hoeven haar toch niet meteen terug te brengen? Ik bedoel, dit is Vor-vlees. Wat een buitenkansje.’
De kolonel staarde hem aan en spoog vol afkeer. ‘Korporaal, u bent pervers.’
Cordelia besefte met een schok dat de geboeide aandacht van Bothari voor het tafereel voor hun ogen niet langer van tactische aard was. Hij was zeer geprikkeld. Zijn ogen leken glazig te worden terwijl ze naar hem keek; zijn lippen weken uiteen.
De kolonel duwde zijn comlink in zijn zak en trok zijn zenuwvernietiger. ‘Nee.’ Hij schudde zijn hoofd. ‘We doen dit snel en netjes. Opzij, korporaal.’
De bewaker schopte Alys behendig in haar knieen en liet haar zakken terwijl hij achteruitstapte. Ze zwaaide haar handen naar voren, te laat om haar dikke buik een harde smak te besparen. Padma Vorpatril jammerde door zijn snel-pentanevel. De kolonel bracht zijn zenuwvernietiger omhoog en aarzelde, alsof hij twijfelde of hij op haar hoofd of op haar lijf zou richten.
‘Dood ze,’ siste Cordelia in Bothari’s oor, terwijl ze haar bedwelmer trok en vuurde.
Bothari schrok niet alleen wakker, maar schoot direct door naar het andere uiterste; het schot van zijn zenuwvernietiger raakte de kolonel op hetzelfde moment als de straal van Cordelia’s bedwelmer deed, terwijl zij die eerder had getrokken. Toen bewoog hij, een donkere vlek die achter een geparkeerd voertuig sprong. Hij loste twee schoten, blauwe flitsen die de lucht elektriseerden; er vielen nog twee gardesoldaten neer terwijl de rest dekking zocht achter hun grondmobielen.
Alys Vorpatril, die nog steeds op straat lag, rolde zich op tot een strakke bal in een poging haar buik te beschermen met haar armen en benen. Padma Vorpatril, beneveld door de snel-penta, wankelde verward met uitgestrekte armen naar haar toe, blijkbaar met een gelijksoortig idee in gedachten. De luitenant van de garde, die over de grond rolde in de richting van dekking, bleef liggen om zijn zenuwvernietiger op de radeloze man te richten.
Dat de luitenant stil bleef liggen om goed te richten, werd hem fataal; het kruisvuur van Droesjnakovi’s zenuwvernietiger en de straal van Cordelia’s bedwelmer ontmoetten elkaar op zijn lijf… een milliseconde te laat. Het schot uit zijn zenuwvernietiger raakte Padma Vorpatril midden op zijn achterhoofd. Er spatten blauwe vonken in het rond, zijn donkere haar lichtte oranje op, en Padma’s lichaam boog zich in een hevige stuiptrekking en viel toen kronkelend op de grond. Alys Vorpatril jammerde, een korte scherpe kreet die werd afgesneden doordat haar adem stokte. Op haar handen en knieen leek ze een ogenblik lang te verstijven, aarzelend of ze zou proberen naar hem toe te kruipen, of weg.
Droesjnakovi’s positie voor haar kruisvuur was perfect. De laatste gardesoldaat werd gedood terwijl hij probeerde de kap van de gewapende grondmobiel omhoog te krijgen. Een chauffeur, die beschut zat in het tweede voertuig, was zo verstandig om te proberen met volle snelheid weg te rijden. Het schot van Kodelka’s plasmaboog, die op de hoogste stand stond, sloeg in in de grondmobiel terwijl die de hoek om vloog. Hij slipte ongecontroleerd, slingerde en liet een spoor van vonken na, en sloeg toen te pletter tegen de zijmuur van een stenen gebouw.
‘We moeten maken dat we hier wegkomen,’ zei Bothari terwijl hij overeind kwam uit zijn hurkende schiethouding en naar hen toe liep. ‘En snel ook,’ beaamde Kodelka, die aan kwam hinken en om zich heen keek naar de plotselinge en spectaculaire slachting. Het was verbazend stil in de straat. Dat zou niet lang meer duren, vermoedde Cordelia.
‘Deze kant op.’ Bothari wees een steeg in, smal en donker. ‘Rennen.’
‘Moeten we niet proberen om die mobiel te nemen?’ Cordelia wees naar het voertuig, waar de lijken overheen hingen.
‘Nee. Dat kunnen ze opsporen. En het is te groot voor waar wij heen gaan.’
Cordelia wist niet zeker of de verwilderd kijkende, huilende Alys in staat was om ook maar een paar meter te rennen, maar ze stopte haar bedwelmer terug tussen haar tailleband en pakte een van de armen van de zwangere vrouw. Droe pakte de andere en samen voerden ze haar mee achter de sergeant aan. In elk geval was Kodelka nu niet meer de langzaamste van het gezelschap.
Alys huilde, naar niet hysterisch; ze keek maar eenmaal over haar schouder om naar het lichaam van haar man, en concentreerde zich toen grimmig op het rennen. Dat kon ze niet goed. Ze was hopeloos uit evenwicht en had haar armen om haar buik geslagen in een poging de schokken van haar zware tred op te vangen. ‘Cordelia,’ hijgde ze. Een teken van herkenning; er was geen tijd of adem voor vragen of verklaringen.
Ze waren niet meer dan drie blokken verder gestrompeld toen Cordelia sirenes begon te horen uit de buurt die ze ontvluchtten. Maar Bothari leek alles weer onder controle te hebben en niet in paniek te zijn. Ze doken opnieuw een smal steegje in, en Cordelia besefte dat ze in een stadswijk waren aangekomen zonder straatlantaarns of wat voor verlichting dan ook. Ze spande haar ogen in in de mistige schaduw. Plotseling bleef Alys staan, en Cordelia kwam glijdend tot stilstand, waardoor ze de vrouw bijna van haar voeten trok. Alys stond een halve minuut voorovergebogen te hijgen.
Cordelia besefte dat onder de bedrieglijke vetlaag de buik van Alys zo hard als een steen was; de achterkant van haar ochtendjas was doorweekt van het vocht. ‘Heb je weeen?’ vroeg ze. Ze wist niet waarom ze dat vroeg, want het antwoord was overduidelijk. ‘Dit is al… anderhalve dag aan de gang,’ bracht Alys moeizaam uit. Ze leek niet in staat te zijn zich op te richten. ‘Ik geloof dat mijn water is gebroken, daarnet, toen die klootzak me op de grond gooide. Tenzij het bloed is… maar ik zou al buiten westen moeten zijn als dat allemaal bloed was. Het doet nu veel meer pijn…’ Haar ademhaling kalmeerde; ze trok met moeite haar schouders naar achteren. ‘Hoe lang duurt het nog?’ vroeg Ko geschrokken. ‘Hoe moet ik dat weten? Ik heb dit nog nooit eerder gedaan. Ik heb er net zo weinig idee van als jij,’ snauwde vrouwe Vorpatril. Hete woede om koude angst te verdrijven. Maar er was niet genoeg warmte, een kaarsvlam tegen een sneeuwstorm.
‘Niet erg lang meer, zou ik zeggen,’ klonk Bothari’s stem uit het donker. ‘We moeten een schuilplaats zoeken. Kom mee.’ Vrouwe Vorpatril kon niet meer rennen, maar was in staat tot een snelle waggelgang, waarbij ze om de twee minuten machteloos bleef staan. Daarna werd dat om de minuut.
‘Ze haalt dat hele eind niet,’ mompelde Bothari. ‘Wacht hier.’ Hij verdween in een zij… steeg? Alle doorgangen hier leken stegen te zijn, koud en stinkend, veel te smal voor grondmobielen. Ze waren precies twee mensen tegengekomen in de doolhof, die als een hoopje ineengedoken tegen de muur in een steeg zaten, en