ze geen genade voor haar kennen. Noch voor jou, en al helemaal niet voor de baby. Er is geen “veiliger”. Alleen maar dodelijke onvermijdelijkheid, logica en de absolute noodzaak om je hoofd erbij te houden.’ Hij zuchtte. ‘Ik zal het proberen, mevrouw.’
‘Proberen is niet goed genoeg. Padma Vorpatril heeft het geprobeerd. Jij zorgt ervoor dat je slaagt, Ko.’ Hij knikte langzaam. ‘Ja, mevrouw.’
Bothari ging weg om kleren bij elkaar te scharrelen voor Ko’s nieuwe personage van berooide jonge echtgenoot en vader. ‘Klanten laten altijd spullen achter,’ zei hij. Cordelia vroeg zich af wat hij hier zou kunnen vinden op het gebied van kleding die vrouwe Vorpatril buiten zou kunnen dragen. Ko bracht vrouwe Vorpatril en Droe wat te eten. Hij kwam terug met een zeer neerslachtige uitdrukking op zijn gezicht en ging weer naast Cordelia zitten.
Na een tijdje zei hij: ‘Ik geloof dat ik nu wel begrijp waarom Droe zo bang was dat ze in verwachting was.’
‘O ja?’ vroeg Cordelia.
‘De problemen van vrouwe Vorpatril doen de mijne… nogal onbetekenend lijken. God, dat leek me vreselijk pijnlijk.’
‘Hm. Maar de pijn duurt maar een dag.’ Ze wreef over haar litteken. ‘Of een paar weken. Ik denk niet dat dat het was.’
‘Wat dan wel?’
‘Het is een… transcendentale daad. Leven maken. Daar heb ik over nagedacht toen ik zwanger was van Miles. “Door deze daad breng ik een sterfgeval in de wereld.” Een geboorte, een dood, en al het verdriet en de bewuste handelingen ertussen. Bepaalde oosterse mystieke symbolen, zoals de godin van de dood, Kali, begreep ik niet totdat ik besefte dat het helemaal geen mystiek was, maar gewoon een feit. Een “ongelukje” met sex, in Barrayaraanse stijl, kan het begin zijn van een kettingreactie die pas ophoudt aan het einde der tijden. Onze kinderen veranderen ons… of ze nu blijven leven of niet. Hoewel jullie kind deze keer een hersenschim bleek te zijn, is Droe toch beinvloed door die verandering, jij niet?’
Hij schudde verbijsterd zijn hoofd. ‘Ik heb helemaal niet aan dat soort dingen gedacht. Ik wilde alleen maar normaal zijn. Zoals andere mannen.’
‘Ik geloof dat je instincten wel juist zijn. Alleen is dat niet genoeg. Het is zeker niet mogelijk dat je je instincten en je intellect voor een keer samen laat werken, in plaats van tegen elkaar in?’
Hij snoof. ‘Ik weet het niet. Ik weet niet… hoe ik nu tot haar door moet dringen. Ik heb gezegd dat het me speet.’
‘Het gaat niet goed tussen jullie tweeen, he?’
‘Nee.’
‘Ik heb geen afscheid kunnen nemen van Aral. Als… me iets overkomt — of hem, natuurlijk — dan zal er iets onopgehelderd tussen ons in blijven hangen. En dan is er geen manier meer om het goed te maken.’
‘Hm.’ Hij zakte nog wat verder in elkaar, moedeloos in de stoel hangend.
Ze zat even te peinzen. ‘Wat heb je geprobeerd, afgezien van “Het spijt me”? Wat denk je van: “Hoe voel je je? Is alles goed met je? Kan ik je helpen? Ik hou van je”, daar heb je een klassieker. Veel woorden van een lettergreep. Grotendeels vragen, nu ik erover nadenk. Dat geeft blijk van de wens om een gesprek te beginnen, weet je?’ Hij glimlachte droevig. ‘Tk geloof niet dat ze nog met me wil praten.’
‘Stel je voor…’ Ze liet haar hoofd achteroverzakken en keek nietsziend de gang in. ‘Stel je voor dat de zaken die nacht niet zo mis waren gelopen. Stel je voor dat je niet in paniek was geraakt. Stel je voor dat die idioot van een Evon Vorhalas jullie niet had gestoord met zijn gruwelshow.’ Dat was nog eens een gedachte. Te pijnlijk, dit ‘als het nu eens niet was gebeurd’. ‘Begin eens van voren af aan. Daar zaten jullie, lekker te knuffelen.’ Aral had dat woord gebruikt, knuffelen. Het was nu ook te pijnlijk om aan Aral te denken. ‘Jullie gaan als vrienden uiteen, je wordt de volgende ochtend wakker, eh, smachtend van onbeantwoorde liefde… Wat gebeurt er daarna, op Barrayar?’
‘Een bemiddelaar.’
‘O?’
‘Haar ouders, of de mijne, zouden een bemiddelaar inhuren. En dan zou alles geregeld worden.’
‘En wat doe jij dan?’
Hij haalde zijn schouders op. ‘Op tijd komen voor de bruiloft en de rekening betalen, lijkt me. Nee, eigenlijk betalen de ouders de rekening.’
Geen wonder dat de man niet wist wat hij moest beginnen. ‘Wilde je een bruiloft? Niet alleen een wip maken?’
‘Jazeker! Maar… mevrouw, ik ben maar zo ongeveer een halve man, op een goede dag. Haar familie zou een blik op me werpen en in lachen uitbarsten.’
‘Heb je haar familie ooit ontmoet? Hebben ze kennis met je gemaakt?’
‘Nee…’
‘Ko, hoor je jezelf praten?’ Hij keek nogal beschaamd. ‘Nou…’
‘Een bemiddelaar, he?’ Ze stond op. ‘Waar gaat u heen?’ vroeg hij nerveus.
‘Bemiddelen,’ zei ze vastberaden. Ze beende de gang door naar de kamer van vrouwe Vorpatril en stak haar hoofd naar binnen. Droesjnakovi zat naar de slapende vrouw te kijken. Op een tafeltje naast het bed stonden en lagen de flesjes bier en de broodjes onaangeroerd. Cordelia glipte naar binnen en sloot zachtjes de deur. ‘Weet je,’ mompelde ze, ‘goede soldaten slaan nooit een gelegenheid over om te eten of te slapen. Ze weten nooit hoeveel er van ze verwacht wordt voordat ze daar weer een kans voor krijgen.’
‘Ik heb geen trek.’ Droe zag er ook een beetje in elkaar gezakt uit, alsof ze gevangenzat in een inwendige val. ‘Wil je erover praten?’
Ze trok een onzekere grimas en liep weg bij het bed, naar een canape in de verste hoek van de kamer. Cordelia ging naast haar zitten. ‘Vanavond,’ zei Droe zacht, ‘was de eerste keer dat ik ooit in een echt gevecht verwikkeld raakte.’
‘Je hebt het goed gedaan. Je heb je positie gevonden, je reageerde…’
‘Nee.’ Droesjnakovi maakte een bitter, afkappend handgebaar. ‘Ik deed het niet goed.’
‘O? Het maakte op mij wel die indruk.’
‘Ik ben om het gebouw heen gerend en heb de twee veiligheidsmensen bedwelmd die bij de achterdeur stonden. Ze hebben me niet eens gezien. Ik heb mijn positie ingenomen, bij de hoek van het gebouw. Ik heb gezien hoe die mannen vrouwe Vorpatril op straat kwelden. Hoe ze haar beledigden en naar haar staarden en haar duwden en in haar prikten… Dat maakte me zo kwaad dat ik mijn zenuwvernietiger heb gepakt. Ik wilde ze doden. Toen begon het vuurgevecht. En… en ik aarzelde. En daardoor is heer Vorpatril gestorven. Het is mijn schuld…’
‘Ho ho, meisje! Die bullebak die Padma Vorpatril heeft doodgeschoten, was niet de enige die op hem richtte. Padma was zo doordrenkt van de penta en in de war dat hij zelfs niet eens probeerde dekking te zoeken. Ze moeten hem een dubbele dosis hebben gegeven, om hem te dwingen hen naar Alys te brengen. Hij had net zo goed kunnen sterven aan een ander schot, of ons eigen kruisvuur in kunnen strompelen.’
‘Sergeant Bothari aarzelde niet,’ zei Droesjnakovi met vlakke stem. ‘Nee,’ beaamde Cordelia.
‘Sergeant Bothari verspilt ook geen energie met… medelijden hebben met de vijand.’
‘Nee. Jij wel?’
‘Ik ben misselijk.’
‘Je doodt twee volslagen vreemden en verwacht dat je dan vrolijk bent?’
‘Dat is Bothari wel.’
‘Ja. Bothari had er plezier in. Maar Bothari is zelfs naar Barrayaraanse normen geen normale, gezonde man. Wil je graag een monster zijn?’
‘Noemt u hem zo!’
‘O, maar hij is mijn monster. Mijn brave hond.’ Ze vond het altijd moeilijk om te verklaren wat het was met Bothari, soms zelfs voor zichzelf. Cordelia vroeg zich af of Droesjnakovi de historische oorsprong van de van de aarde afkomstige term zondebok kende. Het offerdier dat elk jaar in de woestijn werd losgelaten om de zonden van de mensen weg te dragen… Bothari was zonder twijfel haar lastdier, ze zag duidelijk wat hij voor haar deed. Ze wist minder goed wat zij voor hem deed, behalve dat hij het vreselijk belangrijk leek te vinden. ‘Ik ben in elk geval blij dat je er droevig over bent. Twee pathologische moordenaars in mijn dienst zou echt te veel worden.