aanval op die betwiste wormgat-sprongstations te dekken. In plaats daarvan kregen ze mij en… nou ja, ik kan het nauwelijks stabiliteit noemen. Een dynamisch evenwicht, op zijn best. Hoe dan ook, niet het soort ontwrichting waar ze op hadden gerekend. Vandaar dat incidentje met die sonische granaat. Negri en Illyan zijn er nu voor zeventig procent zeker van dat de Cetagandanen daarachter zaten.’
‘Zullen ze het… opnieuw proberen?’
‘Vrijwel zeker. Maar met of zonder mij, de staf is unaniem van mening dat ze voor het eind van het jaar beetje bij beetje strijdkrachten zullen gaan aanvoeren. En als we zwak zijn… Ze zullen gewoon doorgaan totdat ze worden tegengehouden.’
‘Geen wonder dat je zo… afwezig bent.’
‘Is dat het beleefde woord ervoor? Maar dat is het niet. Ik weet al geruime tijd van de Cetagandanen. Er is vandaag iets anders gebeurd, na de raadszitting. Een prive-audientie. Graaf Vorhalas is bij me gekomen om me om een gunst te vragen.’
‘Ik zou denken dat het je een genoegen zou zijn om de broer van Ruif Vorhalas een gunst te bewijzen. Maar ik begrijp dat dat niet zo is?’ Hij schudde bedroefd zijn hoofd. ‘De jongste zoon van de graaf, een heethoofdige jonge idioot van achttien die naar de militaire school gestuurd had moeten worden; ik herinner me dat je hem hebt ontmoet bij de goedkeuring door de Raad…’
‘Heer Carl?’
‘Ja. Hij is gisteravond op een feestje met zijn zatte kop in een vechtpartij betrokken geraakt.’
‘Een universele traditie. Dat soort dingen gebeurt zelfs op Kolonie Beta.’
‘Natuurlijk. Maar ze zijn naar buiten gegaan om met elkaar af te rekenen, elk gewapend met een bot zwaard — die hingen aan de muur als decoratie — en een keukenmes. Dat maakte het technisch een zwaardduel.’
‘O-o. Is er iemand gewond geraakt?’
‘Helaas wel. Min of meer per ongeluk, heb ik begrepen, toen hij een ongecontroleerde val maakte, is de zoon van de graaf erin geslaagd zijn zwaard door de buik van zijn vriend te steken en zijn aorta door te snijden. Hij is bijna onmiddellijk doodgebloed. Tegen de tijd dat de omstanders alles voldoende op een rijtje hadden om een dokter te gaan halen, was het al veel te laat.’
‘Mijn god.’
‘Het was een duel, Cordelia. Het begon als een geintje, maar eindigde als het echte werk. En de straffen die op duelleren staan, zijn van toepassing.’ Hij stond op en liep de kamer door, bleef staan bij het raam en staarde naar buiten, naar de regen. ‘Zijn vader kwam me vragen om keizerlijke gratie. Of, als ik die niet kon verlenen, om te horen of ik ervoor kon zorgen dat de beschuldiging veranderd werd in een gewone moord. Als de aanklacht moord zou zijn, zou de jongen zelfverdediging aanvoeren en dan zou hij er waarschijnlijk met enkel gevangenisstraf afkomen.’
‘Dat klinkt… redelijk, lijkt me.’
‘Ja.’ Aral begon weer te ijsberen. ‘Een gunst voor een vriend. Of… de deur gaat op een kiertje om die duivelse gewoonte weer terug te laten in onze samenleving. Wat gebeurt er als het volgende geval me wordt voorgelegd, en het volgende, en het volgende? Waar trek ik de streep? En als er bij het volgende geval nu eens een politieke vijand van me betrokken is, in plaats van een lid van mijn eigen partij? Zullen alle doden die zijn gevallen bij het uitroeien van deze praktijken voor niets zijn gestorven? Ik herinner me de tijd van de duels, en hoe alles toen was. En erger nog: een ingang voor vriendjespolitiek, en daarna de heerschappij van een kliek. Je kunt zeggen wat je wilt over Ezar Vorbarra, maar met dertig jaar keihard werken heeft hij de regering veranderd van een clubje voor de Vor-klasse in iets dat enige gelijkenis vertoont, hoe wankel ook, met een rechtvaardig bewind, een wet voor iedereen.’
‘Ik begin het probleem te begrijpen.’
‘En ik, uitgerekend ik, moet die beslissing nemen! Iemand die tweeentwintig jaar geleden in het openbaar terechtgesteld had moeten worden voor precies dezelfde misdaad!’ Hij bleef voor haar staan. ‘Het verhaal over gisteravond gonst vanochtend in allerlei varianten door de stad. Over een paar dagen weet iedereen het. Ik heb ervoor gezorgd dat de nieuwsdienst het voorlopig niet brengt, maar het is net zoiets als tegen de wind in spugen. Het is te laat om het in de doofpot te stoppen, als ik dat al had gewild. Dus wat zal ik vandaag verraden? Een vriend? Of het vertrouwen van Ezar Vorbarra? Er is geen twijfel over welke beslissing hij zou hebben genomen.’
Hij ging weer naast haar zitten en nam haar in zijn armen. ‘En dit is nog maar het begin. Elke maand, elke week zal er weer iets onmogelijks zijn. Wat zal er na vijftien jaar nog van me over zijn? Een lege huls, zoals dat ding dat we drie maanden geleden hebben begraven, die met zijn laatste adem bad dat er geen God mocht zijn? Of een door macht gecorrumpeerd monster, zoals zijn zoon, zo geinfecteerd dat het alleen door een plasmaboog kon worden ontsmet? Of iets nog ergers?’
Zijn openlijke zielenstrijd joeg haar angst aan. Ze hield hem op haar beurt ook stevig vast. ‘Ik weet het niet. Ik weet het niet. Maar iemand… iemand heeft al die tijd dit soort beslissingen genomen, terwijl wij ons daar zalig onbewust van waren en de wereld namen zoals die was. En zij waren ook alleen maar menselijk. Niet beter en niet slechter dan jij-’
‘Angstaanjagende gedachte.’
Ze zuchtte. ‘Je kunt niet in het donker, op logische gronden, kiezen tussen kwaad en kwaad. Je kunt je alleen vasthouden aan een reddingslijn van principes. Ik kan niet voor jou beslissen. Maar de principes die je nu kiest, zullen je reddingslijn zijn, om je aan vooruit te trekken. En in het belang van je volk moeten die consistent zijn.’ Hij zat met haar armen om zich heen. ‘Ik weet het. Er was ook eigenlijk geen twijfel over de beslissing. Ik… spartelde gewoon nog een beetje, terwijl ik zonk.’ Hij maakte zich los en ging weer staan. ‘Lieve kapitein. Als ik over vijftien jaar nog bij mijn verstand ben, ben ik ervan overtuigd dat dat jouw verdienste zal zijn.’ Ze keek naar hem op. ‘En wat is de beslissing?’
Zijn gepijnigde blik gaf haar het antwoord. ‘O, nee,’ zei ze onwillekeurig, en toen slikte ze de rest van haar woorden in.
‘Maar jij bent hem niet,’ fluisterde ze tegen de lege kamer. ‘Kun je niet een eigen manier vinden?’
ACHT
‘Moet je er echt heen?’ vroeg Cordelia hem die ochtend, toen hij zich aankleedde, koel en in zichzelf gekeerd. ‘Ik hoef er toch niet heen?’
‘God, nee, natuurlijk niet. Ik hoef er officieel ook niet heen, maar… ik moet wel. Dat begrijp je vast wel.’
‘Eigenlijk niet, behalve als vorm van zelfkastijding. Ik weet niet of dat een luxe is die je je kunt veroorloven in jouw vak.’
‘Ik moet erheen. Een hond gaat toch altijd terug naar zijn braaksel?
Zijn ouders zullen erbij zijn, weet je dat? En zijn broer.’
‘Wat een barbaarse gewoonte.’
‘Nou, we zouden misdaad natuurlijk als een ziekte kunnen behandelen, zoals jullie Betanen doen. Je weet hoe dat is. Wj doden een man tenminste in een keer, in plaats van stukje bij beetje in de loop der jaren… Ik weet het niet.’
‘Hoe… wordt het gedaan?’
‘Onthoofding. Men zegt dat het vrijwel pijnloos is.’
‘Hoe weten ze dat?’
Zijn lach was volkomen vreugdeloos. ‘Een zeer zinnige vraag.’ Hij kuste haar geen gedag toen hij wegging. Nauwelijks twee uur later kwam hij terug, zwijgend, en hij schudde zijn hoofd bij een voorzichtig aanbod van lunch, zei een afspraak voor die middag af en trok zich terug in de bibliotheek van graaf Pjotr om daar te gaan