gezicht van een vreemde met de ogen van een minnaar, die eindelijk in de hare keken. ‘Vertel het haar,’ fluisterde hij tegen de dokter. ‘Ik kan het niet.’

‘Is het nodig om…’

‘Nu. Dan is het maar achter de rug.’ Zijn stem was schor en sloeg over. ‘Het probleem is het tegengif, mevrouw,’ zei de dokter schoorvoetend. Het is zeer teratogeen. Maakt een eind aan de botontwikkeling bij de groeiende foetus. Uw botten zijn volgroeid, dus u zult er geen last van hebben, afgezien van een vergrote kans op artritisachtige aandoeningen, die behandeld kunnen worden… als en wanneer ze zich voordoen…’ Zijn stem stierf weg terwijl zij haar ogen sloot om hem buiten te sluiten.

‘Ik moet die bewaker in de hal gaan verzorgen,’ vervolgde hij. ‘Ga, ga maar,’ antwoordde Vorkosigan, waarmee hij de man verloste. Hij wurmde zich de deur uit langs de bewaker die Vorkosigans kleren bracht.

Ze deed haar ogen open en Vorkosigan en zij staarden elkaar aan. ‘De uitdrukking op je gezicht…’ fluisterde hij. ‘Er is geen… Huil. Schreeuw! Doe iets!’ Zijn stem werd harder en heser. ‘Haat me dan tenminste!’

‘Ik voel nog niets,’ fluisterde ze terug. ‘Morgen misschien.’ Elke ademhaling brandde in haar keel.

Met een gemompelde vloek trok hij de kleren aan, een dagelijks uniform. ‘Ik kan in elk geval iets doen.’

Het was het gezicht van de vreemde, dat bezit van het zijne nam. Er echoden woorden met een holle klank door haar geheugen: als de Dood een uniform droeg, zou hij er precies zo uitzien. ‘Waar ga je heen?’

‘Kijken wat Kodelka heeft gevangen.’ Ze liep achter hem aan de deur uit. ‘Jij blijft hier,’ gebood hij.

‘Nee.’

Hij keek dreigend achterom, en ze wuifde zijn lelijke blik met een even woest gebaar weg, alsof ze een aanval met een zwaard afsloeg. ‘Ik ga met je mee.’

‘Kom mee, dan.’ Hij draaide zich schokkerig om en liep in de richting van de trap naar de begane grond, zijn rug kaarsrecht van woede. ‘Je gaat niet iemand voor mijn ogen vermoorden,’ mompelde ze lel, alleen voor zijn oren.

‘O nee?’ fluisterde hij terug. ‘O nee?’ Zijn voetstappen klonken hard, zijn blote voeten sloegen tegen de stenen trap.

In de grote hal beneden was het een chaos van bewakers, mannen in de livrei van de graaf en dokters. Een man of een lijk, dat kon Cordelia niet zien, in het zwarte uniform van de nachtwakers, lag languit op de mozaiekvloer met een dokter bij zijn hoofd. Ze waren allebei doorweekt van de regen en besmeurd met modder. Er lag een plas water met bloed om hen heen en de schoenzolen van de dokter piepten erin. Commandant Illyan, met glinsterende druppeltjes in zijn haar van de motregen, kwam net de voordeur binnen met een assistent en zei: ‘Laat het me onmiddellijk weten als de technici met de kiriliaandetector er zijn. Hou ondertussen iedereen weg bij die muur en uit de steeg. Meneer!’ riep hij uit toen hij Vorkosigan zag. ‘Goddank, u bent in orde!’

Vorkosigan maakte enkel een grommend geluid. Er stond een groepje mannen rondom de gevangene, die met zijn gezicht naar de muur gekeerd stond, met zijn ene hand om zijn hoofd geslagen en de andere onder een vreemde hoek in zijn zij gedrukt. Droesjnakovi stond bij hem in een nat nachthemd. In haar hand bungelde een vervaarlijk ogende, glanzende metalen kruisboog, blijkbaar het wapen dat was gebruikt om de gasgranaat door hun raam naar binnen te schieten. Ze had een blauwe plek in haar gezicht en stelpte met haar andere hand een bloedneus. Haar nachtjapon was hier en daar met bloed bevlekt. Kodelka was er ook, leunend op zijn degen en trekkend met een been. Hij droeg een nat en modderig uniform en sloffen, en keek nors. ‘Ik zou hem te pakken hebben gehad,’ snauwde hij, blijkbaar een twistgesprek voortzettend, ‘als jij niet aan was komen rennen en naar me had geroepen…’

‘O, je meent het!’ beet Droesjnakovi hem toe. ‘Nou, het spijt me, maar zo zie ik het niet. Volgens mij had hij jou te pakken, languit op de grond. Als ik zijn benen niet langs de muur omhoog had zien gaan…’

‘Ssst! Daar is heer Vorkosigan!’ siste een andere bewaker. Het groepje mannen draaide zich om en stapte opzij toen ze zijn gezicht zagen. ‘Hoe is hij binnengekomen?’ begon Vorkosigan, en toen zweeg hij. De man droeg liet zwarte uniform van het leger. ‘Toch zeker niet een van jouw mannen, Illyan?’ Zijn stem kraste als metaal op steen. ‘Meneer, we hebben hem levend nodig, om hem te ondervragen,’ zei Illyan slecht op zijn gemak achter Vorkosigans schouder, half gehypnotiseerd door dezelfde blik die de bewakers had doen terugdeinzen. ‘Misschien is het een samenzwering. U kunt niet…’ Toen keerde de gevangene zich om, met zijn gezicht naar zijn overweldigers. Er stapte een bewaker naar voren om hem weer niet zijn gezicht naar de muur te draaien, maar Vorkosigan gebaarde hem dat niet te doen. Cordelia kon Vorkosigans gezicht niet zien doordat ze op dat moment achter hem stond, maar zijn schouders verloren hun moordzuchtige spanning en de woede sijpelde weg uit zijn ruggengraat en liet enkel verdriet achter. Uit de insigneloze zwarte kraag stak het gehavende gezicht van Evon Vorhalas. ‘O, niet allebei,’ fluisterde Cordelia.

Het ritme van Vorhalas’ ademhaling werd versneld door zijn haat en hij keek woedend naar zijn beoogde slachtoffer. ‘Klootzak. Kille klootzak. Om daar ijskoud te gaan zitten kijken terwijl ze zijn hoofd afhakten. Voelde je iets? Of had je er plezier in, heer regent? Toen heb ik gezworen dat ik je zou krijgen.’

Er was een lange stilte, en toen boog Vorkosigan zich dicht naar hem toe, met een arm langs zijn hoofd om met zijn hand tegen de muur te leunen. Hij fluisterde schor: ‘Je hebt me gemist, Evon.’ Vorhalas spoog hem in zijn gezicht, bloederig spuug uit zijn kapotte mond. Vorkosigan deed geen poging het weg te vegen. ‘Je hebt mijn vrouw gemist,’ vervolgde hij in een langzame, zachte cadans. ‘Maar je hebt mijn zoon te pakken. Droomde je van zoete wraak? Die heb je nu. Kijk naar haar ogen, Evon. Een man zou kunnen verdrinken in die zeegrijze ogen. Ik zal er de rest van mijn leven elke dag in kijken. Dus stop je maar vol met wraak, Evon. Drink de wraak in. Koester haar. Sla haar ’s nachts om je heen als je wakker ligt. Je mag het allemaal hebben. Ik vermaak het allemaal aan jou. Ikzelf heb me ermee volgepropt totdat ik er misselijk van werd, en ik hoef niet meer.’ Toen keek Vorhalas voor het eerst op, langs hem naar Cordelia. Ze dacht aan het kind in haar buik, wiens kwetsbare aanmaak van kraakbeen misschien op dit ogenblik al begon te haperen, af te nemen, maar ze kon Vorhalas niet haten, hoewel ze dat wel even probeerde. Ze kon hem niet eens afstotelijk vinden. Ze had het gevoel alsof ze helderziend was, alsof ze recht door zijn gewonde ziel kon kijken, zoals dokters met hun diagnostische apparatuur door een gewond lichaam keken. Elke kronkel en scheur en emotionele scbaafplek, elke jonge tumor van wrok die daaruit groeide, en bovenal de gapende wond van de dood van zijn broer zag ze roodomrand voor haar geestesoog. ‘Hij had er geen plezier in, Evon,’ zei ze. ‘Wat had je van hem verwacht? Weet je dat eigenlijk wel?’

‘Een beetje menselijk medelijden,’ snauwde hij. ‘Hij had Carl kunnen redden. Zelfs toen nog. Eerst dacht ik dat hij daarvoor gekomen was.’

‘O, god,’ zei Vorkosigan. Hij leek van afgrijzen vervuld bij het plotselinge beeld van oplaaiende en weer uitdovende hoop dat deze woorden opriepen. ‘Ik speel geen theater met levens, Evon!’ Vorhalas hield zijn haat als een schild voor zich. ‘Loop naar de hel.’ Vorkosigan zuchtte en duwde zich weg van de muur. De dokter stond achter hen klaar om hen het wachtende voertuig in te drijven voor het tochtje naar het Keizerlijke Militaire Hospitaal. ‘Neem hem mee, 111-yan,’ zei Vorkosigan vermoeid.

‘Wacht,’ zei Cordelia. ‘Ik moet weten… Ik moet hem iets vragen.’ Vorhalas keek haar stuurs aan.

‘Was dit je bedoeling? Ik bedoel, toen je dat bepaalde wapen koos? Dat specifieke gif?’

Hij wendde zijn gezicht af en sprak tegen de muur aan de andere kant van de tuin. ‘Het was wat voor het grijpen lag, toen ik het wapenmagazijn doorzocht. Ik had niet gedacht dat u het zou herkennen en het tegengif helemaal uit het KeiMil op tijd hier zou kunnen hebben…’

‘Dat is een pak van mijn hart,’ fluisterde ze.

‘Het tegengif is afkomstig uit de keizerlijke residentie,’ verklaarde Vorkosigan. ‘Een kwart van de afstand. De ziekenzaal van de keizer daar heeft alles. En wat het herkennen betreft… Ik was erbij, bij het neerslaan van de Kariaanse opstand. Ongeveer jouw leeftijd, denk ik, of iets jonger. De geur riep dat net allemaal weer bij me op. Jongens die hun longen in rode klodders uithoestten…’ Hij leek in zichzelf te verzinken, in het verleden.

‘U hoefde niet speciaal dood voor mij. U liep toevallig in de weg, tussen hem en mij.’ Vorhalas gebaarde blindelings naar haar ronde buik. ‘Dit was niet mijn bedoeling. Ik wilde hem doden. Ik wist zelfs niet zeker of u ’s nachts in dezelfde kamer sliep.’ Hij keek nu overal heen behalve naar haar gezicht. ‘Ik heb nooit gedacht aan het doden van uw…’

‘Kijk me aan,’ zei ze met schorre stem, ‘en zeg het woord hardop.’

‘Baby,’ fluisterde hij, en hij barstte abrupt in een hortend snikken uit. Vorkosigan deed een stap achteruit en kwam naast haar staan. ‘Ik wou dat je dat niet had gedaan,’ fluisterde hij. ‘Hij doet me aan zijn broer denken. Waarom belichaam ik de dood voor die familie?’

‘Wil je nog steeds dat hij zich volstopt met wraak?’ Hij leunde even met zijn voorhoofd tegen haar schouder.

Вы читаете De planeet Barrayar
Добавить отзыв
ВСЕ ОТЗЫВЫ О КНИГЕ В ИЗБРАННОЕ

0

Вы можете отметить интересные вам фрагменты текста, которые будут доступны по уникальной ссылке в адресной строке браузера.

Отметить Добавить цитату