gedaan.’
‘U raadt het dus niet aan?’
‘Absoluut niet. De kans op blijvende schade… U kunt per slot van rekening over een paar maanden opnieuw beginnen, als de littekens op het zachte weefsel zich niet uitstrekken tot de testikels… ahum. U kunt opnieuw beginnen. Ik ben uw dokter en dat is mijn weloverwogen mening.’
‘Ja, als iemand anders Aral ondertussen niet om zeep helpt. Ik moet niet vergeten dat dit Barrayar is, waar ze zo van de dood houden dat ze mensen begraven die nog een beetje bewegen. Bent u bereid een poging te wagen en me te opereren?’
Hij maakte zich lang en nam een waardige houding aan. ‘Nee, mevrouw. En dat is definitief.’
‘Uitstekend.’ Ze wees met een vinger naar haar lijfarts, ‘U ligt eruit,’ en daarna naar Vaagen, ‘u bent erin. U hebt nu de verantwoordelijkheid voor dit geval. Ik vertrouw op u om een chirurg voor me te vinden… of een student medicijnen, of een veearts, of wie dan ook die bereid is het te proberen. En dan kunt u naar hartenlust experimenteren.’ Vaagen keek enigszins triomfantelijk; haar vroegere arts keek woedend. ‘We moesten maar eens gaan horen wat de heer regent ervan vindt, voordat je zijn vrouw meevoert op deze golf van schandalig vals optimisme.’
Vaagen keek iets minder triomfantelijk. ‘Bent u van plan er meteen heen te rennen?’ vroeg Cordelia. ‘Het spijt me, mevrouw,’ zei de arts van de residentie, ‘maar ik denk dat we er het beste aan doen om onmiddellijk korte metten te maken met deze zaak. U kent kapitein Vaagens reputatie niet. Het spijt me om het zo bot te zeggen, Vaagen, maar je bent een machtswellusteling, en deze keer ben je te ver gegaan.’
‘Is het uw ambitie om over een speciale vleugel voor onderzoek te beschikken, kapitein Vaagen?’ informeerde Cordelia. Hij haalde zijn schouders op, eerder gegeneerd dan verontwaardigd, dus wist ze dat de woorden van de arts van de residentie minstens half waar waren. Ze nam Vlagen op, ernaar verlangend hem met lichaam, ziel en vooral geest de hare te maken, en ze vroeg zich af hoe ze zijn verbeelding het best kon doen ontvlammen ten dienste van haar. ‘U zult een eigen instituut krijgen als dit u lukt. Vertel hem maar’ ,ze gaf een rukje met haar hoofd in de richting van de gang, naar Arals kamer, ‘dat ik dat heb gezegd.’
In uiteenlopende mate verward, kwaad en hoopvol trokken ze zich terug. Cordelia liet zich op het bed achteroverzakken en floot geluidloos een wijsje terwijl haar vingertoppen verder gingen met hun langzame buikmassage. De zwaartekracht bestond niet meer.
NEGEN
Eindelijk viel ze in slaap, rond het middaguur, en ze werd gedesorienteerd weer wakker. Ze kneep haar ogen half dicht tegen het middaglicht dat schuin door de ramen van het ziekenhuis naar binnen scheen. De grijze regen was verdwenen. Ze raakte haar buik aan, uit verdriet en om zichzelf gerust te stellen, en rolde zich op haar zij om te ontdekken dat graaf Pjotr naast haar bed zat.
Hij had zijn plattelandskleren aan, een oude uniformbroek, een gewoon overhemd en een jasje dat hij alleen op Vorkosigan Surleau droeg. Hij was blijkbaar rechtstreeks naar het KeiMil gekomen. Zijn smalle lippen glimlachten bezorgd naar haar. Zijn ogen stonden moe en ongerust.
‘Mijn beste meid. Je hoeft voor mij niet wakker te worden.’
‘Het geeft niet.’ Ze knipperde traanvocht uit haar ogen en voelde zich ouder dan de oude man. ‘Is er iets te drinken?’
Hij tapte haastig een glas koud water voor haar bij de kraan van de wastafel naast het bed en keek toe hoe ze dronk. ‘Meer?’
‘Nee, dit is genoeg. Hebt u Aral al gezien?’
Hij klopte op haar hand. ‘Ik heb al met Aral gepraat. Hij rust nu. Ik vind het heel erg, Gordel ia.’
‘Misschien is het niet zo erg als we eerst vreesden. Er is nog een kans. Een reden voor hoop. Heeft Aral u verteld over de baarmoederreplicator?’
‘Iets. Maar de schade is toch al aangericht. Onherstelbare schade.’
‘Schade, ja. Hoe onherstelbaar die is, weet niemand. Zelfs kapitein Vaagen niet.’
‘Ja, ik heb Vaagen een tijdje geleden ontmoet.’ Pjotr fronste. ‘Een drammerige kerel. Type de Nieuwe Man.’
‘Barrayar heeft zijn nieuwe mannen nodig. En vrouwen. Zijn technologisch geschoolde generatie.’
‘O, ja. We hebben ervoor gestreden en geploeterd om die te creeren. Ze zijn onontbeerlijk. En sommigen weten dat maar al te goed.’ Een zweem ironie verzachtte zijn mond. ‘Maar die operatie die jij voorstelt, die placentaoverplaatsing… het klinkt niet erg veilig.’
‘Op Kolonie Beta zou het een routine-ingreep zijn,’ zei Cordelia schouderophalend.
‘Tijd… is niet datgene wat ik vrees te verliezen.’ Een betekenisloos begrip, nu ze erover nadacht. Ze verloor 26,7 uur per Barrayaanse dag. ‘Hoe dan ook, daar zal ik nooit meer aan beginnen. Ik stoot me geen twee keer aan dezelfde steen, meneer.’
Er trok een vleugje schrik over zijn gezicht. ‘Je zult wel van gedachten veranderen, als je je wat beter voelt. Waar het nu om gaat… Ik heb met kapitein Vaagen gepraat. Hij leek er niet aan te twijfelen dat er grote schade is aangericht.’
‘Ja. Wat we niet weten, is of er ook grote reparaties kunnen worden verricht.’
‘Mijn beste meid.’ Zijn bezorgde glimlach werd strakker. ‘Natuurlijk. Als de foetus maar een meisje was… of zelfs een tweede zoon… dan konden we het ons permitteren om toe te geven aan je begrijpelijke, zelfs prijzenswaardige, moederlijke gevoelens. Maar dit ding zou, als het zou blijven leven, op een dag graaf Vorkosigan zijn. We kunnen geen mismaakte graaf Vorkosigan gebruiken.’ Hij leunde achterover in zijn stoel alsof hij zojuist een steekhoudend argument had geleverd. Cordelia fronste haar voorhoofd. ‘Wie zijn “we”?’
‘Het huis Vorkosigan. We zijn een van de oudste grote huizen op Barrayar. Misschien nooit het rijkste en zelden het sterkste, maar wat ons ontbrak aan rijkdom, hebben we gecompenseerd met eer. Negen generaties Vor-strijders. Dit zou een vreselijk einde zijn, na negen generaties, begrijp je dat niet?’
‘Op dit ogenblik bestaat het huis Vorkosigan uit twee individuen, u en Aral,’ merkte Cordelia op, zowel geamuseerd als verontrust. ‘En de graven Vorkosigan zijn in jullie hele geschiedenis op afschuwelijke manieren aan hun eind gekomen. Jullie zijn opgeblazen, doodgeschoten, verhongerd, verdronken, levend verbrand, onthoofd, aan ziektes overleden of krankzinnig geworden. Het enige dat niemand van jullie heeft gedaan, is rustig sterven in bed. Ik dacht dat gruwelijkheden jullie handelsmerk waren.’
Hij schonk haar een gekwelde glimlach. ‘Maar we zijn nooit mutanten geweest.’
‘Ik denk dat u nog eens met Vaagen moet praten. De schade aan de foetus die hij beschreef, was teratogeen, niet genetisch, als ik hem goed heb begrepen.’
‘Maar de mensen zullen denken dat hij een mutant is.’
‘Wat kan het u in godsnaam schelen wat een of andere domme proleet denkt?’
‘Andere Vor, lieve meid.’
‘Vor, proleet, ze zijn even dom, dat kan ik u verzekeren.’ Zijn handen bewogen krampachtig. Hij deed zijn mond open, sloot hem weer, fronste en zei op scherpere toon: ‘En geen enkele graaf Vorkosigan is ooit een proefdier geweest.’
‘Nou, kijk eens aan. Hij dient Barrayar zelfs al voordat hij is geboren. Geen slecht begin voor een eervol leven.’ Misschien zou er iets goeds uit voortkomen, uiteindelijk, misschien zou het kennis opleveren; als het henzelf niet zou helpen, dan wellicht andere verdrietige ouders. Hoe meer ze erover nadacht, hoe juister haar beslissing haar voorkwam, om meer dan een reden.
Pjotr bewoog met een ruk zijn hoofd naar achteren. ‘Jullie Betanen lijken zo teerhartig, maar jullie hebben een ontstellend koelbloedig trekje.’
‘Een rationeel trekje, meneer. Rationaliteit heeft zo haar verdiensten. Jullie Barrayaranen zouden er eens mee moeten experimenteren.’ Ze schrok van haar eigen woorden. ‘Maar ik denk dat we op de zaken vooruitlopen, meneer. Er zijn nog veel r…’