krijgen, niet wakker te worden in die staat van bedwelmende uitputting die haar geest en lichaam zo lang had geteisterd. Dit was de derde opeenvolgende nacht dat ze goed had geslapen, verwarmd door het lijf van haar man. Ze waren gelukkig allebei van de irritante zuurstofslangetjes in hun gezicht af. Het was vanochtend koel in hun hoekkamer, op de eerste verdieping van de oude stenen verbouwde kazerne, en heel stil. Het raam aan de voorkant stond open en keek uit over het heldergroene grasveld, dat zich uitstrekte in de mist die het meer en het dorp en de heuvels aan de overkant aan het gezicht onttrok. De vochtige ochtendlucht voelde aangenaam aan, en vormde een mooi contrast met het veren dekbed. Toen ze ging zitten, tintelde het nieuwe roze litteken op haar buik alleen maar even.
Droesjnakovi stak haar hoofd om de deur. ‘Mevrouw?’ riep ze zachtjes, en toen zag ze dat Cordelia rechtop zat, met haar blote voeten over de rand van het bed. Cordelia zwaaide haar voeten heen en weer om de bloedsomloop op gang te brengen. ‘O, mooi, u bent wakker.’ Droe duwde met haar schouder de deur open, want ze droeg een groot en veelbelovend dienblad. Ze had een van haar gemakkelijker jurken aan, met een wijde zwierige rok, en een warm gevoerd, geborduurd vest. Haar voetstappen weerklonken op de brede houten vloerplanken en werden daarna gedempt door het met de hand geweven tapijt toen ze door de kamer liep.
‘Ik heb honger,’ zei Cordelia verbaasd toen de geuren van het blad haar neus prikkelden. ‘Ik geloof dat dat voor het eerst in drie weken is.’ Drie weken, sinds die gruwelijke nacht in Huize Vorkosigan. Droe glimlachte en zette het dienblad neer op de tafel bij het raam aan de voorkant. Cordelia trok een ochtendjas en sloffen aan en liep naar de koffiepot. Droe bleef bij haar in de buurt, alsof ze klaarstond om haar op te vangen als ze viel, maar Cordelia voelde zich vandaag veel minder gammel. Ze ging zitten en stak haar hand uit naar de dampende grutjes met boter, en naar een kan warme stroop die de Barrayaranen maakten van ingekookt sap van bomen. Heerlijk voedsel. ‘Heb jij al gegeten, Droe? Wil je koffie? Hoe laat is het?’ De lijfwacht schudde haar blonde hoofd. ‘Ik hoef niets, mevrouw. Het is een uur of elf.’
Droesjnakovi had de afgelopen paar dagen hier op Vorkosigan Surleau deel uitgemaakt van de vanzelfsprekende achtergrond. Cordelia merkte dat ze bijna voor het eerst echt naar het meisje keek sinds ze het KeiMil had verlaten. Droe was net zo oplettend en alert als altijd, maar met een onderliggende spanning, nog steeds de sluipende manier van doen omdat ze zichzelf een slechte lijfwacht vond. Misschien kwam het alleen doordat ze zich beter voelde, maar Cordelia had het zelfzuchtige verlangen dat de mensen om zich heen zich ook beter zouden voelen, al was het alleen maar om haar niet weer neerslachtig te maken.
‘Ik voel me vandaag veel minder suf. Gisteren heb ik met kapitein Vaagen gesproken, via het companeel. Hij denkt dat hij de eerste tekenen van een hernieuwde kalktoename ziet in de moleculen van Pjotr Miles. Zeer bemoedigend, als je weet hoe je Vaagen moet interpreteren. Hij biedt geen valse hoop, maar van het weinige dat hij zegt, kun je op aan.’
Droe sloeg haar ogen op uit haar schoot en zorgde ervoor dat de verwachte glimlach verscheen op haar sombere gelaat. Ze schudde haar hoofd. ‘Ik vind het idee van kunstmatige baarmoeders zo raar. Zo vreemd.’
‘Niet zo raar als wat de evolutie ons zomaar willekeurig heeft opgelegd,’ zei Cordelia met een grijns. ‘Goddank dat er technologie en rationele uitvindingen bestaan. Ik weet nu waarover ik het heb.’
‘Mevrouw… hoe bent u erachter gekomen dat u in verwachting was? Miste u een maandstonde?’
‘Een menstruatie? Nee, dat was het niet.’ Ze dacht terug aan afgelopen zomer. Deze zelfde kamer, dat onopgemaakte bed om precies te zijn. Aral en zij zouden hier binnenkort weer intiem kunnen zijn, hoewel het iets minder pikant zou zijn zonder voortplanting als doel. ‘Aral en ik dachten dat we ons hier permanent gevestigd hadden, afgelopen zomer. Hij was buiten dienst, ik was buiten dienst… geen belemmeringen. Ik was al tamelijk oud voor de organische methode, die hier op Barrayar de enige beschikbare leek te zijn; bovendien wilde hij snel beginnen. Dus heb ik een paar weken nadat we getrouwd waren mijn voorbehoed-implantaat laten verwijderen. Dat gaf me een zondig gevoel, want thuis had ik het alleen kunnen laten verwijderen als ik een vergunning had gekocht.’
‘Echt waar?’ Droe luisterde verbaasd en gefascineerd. ‘Ja, dat is een wettelijke vereiste op Kolonie Beta. Je moet eerst een oudervergunning aanvragen. Ik heb mijn implantaat sinds mijn veertiende gehad. Ik was toen een keer ongesteld geworden, herinner ik me. We schakelen dat uit totdat we het nodig hebben. Ik heb mijn implantaat gekregen, mijn maagdenvlies is opengesneden, ik kreeg gaatjes in mijn oren en had mijn debutantenfeest…’
‘Maar u… bent toch niet met sex begonnen toen u veertien was?’ Droesjnakovi sprak met gedempte stem.
‘Het had gekund. Maar daarvoor moet je met z’n tweeen zijn, weet je. Ik heb pas later een echte minnaar gevonden.’ Cordelia schaamde zich om toe te geven hoeveel later. Ze was zo sociaal onaangepast geweest, in die tijd… En je bent niet veel veranderd, moest ze zichzelf laconiek toegeven.
‘Ik had niet gedacht dat het zo snel zou gebeuren,’ vervolgde Cordelia. ‘Ik had verwacht dat we wel een paar maanden serieus en zalig zouden moeten experimenteren. Maar we hebben de baby bij de eerste poging gemaakt. Dus heb ik nog steeds niet gemenstrueerd, hier op Barrayar.’
‘De eerste poging,’ echode Droe. Haar mond vertrok van heimelijke ontzetting. ‘Hoe wist u dat het… raak was? Misselijkheid?’
‘Vermoeidheid, voor de misselijkheid. Maar het waren de blauwe stippen…’ Haar stem stokte terwijl ze aandachtig naar het verwrongen gezicht van het meisje keek. ‘Droe, zijn al deze vragen academisch of heb je een persoonlijker belang bij de antwoorden?’ Haar gezicht verschrompelde bijna. ‘Persoonlijk,’ stootte ze uit.
‘O.’ Cordelia leunde naar achteren. ‘Wil je… erover praten?’
‘Nee… Ik weet niet…’
‘Ik neem aan dat dat ja betekent,’ zei Cordelia met een zucht. O, ja. Het was net als mama kapitein spelen voor zestig Betaanse wetenschappers in de verkenningsdienst, hoewel vragen over zwangerschap misschien de enige intermenselijke problemen waren die ze nooit bij haar hadden neergelegd. Maar gegeven de domme kletskoek waarmee die rationele en selecte groep af en toe bij haar aan was gekomen, zou de ongepolijste Barrayaraanse versie wel… ‘Je weet dat ik je graag wil helpen, waar het ook om gaat.’
‘Het was in de nacht van de soltoxineaanval,’ zei ze snuffend. ‘Ik kon niet slapen. Ik ben naar de grote keuken beneden gegaan om iets te eten te halen. Op de weg terug naar boven zag ik dat er licht brandde in de bibliotheek. Luitenant Kodelka zat daar. Hij kon ook niet slapen.’
Cordelia glimlachte haar oprecht bemoedigend toe. ‘Ja?’
‘We… Ik… Hij… kuste me.’
‘Ik neem aan dat je hem terug hebt gekust?’
‘U klinkt alsof u het goedkeurt.’
‘Dat doe ik ook. Jullie zijn twee van mijn beste vrienden, jij en Ko. Als jullie de zaken nu maar eens op een rijtje kregen… Maar ga verder, er moet meer gebeurd zijn.’ Tenzij Droe onwetender was dan Cordelia voor mogelijk hield.
‘We… we… we hebben…’
‘Geneukt?’ opperde Cordelia hoopvol.
‘Ja, mevrouw.’ Droe werd donkerrood en slikte. ‘Ko leek zo gelukkig… een paar minuten lang. Ik was zo gelukkig voor hem, zo blij dat het me niet kon schelen hoeveel pijn het deed.’
O, ja, de barbaarse Barrayaraanse gewoonte om hun vrouwen in te wijden in sex zonder de pijn van de ontmaagding te verdoven. Hoewel, als je bedacht hoeveel pijn hun voortplantingsmethoden hun later nog zouden bezorgen, was het misschien een eerlijke waarschuwing. Maar de paar keer dat ze een glimp van Ko had opgevangen, had hij ook niet zo gelukkig geleken als een jonge minnaar hoorde te zijn. Wat deden deze twee elkaar aan? ‘Ga verder.’
‘Ik dacht dat ik iets zag bewegen in de achtertuin, door de deur van de bibliotheek. Toen kwam de klap van boven… o, mevrouw! Het spijt me zo! Als ik u had bewaakt, in plaats van dat te doen…’
‘Ho, ho, meisje! Je had geen dienst. Als je dat niet aan het doen was geweest, had je in je bed liggen slapen. De soltoxineaanval is op geen enkele manier jullie schuld, van jou of van Ko. Sterker nog, als jullie niet op waren geweest en min of meer aangekleed, had de pleger van de aanslag misschien kunnen ontsnappen.’