mond stond strak en hard. ‘Wat is er mis, kapitein?’ vroeg ze ongerust. ‘Die tweede calciumtoediening… is die mislukt?’
‘Te vroeg om dat te kunnen zeggen. Nee, met uw baby is alles nog hetzelfde. We hebben problemen met uw schoonvader.’
‘Pardon?’
‘Generaal graaf Vorkosigan heeft ons vanochtend bezocht.’
‘O! Is hij naar de baby komen kijken? O, gelukkig. Hij heeft zo’n moeite met al die nieuwe voortplantingstechnologie. Misschien begint hij eindelijk van zijn emotionele blokkades af te komen. Hij kan uitstekend leven met nieuwe technieken om mensen te doden, oude Vor-strijder die hij is…’
‘Ik zou maar niet te optimistisch over hem zijn, als ik u was, mevrouw.’ Hij ademde diep in en nam zijn toevlucht tot een vormelijke houding, wel zwart maar geen zwarte humor deze keer. ‘Dokter Henri had hetzelfde idee als u. We hebben de generaal door het hele laboratorium rondgeleid, hebben hem de apparatuur laten zien en hem onze behandeltheorieen uitgelegd. We zijn volkomen eerlijk geweest, zoals we dat bij u ook zijn. Misschien te eerlijk. Hij wilde weten wat de resultaten zouden zijn. We hebben geen idee. En dat hebben we gezegd. Na wat heen-en-weergedraai en gehint… Nou ja, om een lang verhaal kort te maken, eerst vroeg de generaal dokter Henri om de plugkraan te openen, daarna gaf hij hem er bevel toe en ten slotte probeerde hij hem om te kopen. Om de foetus te vernietigen. De mutatie, zoals hij het noemt. We hebben hem eruit gegooid. Hij heeft gezworen dat hij terug zou komen.’
Ze beefde diep in haar buik, maar zorgde dat haar gezicht uitdrukkingsloos bleef. ‘O jee.’
‘Ik wil dat die man uit mijn laboratorium wordt gehouden, mevrouw. En het kan me niet schelen hoe u dat doet. Ik zit niet op dit soort ongein te wachten. Niet van zo hoog.’
‘Ik zal ervoor zorgen… Wacht hier.’ Ze trok haar ochtendjas strakker om haar eigen groene pyjama, duwde haar zuurstofslangetje steviger aan en liep voorzichtig de gang over. Aral, informeel gekleed in een uniformbroek en een overhemd, zat aan een tafeltje bij zijn raam. Het enige teken dat hij nog steeds patient was, was het zuurstofslangetje in zijn neus, vanwege zijn eigen nog niet volledig genezen soltoxinelongontsteking. Hij beraadslaagde met een man terwijl Kodelka aantekeningen maakte. De man was goddank niet Pjotr, maar slechts een of andere ministeriele secretaris van Vortala. ‘Arak Ik heb je nodig.’
‘Kan het wachten?’
‘Nee.’
Hij stond met een kort: ‘Verontschuldig me een ogenblik, heren’, op uit zijn stoel en liep achter haar aan de gang over. Cordelia sloot de deur achter hem.
‘Kapitein Vaagen, vertel Aral alstublieft wat u mij zojuist hebt verteld.’ Vaagen, die er nu een tikje nerveuzer uitzag, herhaalde zijn verhaal. Het strekte hem tot eer dat hij de details niet afzwakte. Er leek een gewicht op Arals schouders te gaan drukken terwijl hij luisterde, waardoor hij ze kromde en optrok.
‘Dank u, kapitein. U hebt correct gehandeld door dit te rapporteren. Ik zal er onmiddellijk iets aan doen.’
‘Is dat alles?’ Vaagen keek Cordelia twijfelend aan. Ze opende haar hand. ‘U hebt hem gehoord.’ Vaagen haalde zijn schouders op, salueerde en vertrok. ‘Twijfel je niet aan zijn verhaal?’ vroeg Cordelia. ‘Ik heb een week lang geluisterd naar de mening van de graaf mijn vader over dit onderwerp, lieverd.’
‘Heb je ruzie gemaakt?’
‘Hij heeft ruzie gemaakt. Ik heb alleen geluisterd.’ Aral ging terug naar zijn eigen kamer en vroeg Kodelka en de secretaris om op de gang te wachten. Cordelia ging op zijn bed zitten en keek toe terwijl hij codes invoerde in zijn companeel. ‘Heer Vorkosigan hier. Ik wil tegelijkertijd spreken met het hoofd beveiliging van het Keizerlijke Militaire Hospitaal en commandant Simon Illyan. Zorg dat ik ze allebei te spreken krijg, alstublieft.’ Ze moesten even wachten voordat de beide mannen waren opgespoord. Zo te zien aan de onscherpe achtergrond van het beeld was de man van het Hospitaal in zijn kantoor ergens in het ziekenhuiscomplex. Ze vonden Illyan in een forensisch laboratorium in het hoofdkwartier van de KeiVei.
‘Heren.’ Arals gezicht was volkomen uitdrukkingsloos. ‘Ik wil een beveiligingsvergunning intrekken.’ De beide mannen zaten aandachtig klaar om aantekeningen te maken op hun respectievelijke companelen. ‘Generaal graaf Pjotr Vorkosigan dient de toegang ontzegd te worden tot Gebouw Zes, Biochemisch Onderzoek, Keizerlijk Militair Hospitaal, tot nader order. Van mij persoonlijk.’ Illyan aarzelde. ‘Meneer… Generaal Vorkosigan heeft toestemming om overal te komen, bij keizerlijk bevel. Dat heeft hij al jaren. Ik heb een keizerlijk bevel nodig om dat ongedaan te maken.’
‘Dat is precies wat dit is, Illyan.’ Er raspte een spoor van ongeduld in Vorkosigans stem. ‘Bij mijn bevel, Aral Vorkosigan, regent van zijne keizerlijke hoogheid Gregor Vorbarra. Is dat officieel genoeg?’ Illyan floot zachtjes, maar trok ogenblikkelijk een neutraal gezicht toen hij de frons van Vorkosigan zag. ‘Ja, meneer. Begrepen. Is er verder nog iets?’
‘Dat was alles. Alleen dat ene gebouw.’
‘Meneer…’ zei het hoofd van de beveiliging van het ziekenhuis, ‘wat moeten we doen als… generaal Vorkosigan weigert te blijven staan als hem dat wordt opgedragen?’
Cordelia zag het voor zich, een of ander arm jong bewakertje dat finaal werd overdonderd door al die geschiedenis… ‘Als uw beveiligingsmensen zich inderdaad laten overweldigen door een oude man, mogen ze geweld gebruiken tot en met het schieten met een bedwelmer,’ zei Aral vermoeid. ‘Dat was het. Dank u.’ De man van het Hospitaal knikte behoedzaam en verbrak de verbinding.
Illyan bleef nog even aarzelend hangen. ‘Is dat wel een goed idee, op zijn leeftijd? Bedwelmen kan slecht zijn voor het hart. En het zal hem absoluut niet bevallen als we hem vertellen dat er een plek is waar hij niet mag komen. Waarom niet, trouwens?’ Aral staarde hem alleen maar koel aan, totdat hij slikte en zei: ‘Ja, meneer’, salueerde en de verbinding verbrak.
Aral leunde achterover in zijn stoel en keek peinzend naar de lege plek waar net nog de beelden hadden opgegloeid. Hij keek op naar Cordelia en vertrok zijn lippen tot een grimas van ironie en pijn. ‘Het is een oude man,’ zei hij uiteindelijk.
‘Die oude man heeft zojuist geprobeerd je zoon te vermoorden. Wat er nog over is van je zoon.’
‘Ik begijp zijn standpunt. Zijn angsten.’
‘Begrijp je het mijne ook?’
‘Ja. Allebei.’
‘Als puntje bij paaltje komt, als hij probeert er weer heen te gaan…’
‘Hij is mijn verleden.’ Hij keek haar aan. ‘Jij bent mijn toekomst. De rest van mijn leven behoort de toekomst toe. Daarop geef ik je mijn woord als Vorkosigan.’
Cordelia zuchtte en wreef over haar pijnlijke nek en haar pijnlijke ogen. Kodelka klopte op de deur en stak behoedzaam zijn hoofd naar binnen. ‘Meneer? De secretaris van de minister wil weten…’
‘Over een minuutje, luitenant.’ Vorkosigan wuifde hem weer naar buiten.
‘Laten we maken dat we hier wegkomen,’ zei Cordelia plotseling. ‘Pardon?’
‘KeiMil en KeiVei en KeiAlles bezorgen me een ernstige vorm van KeiClaustrofobie. Laten we voor een paar dagen naar Vorkosigan Surleau gaan. Daar kun je zelf ook beter herstellen, het zal moeilijker zijn voor al je toegewijde volgelingen’ — ze gaf een knikje naar de deur — ‘om je te pakken te krijgen, daar. Alleen jij en ik, jongen.’ Zou het werken? Stel je voor dat ze zich terugtrokken naar de plek van hun zomergeluk en het was er niet meer? Weggespoeld door de herfstregens… Ze voelde de wanhoop in zichzelf, in haar streven hun verloren evenwicht te hervinden, een vaste kern.
Hij trok goedkeurend zijn wenkbrauwen op. ‘Uitstekend idee, lieve kapitein. Dan nemen we de oude man mee.’
‘O, moet dat… o. Ja, natuurlijk. Dat moesten we zeker doen.’
TIEN
Cordelia werd langzaam wakker, rekte zich uit en drukte het heerlijke, zijdezachte, met veren gevulde dekbed tegen zich aan. De andere kant van het bed was leeg — ze raakte het ingedeukte kussen aan — koud en leeg. Aral was blijkbaar al vroeg de slaapkamer uit geslopen. Ze genoot van het gevoel eindelijk genoeg slaap te