bladeren waren gewikkeld, en wat oogde als een handjevol stroken leer, opnieuw in een verpakking van een gebruikte plastic doorslag. Cordelia zag een opschrift: ‘Herziening van het Postreglement C6.77a, gewijzigd 6/17. Archiveer onmiddellijk in Permanent Archief.’ Pjotr bekeek de voorraad kritisch. ‘Gedroogde geit?’ vroeg hij terwijl hij naar de leerachtige substantie knikte. ‘Voor het grootste deel,’ zei de oude man.
‘We nemen de helft. En de rozijnen. Bewaar de ahornsuiker maar voor de kinderen.’ Maar Pjotr stopte er een blokje van in zijn mond. ‘Ik zie je over ongeveer drie dagen tot een week. Je herinnert je de gebruikelijke procedure uit Joeri’s Oorlog, he?’
‘Jazeker,’ zei de oude man lijzig.
‘Sergeant.’ Pjotr wenkte Bothari. ‘Jij gaat met de majoor hier mee. Neem haar mee, en de jongen. Hij zal jullie naar een schuilplaats brengen. Hou jullie gedeisd totdat ik jullie kom halen.’
‘Ja, meneer,’ zei Bothari met vlakke stem. Alleen zijn heen en weer schietende blik verraadde zijn onrust.
‘Wat hebben we hier, generaal?’ informeerde de oude man terwijl hij opkeek naar Bothari. ‘Een nieuwe?’
‘Een stadsjongen,’ zei Pjotr. ‘Van mijn zoon. Hij zegt niet veel. Maar hij is goed in het doorsnijden van kelen. Hij redt het wel.’
‘Ja? Mooi.’
Pjotr bewoog een stuk langzamer. Hij wachtte met opstijgen tot Esterhazy hem een voetje gaf. Hij ging met een zucht in zijn zadel zitten, zijn rug een ogenblik gebogen in een voor hem ongebruikelijk slome houding. ‘Verdomme, ik word oud voor dit soort dingen.’ Attent stak de man die Pjotr de majoor had genoemd zijn hand in een zak en haalde een leren etui te voorschijn. ‘Wilt u mijn kauwblad, generaal? Beter dan geit, ook al doe je er niet zo lang mee.’ Pjotrs gezicht klaarde op. ‘Ah. Ik zou je zeer dankbaar zijn. Maar niet je hele etui, man.’ Pjotr stak zijn vingers in het etui met geperste gedroogde bladeren en haalde er een ruime helft voor zichzelf af, die hij in zijn borstzak propte. Hij stopte een dot in zijn wang en gaf het etui met een oprecht saluut terug. Kauwblad was een licht stimulerend middel; Cordelia had Pjotr het nooit zien gebruiken in Vorbarr Sultana. ‘Zorg goed voor de paarden van meneer,’ riep Esterhazy tamelijk wanhopig naar Bothari. ‘Vergeet niet dat het geen machines zijn.’ Bothari gromde iets onduidelijks terwijl de graaf en Esterhazy hun dieren weer terug het pad af dirigeerden. In een oogwenk waren ze uit het gezicht verdwenen. Er daalde een diepe stilte neer.
TWAALF
De majoor zette Gregor achter zich op het paard, waar hij gerieflijk werd ondersteund door de slaapzak en de zadeltassen. Cordelia moest nog eenmaal in dat martelwerktuig voor mensen en paarden klimmen dat een zadel werd genoemd. Het was haar nooit gelukt zonder Bothari. De majoor nam deze keer haar teugels, en Rose en zijn paard liepen naast elkaar zonder al dat geruk aan het bit. Bothari volgde waakzaam achteraan.
‘Zo,’ zei de oude man na een tijdje, met een zijdelingse blik op haar, ‘dus u bent de nieuwe vrouwe Vorkosigan.’
Cordelia, die verfomfaaid en vuil was, glimlachte vertwijfeld terug. ‘Ja. Eh, graaf Pjotr heeft uw naam niet genoemd, majoor…?’
‘Amor Klyeuvi, mevrouw. Maar de mensen hier noemen me gewoon Kly.’
‘En, eh… wat bent u?’ Behalve een of andere bergkobold die Pjotr uit de grond had doen oprijzen.
Hij glimlachte, een uitdrukking die eerder afstotend dan aangenaam was, gezien de staat van zijn gebit. ‘Ik ben de Keizerlijke Post, mevrouw. Ik rijd het traject vanuit Vorkosigan Surleau door deze heuvels elke tien dagen. Doe ik al achttien jaar. Er zijn hier jonge mensen die zelf alweer kinderen hebben en die mij niet anders kennen dan als Kly de Post.’
‘Ik dacht dat de post in deze gebieden met lichtvliegers werd gebracht.’
‘Die worden geleidelijk ingevoerd. Maar de vliegers gaan niet naar elk huis, alleen naar centrale afleverpunten. Er komt geen hoffelijkheid meer aan te pas.’ Hij spoog vol weerzin een pruim uit. ‘Maar als de generaal ze hier nog twee jaar weg kan houden, maak ik mijn laatste twintig vol en dan ben ik driemaal twintig jaar in het leger. Ik ben uit actieve dienst gegaan bij dubbel twintig, snapt u.’
‘Uit welk onderdeel, majoor Klyeuvi?’
‘Keizerlijke Commandotroepen.’ Hij keek tersluiks naar haar reactie. Ze beloonde hem met vol ontzag opgetrokken wenkbrauwen. ‘Ik was een keelafsnijder, geen technicus. Daarom kon ik nooit hoger worden dan majoor. Ik ben op mijn veertiende begonnen, in deze bergen, de Cetagandanen omsingelen met de generaal en Ezar. Daarna ben ik nooit meer teruggegaan naar school. Alleen maar naar militaire trainingen. Ten slotte werd ik overbodig voor het leger.’
‘Niet helemaal, blijkbaar,’ zei Cordelia terwijl ze om zich heen keek in de schijnbaar onbevolkte wildernis.
‘Nee…’ Zijn ademhaling ging over in een zucht met getuite lippen, terwijl hij in peinzende ongerustheid over zijn schouder achteromkeek naar Gregor.
‘Heeft Pjotr u verteld wat er gistermiddag is gebeurd?’
‘Jep. Ik ben eergisterochtend bij het meer weggegaan. Heb alle opwinding gemist. Ik verwacht dat het nieuws me voor het middaguur zal inhalen.’
‘Is het waarschijnlijk dat we door… iets anders worden ingehaald?’
‘Dat zullen we moeten afwachten.’ Hij voegde daar aarzelend aan toe: ‘U moet die kleren kwijt, mevrouw. De naam vorkosigan, a. in grote blokletters op de zak van uw jasje is niet echt onopvallend.’ Cordelia wierp verdrietig een blik naar beneden op Arals zwarte uniformhemd.
‘De livrei van meneer trekt ook nogal de aandacht,’ vervolgde Kly, omkijkend naar Bothari. ‘Maar in de juiste kleren zullen jullie niet opvallen. Ik zal zien wat ik kan doen, zo meteen.’
Cordelia had buikpijn bij het vooruitzicht van rust. Een toevluchtsoord. Maar welke prijs zouden degenen moeten betalen die haar dat toevluchtsoord boden? ‘Brengt het u in gevaar om ons te helpen?’ Hij trok zijn borstelige grijze wenkbrauwen op. ‘Zou kunnen.’ Zijn toon nodigde niet uit tot verder uitdiepen van het onderwerp. Ze moest op een of andere manier haar vermoeide geest weer op gang brengen, als ze van enig nut wilde zijn voor iedereen om zich heen, in plaats van ze slechts in gevaar te brengen. ‘Dat kauwblad van u, heeft dat net zo’n soort effect als koffie?’
‘O, beter dan koffie, mevrouw.’
‘Mag ik er wat van proberen?’ Bedeesd dempte ze haar stem. Misschien was het een te intiem verzoek.
Zijn wangen plooiden zich in een droge grijns. ‘Alleen boerenpummels zoals ik gebruiken kauwblad, mevrouw. Mooie Vor-dames uit de hoofdstad zouden niet dood gevonden willen worden met zoiets tussen hun parelwitte tandjes.’
‘Ik ben niet mooi, ik ben geen dame en ik kom niet uit de hoofdstad. En ik zou op het moment een moord doen voor koffie. Ik wil het graag proberen.’
Hij legde zijn teugels op de nek van zijn gestaag voortsjokkende paard, rommelde in de zak van zijn blauwgrijze jasje en trok zijn etui te voorschijn. Hij brak een dot af, met niet al te schone vingers, en gaf het haar aan.
Ze keek er even weifelend naar, donker en bladachtig in haar handpalm.
Kly keek haar geamuseerd aan. ‘Wat bent u dan wel, buitenwereldse niet-dame?’
‘Ik ben astrocartograaf geweest. Toen kapitein van een Verkenningsschip. Toen soldaat, krijgsgevangene en voortvluchtige. En daarna echtgenote, en toen moeder. Ik weet niet wat ik hierna zal worden,’ antwoordde ze naar waarheid, met de pruim in haar mond.
‘Moeder? Ik heb gehoord dat u in verwachting was, maar… hebt u de baby niet verloren aan soltoxine?’ Hij keek in verwarring naar haar middel.