‘Heb jij al wat geslapen?’

‘Een paar uur, geloof ik.’

De thee moest wachten terwijl Cordelia de keizer meenam de heuvel af naar Kly’s gemakhuisje. Gregor trok zijn neus op en keek onzeker naar de wc-pot van volwassen formaat. Terug op de veranda van de blokhut zorgde Cordelia ervoor dat hij zijn handen en gezicht waste bij een gedeukte metalen wasbak.

Toen ze haar gezicht droog en haar beeld helder had geveegd met een handdoek, bleek het uitzicht vanaf de veranda magnifiek te zijn. Het halve district van de Vorkosigans leek beneden hen uitgespreid te liggen, de bruine heuvels en de groen-met-geel gevlekte, bewoonde vlakten daaronder. ‘Is dat ons meer?’ Cordelia knikte naar een zilveren glinstering in de heuvels, vlak bij de grens van haar gezichtsveld, ‘ik geloof het wel,’ zei Bothari, die zijn ogen tot spleetjes kneep. Wat ver, om te voet zo snel te zijn gekomen. Wat angstwekkend dichtbij, in een lichtvlieger… Nou ja, je kon in elk geval zien wat er aankwam.

De warme grutten met stroop, geserveerd op een wit bord met een barst erin, smaakten heerlijk. Cordelia goot kruidenthee naar binnen en besefte dat ze gevaarlijk uitgedroogd was geraakt. Ze moedigde Gregor aan te drinken, maar hij vond de scherpe smaak van de thee niet lekker. Bothari leek bijna overweldigd door schaamte dat hij geen melk uit de lucht kon toveren op verzoek van zijn keizer. Cordelia loste het dilemma op door de thee zoeter te maken met stroop, waardoor hij aanvaardbaar werd.

Tegen de tijd dat ze klaar waren met hun ontbijt, de paar borden en het bestek hadden afgewassen en het beetje afwaswater over de reling van de veranda hadden gegooid, was de veranda genoeg opgewarmd door de ochtendzon om er te kunnen zitten.

‘Kruip jij maar in bed, sergeant. Ik hou de wacht wel. Eh… heeft Kly nog suggesties gedaan over wat we moeten doen als we hier door een vijandig iemand worden overvallen voordat hij terug is? Het ziet er een beetje uit alsof de plekken om naar te vluchten op zijn.’

‘Niet helemaal, mevrouw. Er zijn wat grotten, in dat lapje bos daarachter. Een oude schuilplaats voor guerrillastrijders. Kly heeft me er gisteravond mee naartoe genomen en me de ingang laten zien.’ Cordelia zuchtte. ‘Goed. Ga slapen, sergeant, want later hebben we je vast weer nodig.’

Ze ging in een van de houten stoelen in de zon zitten, zodat in elk geval haar lichaam uitrustte, ook al deed haar geest dat niet. Ze spande haar ogen en oren in om elk spoor op te merken van een lichtvlieger of zwaardere luchtmobiel in de verte. Ze bond vodden om Gregors voeten bij wijze van geimproviseerde schoenen, en hij wandelde rond en onderzocht alles. Ze ging met hem mee naar de schuur om naar de paarden te kijken. Het dier van de sergeant was nog steeds heel kreupel en Rose bewoog zo weinig mogelijk, maar ze hadden voer in de vorm van een hooischelf en water uit een beekje dat langs de rand van hun omheinde stukje land liep. Het andere paard van Kly, een magere en gezond ogende vos, leek de paardeninvasie te gedogen en hapte alleen als Rose te dicht naar zijn kant van de hooischelf kwam. Cordelia en Gregor zaten op de trap van de veranda toen de zon haar hoogtepunt bereikte; de temperatuur was nu aangenaam. Het enige geluid in de uitgestrekte vallei, afgezien van een briesje door de takken, was het gesnurk van Bothari, dat door de muren van de blokhut weerklonk. Cordelia bedacht dat dit het meest ontspannen moment was dat ze voorlopig kon verwachten en durfde Gregor eindelijk te ondervragen over wat hij had gezien — haar enige ooggetuigenverslag — van de staatsgreep in de hoofdstad. Ze werd er niet veel wijzer van; Gregors vijl jaar oude ogen zagen heel goed wat er gebeurde, maar het waarom ontging hem. Op een hoger niveau had zij hetzelfde probleem, moest Cordelia zichzelf spottend toegeven. ‘De soldaten kwamen. De kolonel zei tegen mama en mij dat we mee moesten komen. Een van onze livreiknechten kwam binnen. De kolonel schoot op hem.’

‘Met een bedwelmer of een zenuwvernietiger?’

‘Zenuwvernietiger. Blauw licht. Hij viel op de grond. Ze namen ons mee naar de Marmeren Binnenplaats. Ze hadden luchtmobielen. Toen kwam kapitein Negri binnenrennen, met wat manschappen. Een soldaat greep me vast, en mama wilde me terugtrekken, en zo gebeurde dat met mijn schoen. Hij ging uit in haar hand. Ik had hem… vaster moeten strikken, ’s ochtends. Toen schoot kapitein Negri de soldaat neer die mij droeg, en een paar soldaten schoten op kapitein Negri…’

‘Plasmaboog? Heeft hij toen die vreselijke brandwond opgelopen?’ vroeg Cordelia. Ze probeerde haar toon heel rustig te houden. Gregor knikte zwijgend. ‘Een paar soldaten namen mama mee, die andere, niet die van Negri. Kapitein Negri pakte me op en rende weg. We zijn door de tunnels gegaan, onder de residentie, en kwamen uit in een garage. We zijn in de lichtvlieger gestapt. Ze schoten op ons. Kapitein Negri zei steeds dat ik mijn mond moest houden, dat ik stil moest zijn. We vlogen en vlogen, en hij bleef naar me schreeuwen dat ik stil moest zijn, maar dat was ik al. En toen zijn we bij het meer geland.’ Gregor beefde weer.

‘Hm.’ Cordelia zag Kareen tot in detail voor zich, ondanks de eenvoud van Gregors relaas. Dat serene gezicht, verwrongen in krijsende woede en angst toen ze de zoon die ze op de Barrayaraanse, moeilijke manier ter wereld had gebracht, losrukten uit haar greep en niets anders achterlieten dan… een schoen, van heel hun hachelijke bestaan en al hun vergankelijke bezittingen. Dus de troepen van Vordarian hadden Kareen. Als gijzelaar? Slachtoffer? Levend of dood? ‘Denk je dat alles goed is met mama?’

‘Vast wel.’ Cordelia schoof ongemakkelijk heen en weer. ‘Ze is een zeer waardevolle dame. Ze zullen haar geen kwaad doen.’ Totdat het gunstig voor hen wordt om dat wel te doen. ‘Ze huilde.’

‘Ja.’ Ze kon diezelfde knoop in haar eigen buik voelen. De inwendige beelden die ze gisteren de hele dag had onderdrukt, kwamen tot uitbarsting in haar geest. Laarzen die een beveiligde laboratoriumdeur intrapten. Die bureaus en tafels omverschop ten. Geen gezichten, alleen laarzen. Geweerkolven die breekbaar glaswerk en computermonitors van werkbanken zwiepten tot een wirwar van scherven op de vloer. Een baarmoederreplicator die ruw werd opengerukt, de steriele zegels verbroken, de vochtige inhoud willekeurig op de tegels gekwakt… Het was zelfs niet nodig om het babyhoofdje traditiegetrouw met een klap tegen de dichtstbijzijnde betonnen muur te slingeren, Miles was zo klein dat laarzen gewoon op hem konden gaan staan en hem tot moes konden drukken… Ze ademde scherp in. Alles is goed met Miles. Hij is anoniem, net als wij. We zijn heel klein, en heel stil, en veilig. Hou je mond, wees stil, kind. Ze drukte Gregor dicht tegen zich aan. ‘Mijn zoontje is in de hoofdstad, net als jouw mama. En jij bent bij mij. We zullen voor elkaar zorgen. Dat zul je zien.’

Na het avondeten, toen er nog steeds geen teken van Kly was, zei Cordelia: ‘Laat me die grot eens zien, sergeant.’

Kly had een doos met luminescentielampen op zijn schoorsteenmantel staan. Bothari brak er een en nam Cordelia en Gregor mee het bos in, over een nauwelijks zichtbaar, stenig pad. Hij vormde een spookachtig dwaallicht, met het felle groenige licht dat de staaf tussen zijn vingers verspreidde.

Het terrein rond de rotsopening wekte de indruk dat het ooit van vegetatie was ontdaan, hoewel de nieuwe begroeiing alweer begon op te rukken. De ingang werd door niets aan het oog onttrokken, een gapend zwart gat, tweemaal zo hoog als Bothari en breed genoeg om er net een lichtvlieger door naar binnen te kunnen manoeuvreren. Meteen nadat je binnen was, werd het dak hoog en weken de muren uiteen om een stoffige spelonk te vormen. Hele patrouilles zouden hier kunnen kamperen en hadden dat in het verre verleden ook gedaan, te zien aan het oeroude afval dat er lag. Er waren nissen in de steen gebeiteld die ligplaatsen vormden, en de muren waren overdekt met namen, initialen, data en grove opmerkingen.

In het midden was een koude vuurkuil met een zwartgeblakerd luchtgat erboven, waar ooit de rook door had kunnen ontsnappen. Voor Cordelia’s geestesoog zweefde een spookachtige menigte mannen uit de bergen, guerrillastrijders, die aten, grapjes maakten, hun pruim uitspogen, hun wapens reinigden en hun volgende strooptocht planden. Spionnen van de commandotroepen kwamen en gingen, geesten onder de geesten, om hun kostbare, met bloedvergieten verkregen informatie voor te leggen aan hun jonge generaal, die zijn plattegronden uitspreidde op dat vlakke rotsblok daar… Ze schudde de visioenen uit haar hoofd, pakte de lamp en onderzocht de nissen. Er leidden minstens vijf begaanbare doorgangen weg van de spelonk, waarvan drie eruitzagen alsof ze vaak waren gebruikt.

‘Heeft Kly gezegd waar deze heen gaan, waar ze uitkomen, sergeant?’

‘Niet echt, mevrouw. Hij heeft wel gezegd dat de gangen kilometers ver teruglopen de heuvels in. Hij was laat en had haast om op pad te gaan.’

‘Is het een verticaal of een horizontaal stelsel, heeft hij dat gezegd?’

‘Wat bedoelt u, mevrouw?’

‘Allemaal op een laag, of met onverwachte grote hoogteverschillen? Zijn er veel doodlopende gangen? Welke weg zouden we moeten nemen? Zijn er ondergrondse beken?’

‘Ik geloof dat hij verwachtte dat hij onze gids zou zijn, als we naar binnen gingen. Hij begon het uit te

Вы читаете De planeet Barrayar
Добавить отзыв
ВСЕ ОТЗЫВЫ О КНИГЕ В ИЗБРАННОЕ

0

Вы можете отметить интересные вам фрагменты текста, которые будут доступны по уникальной ссылке в адресной строке браузера.

Отметить Добавить цитату